| |
| |
| |
Essay
| |
| |
Een vertaalles
E.B. de Bruyn
Dumposcor crepitu digitorum et verna moratur
o quotiens pellex culcitafacta mea est.
Que de fois, quand l'esclave n'accourait pas assez
vi te au claquement des doigts du maître, la co uche
- De tekst die ik verleden week
als oefening opgaf was helaas
nog menigeen te zwaar. Men bleek
de taal nog niet voldoende baas.
Kennis der vreemde taal is eerst
vereiste in 't vak, maar evengoed
dat men zijn eigen taal beheerst
en voor 't model niet onderdoet.
Als 't bovendien gedichten zijn
die men vertaalt of weergeeft, dan
moet de vertolker dichter zijn,
althans een man die dichten kan.
Hij moet zijn tekst niet misverstaan
of wijzigen naar eigen smaak,
de perken niet te buiten gaan
die hem gesteld zijn door zijn taak
en toezien dat hij niets versiert,
verkracht, vermomt, verdonkeremaant
noch iets hineininterpretiert
of impliciet gegeven waant.
Waarom 'k hierop de nadruk leg
vandaag is wijl er een fantast
onder u schuilt, die hier slechtweg
op eigen visies ons vergast.
Hij weet zijn weetje maar te goed
en kent ook Hollands en Latijn
maar wat hij uit de doeken doet
kon wel zijn eigen voorkeur zijn.
Ongaarne lees ik u zijn tekst
| |
| |
als afschrikwekkend voorbeeld voor
van hoe men, zelf pervers behekst,
zijn dichter meesleept in zijn spoor.
Ziehier dan dit onguur product,
straks tot de prullemand gedoemd
en dat hij (onder schuld gebukt?)
toepasselijk ‘Mea Culpa’ noemt:
Hoe vaak als ik met knip van duim
en vinger in een geile luim
mijn slaafje riep en niet terstond
zijn billen aan mijn bedrand vond,
hoe vaak helaas, beken ik, was
dan niet mijn partner mijn matras!’
't Werd mij voor de ogen groen en geel!
U niet? Van het origineel
bleef in dit stuitende tafereel
haast niets, zelfs niet het vaatwerk, heel.
En nu, als president, verzoek
ik de beklaagde op te staan.
Wat voert hij uit zijn wufte hoek
ons wel tot zijn ontlasting aan?
- Ik vond het onwelriekend, plat,
meneer, esthetisch dus verdacht,
onhygiënisch, wee en nat.
Ik had iets properders verwacht.
Het leek me geen normaal proces,
Wellicht de fout van een copist
of van een monnik die expres
zich, kuis, excrementair vergist.
- En toch, het was beslist geen paap
die jou die wulpse versie gaf!
Van Pan of Satyr of Priaap
keek je die kluit perversie af!
Dàt leek je proper, geurig, net,
esthetisch, hygiënisch ook,
als 't maar niet, grieks-romeins besmet,
naar niet te noemen ontucht rook!
| |
| |
- De dichter is een vreemde snaak,
meneer, niet van die ontucht vrij
en daarom koos ik, naar zijn smaak,
voor wat gewaagde spotternij.
- Hoe groter geest, hoe groter beest,
- De tekst leek me corrupt,
die was niet altijd zo geweest
maar in een kloostercel gelubd.
Hij moest hersteld, geëmendeerd,
ontpleisterd als een palimpsest,
en wie het slimsts conjectureert
die slaagt in dit bedrijf het best.
- Dat jij je reeds geroepen voelt
tot conjectuur en tekstkritiek
zal, als je geestdrift wat bekoelt,
voorbarig aandoen en komiek.
Ga voort en deel ons duidelijk mee
hoe tussen eerlijk vat-van-tucht
en vat-van-ontucht, tussen plee
en lupanar jij de afstand overbrugt.
- Die afstand was per slot nooit ver,
plee en bordeel zijn broer en zus,
het scheelt tekstkritisch maar een r
en het bordeel komt uit de bus.
Dan blijkt de spreker niet een pot,
ook de behoefte toont verschil:
de slaaf, steeds even traag, wordt tot
schandknaap verpand aan 's meesters wil.
En de matras is geen rivaal
meer van een pot maar substituut
van wat de schandknaap strikt legaal
moest presenteren bij statuut
| |
| |
van die verdorven fantasie!
Geef antwoord op hetgeen ik vroeg,
een zaak van puur filologie.
- Poscor dan scheen me apocrief.
Een pot die spreekt of wordt begeerd
lijkt perzisch leengoed. Dit passief
moest absoluut gecorrigeerd.
- Merkwaardig toch met welk gemak
een voorkeur voor een andere wijkt!
Je had voor 't passief juist een zwak
naar uitje vunze versje blijkt.
- Actief en passief vindt men bei
vermengd, meneer, of zij aan zij.
