Ik begin de wandeling. Het is laag water. De bescheiden golfjes laten brede stroken strand onberoerd waarop, tussen plastic flessen en gelaagde inktvisschelpen, de tekenen van haar leven terug te vinden moeten zijn: indrukken van haar kleine voeten in het zand, een brief in een fles verzonden.
Ik keer het hotel, aan de zuidkaap, de rug toe en wandel naar Amfitreon, zes kilometer noordelijk. Soms sta ik stil, scherm de ogen af en kijk over zee tot waar het grijze Kritos de flauwe bolling van de horizon verstoort. Er is teveel licht om het nietig silhouet van haar bootje op te merken.
Soms raap ik een schelp op en druk die tegen mijn oor, in de hoop dat het ruisen iets opheldert over haar verdwijning. Boven mij krijsen de meeuwen: zij zijn haar gevolgd, kennen haar geheim, hebben wellicht de grijsfluwelen ogen uit hun kassen gepikt. Een bord, afgebladderd door zeewind, toont de overblijfselen van een verbod op naakt zonnebaden. Het was dát verbod, een jaar geleden nog goed leesbaar, dat haar ertoe bracht weg te roeien.
Ze kan vergaan zijn, gezonken, op een klip geslagen, verdronken. Maar haar kleding, de khaki broek die om haar heupen spande, het T-shirt met daarop de naam van een door haar nimmer bezochte universiteit moeten zich hebben losgemaakt van haar ontbindend lichaam en hadden geen andere keus dan zich op de stromingen te laten terugdrijven naar het eiland. Een jaar lang zoek ik al naar dat teken. Een jaar lang negeer ik de smeekbeden om terug te komen naar Nederland.
Dan vind ik het, vlak bij kaap Amfitreon. Het is veel-, nee alleszeggend, zij het voor tweeërlei uitleg vatbaar. Ik ontdek tien kleine, purperen schelpen, schelpen als porfier, sierstenen van sarcofagen, gerangschikt naar afnemende breedte in twee groepjes van vijf. Ze liggen op de omtrek van twee halve cirkels, die ongeveer zestig centimeter van elkaar verwijderd zijn. Haar nagels, waarop ze de laklaag met zoveel zorg had gerestaureerd voor ze uitvoer. Nu weet ik waarom. De aarde is haar sarcofaag en ze rust vertikaal in het zand. Misschien, misschien zijn die nagels boven gekomen omdat zij een vertwijfelde poging doet zich uit te graven. Maar evengoed kan het zijn dat straks een nieuw aangevoerd laagje zand haar definitief zal onttrekken aan mijn wanhopige blik.