De Tweede Ronde. Jaargang 2(1981)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Sonnetten voor S. Peter Verstegen I Wie het niet aankan om zich te bevrijden Als banden knellen, heeft zichzelf verzaakt. Maar banden krijg je niet op maat gemaakt: Een losser band is beter dan een scheiding. Wat Stoïcijnse filosofen zeiden: Dat elke binding ons tot slaven maakt, En dat je nooit aan eenzaamheid zal lijden Als je jezélf genietbaar hebt gemaakt, Is een perversiteit: volg de natuur. Liefde en haat delen met de geliefde Die jouw hart openhaalde, die jij griefde. ‘Waren we maar vast oud,’ heeft ze gezegd. Maar helpt dat echt? Pas in het stervensuur Wordt alle droesem uit je ziel gedregd. [pagina 50] [p. 50] II Je had een verbond gesloten met haar: We zouden elkaar oud zien worden, elkaar De meerwaarde van samenleven En onze lijfWarmte geven. Zij was degeen die ernaar wist te leven, Bij jou knapte er iets uit elkaar, En op een dag was je weer twintig jaar, En wat zij deed, vond je, was aan je kleven. Je zei dat je evenveel van haar hield, Maar dat het zo met ons niet door kon gaan. Dezelfde dag was je bij haar vandaan. En het is waar: je speelde weer buiten, Je liep langs de straten te fluiten, En het deerde je niet dat je iets had vernield. [pagina 51] [p. 51] III Je brak met haar die je het naaste staat; Je voelde je superieur, titanisch: I ronisch als degeen die in die waan is Een mankepoot is die zijn kruk stukslaat. Twee psychiaters zeiden: ‘Hij is manisch, Een stadium dat wel weer overgaat, Maar dan vaak in het tegendeel omslaat.’ Je vond ze niet goed snik. Nu ben je panisch Dat zij je niet meer wil en niet vergeeft Dat je haar hebt vernederd en beledigd, Dat ze je domweg niet meer nodig heeft. Ze heeft je tegen anderen nog verdedigd: ‘Hij is zichzelf niet.’ ‘Daarom hoef jij,’ zei men, ‘De scherven van zijn leven niet te lijmen.’ [pagina 52] [p. 52] IV Je bent een huis dat haast is ingestort, Maar overeind blijft staan doordat de muren Nog kunnen steunen op hun naaste buren. Van buiten zie je niet wat er aan schort. Maar 't dak is lek, de kachel is kapot, De wanden binnenshuis vertonen scheuren, De boel verzakt: er moet zoveel gebeuren, Inwendig, dat je er moedeloos van wordt. Er is maar één hoop: dat de makelaar (Een droomvrouw die met huizen toveren kan) Zich wil ontfermen over 't wrakke pand. Maar waarom zou ze, want er staan voor haar Voldoende heel solide huizen klaar, Waar ze naar hartelust mee makelen kan. [pagina 53] [p. 53] V Zoals ik van haar hou - ik geef het namen: Warmte, verstandhouding, vertedering, Vermengd met trots, en de herinnering Aan hoog en laag tij van ons leven samen: Landen bereisd en wat wij tegenkwamen, Wat we begroeven, ter bezegeling; En de vertrouwdheid: uitzicht door de ramen Dat nooit verveelt; onze hereniging. Er was iets misgegaan en ik werd wild; Wat ons bond knelde, vond ik, en moest stuk. Ik bleef vier maanden weg en kwam terug. We vieren het nog steeds: 's nachts -lust gestild - Slapen we buik aan lange, lieve rug: Mijn hand rust tussenbils: dit is geluk. Vorige Volgende