‘Lijdende vorm’ dat klinkt verwijfd
in sex- maar soms in spraak-kunst niet
daar een deponens net bedrijft
waar de ‘bedrijvende’ in voorziet.
In sex bestaan ze evengoed,
ambivalent... meer bi dan am...
- Stop met wat niet terzake doet!
Zeg hoe je tot het actief kwam!
- Wel, ik las posco en verstond
daaronder vernam als object
(hoewel moreel wat ongezond).
Maar was de kwantiteit gedekt?
Ja, want de Co van Pos blijft lang
omdat hij 't van nature is
en de natuur gaat steeds haar gang.
Of had ik het hier toch nog mis?
Enfin, geheel te goeder trouw
(want in de geest van de auteur)
kreeg, als ik 't achteraf beschouw,
het dichtstuk andere kleur en geur.
| |
| |
- Nu, je tekstkritische betoog
schijnt onaantastbaar en misschien
schuilt er in jou een filoloog.
Een moralist kan ik niet zien.
Maar 't is vergeefs wat je verzon
sinds de poeet je logenstraft,
de regels zijn een xenion
van 't soort dat hij bij stapels schaft.
Voor weinig geld schreef hij, terstond
de klant bedienend op zijn wenk,
voor wie iets aan een ander zond
een distichon bij het geschenk.
Hij gaf ze in twee bundels uit
waar boven elk zijn titel staat
en uit de titel hier besluit
men dat het over... huisraad gaat.
Wat jij (een wens vertolkend?) voor
fondante warme.. nates houdt
is slechts een aarden kwispedoor,
een voorwerp even hard als koud.
In wetenschappelijke taal
als bij Buffon te vinden is
draagt het vanouds binominaal
de naam Matella fictilis.
En daar het een geschenk betreft
wordt het hier sprekend opgevoerd,
nachtspiegel die zijn rol beseft
en zijn cliënt intiem beloert.
Hij weet, dat als de luie slaaf
niet snel genoeg hem onderzet,
de meester zijn urgente gaaf
haast willoos wegschenkt aan zijn bed.
Meer dan de meester of de knecht
laakt hij dan, in zijn eer gekrenkt,
de wolzak die hem heeft ontrecht
en van zijn erfgoed is doordrenkt.
En hij betreurt dat een matras
(hij ziet haar heus niet als maîtresse)
zijn ‘pellex’, mededingster, was.
En dat is voor vandaag de les.
| |
| |
- Meneer! Meneer! Nog een minuut!
't Is juist, ik maakte een slechte beurt
met die maîtresse en dat statuut.
Zelf heb ik 't nu ook afgekeurd.
Pardon... nog maar een ogenblik,
ik was het aan 't veranderen... Hoor,
't wordt goed... nu nog de titel... ik
Hoe vaak als ik met knip van duim
en vinger in gespannen luim
ontboden werd en niet terstond
mijn schuimende bestemming vond
omdat een slaaf die half nog slaapt,
treuzelt en talmt en geeuwt en gaapt,
hoe vaak werd dan niet een matras
mijn mededingster naar de plas!’
- Ja, dat is beter. Ja, dat kan.
Als je vertaalt, heb dan 't fatsoen
niet schunniger of leuker dan
je tekst al is te willen doen.
Alleen, het lijkt me wat te lang,
breedsprakig voor een distichon.
Schoon maniacale kortheidsdrang
(als dit hier) ook de prijs niet won:
‘Hij roept, hij klapt, geen klootzak komt.
Hij barst, en pist in bed verdomd.’
De dichter is hier gans verstomd,
tot dwerg verminkt, als nar vermomd.
Maar 't kan ook te poëtisch zijn
en dat is even schots en scheef,
al mag 't nog zo esthetisch zijn.
Hoor, wat, ontroerd, een dame schreef.
't Loopt over van melancholie
wat zij melodisch samenlijmt.
het druipt van rijm en poëzie,
ja zelfs de titel is berijmd:
| |
| |
‘De vaas, verweduwd in de nacht,
schreit zuchtend hier haar droeve klacht.
Hoe vaak, als manlief naar mij smacht
maar op zijn roep geen dienstknecht acht,
oogst niet zijn sponde al de pracht
der gouden straal mij toegedacht!’
Geen commentaar! Stil, wie daar lacht!
Te lang verdunt, te kort verstikt
te fraai verslapt. Waar ligt de keus?
Is dit soms in de roos gemikt?
Of is het weeig en precieus:
‘Hoe vaak, als ik met vingerknip
verlangd word van een trage slaaf,
slurpt niet het bed met valse lip
de toch voor mij bestemde gaaf!’
Die valse lip die slurpt (en wat!)
dankt, vrees ik, rijmnood haar bestaan.
Toch doet zij bij 't jaloerse vat
burlesk en tragi-komisch aan.
Ziedaar. Ik schenk u heel de rest
voor heden. Sorry. Hora est.
Aigeciras, oct. '78
|
|