slank zo mooi vond, nog niet dronk omdat ik toch al zoveel op had, nog niet de stank zocht omdat de zoete geuren verdwenen waren, nog niet de plastic roos afstofte...
Rustig. (2x)
De laatste leerlinge.
Ik legde haar boekenlijst voor me neer en bestudeerde de titels. Ze kwamen me bekend voor, maar ik kon er niets mee beginnen. Het klaslokaal was een grote, houten kist vol met vragen, maar de vragen waren op en ik zat op de bodem van de kist. Rondom werden vuren gestookt, zodat de lucht binnen dun en heet werd. Ieder moment konden nu de droge wanden met één doffe klap in brand slaan. En in deze hel zat ik, tegenover een ander mens, een vrouw; bijna.
Ik dacht aan mijn hond die nu achter in mijn auto lag te stoven en te verstrammen; lichtjaren ver verwijderd, in een eeuwige duisternis.
Ik staarde naar mijn handen.
Mijn handen, die al zoveel hadden aangeraakt, zoveel waarvan ze, bij nader inzien, beter hadden kunnen afblijven. En mijn ogen die ernaar keken.
Mijn ogen, die alleen nog maar bij nader inzien konden waarnemen.
Mijn hart dreunde moedeloos voort, diep in mijn borstkas.
Ik stelde me voor hoe ze die morgen was opgestaan, ongeveer toen ik me in Haarlem stond te scheren. Ze was niet nerveus geweest, waarom zou ze; ze had immers alles gelezen en begrepen? Ik zag hoe ze zich waste en schone kleren aantrok, op weg ging naar school. Net als ik.
Ik begon in het Engels te zwetsen en vroeg, geloof ik, of ze nerveus was, terwijl een golf hete schaamte naar mijn gezicht steeg.
Ik moest haar ondervragen.
Wat een belediging!
Ik keek haar hulpeloos aan.
Ze droeg een lichtbruin khaki overhemd.
Onder haar oksels zaten zwarte plekken transpiratie.
Ze glimlachte.
Ik wilde haar oksels schoonlikken en haar om vergiffenis smeken...