De Tweede Ronde. Jaargang 2(1981)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Waterproef Peter Verstegen Een ziedende rivier; hier kan geen plant Zich staande houden; aan weerskanten van Dit water danst de groene haag van 't vloedbos Onder een schelle hemel die van hitte Trilt; willoos wordt de drenkeling meegesleurd, Vechtend om lucht. Het is geen waterval waar dit geweld Op aanstuurt; de rivier gaat ondergronds En trekt hem mee, maar eer hij stikken kan Mondt hij in zee uit, met het water dat Hem voerde, en als hij weer bovenkomt Voelt hij de kolk. Vlak voor hem draait in een nog wijde boog Een plat stuk drijfhout waar hij veiligheid Op vinden wil door zich erop te hijsen; Het drijfhout blijkt het blad van een bureau, Blank uitgebeten, nog compleet met poten; Daardoor stabiel. Een boomstam dichter bij het middelpunt Waar alles neergezogen wordt, draait sneller in een kleinere kring; hij schat de tijd Die hem nog rest met wat geluk op vijf Minuten en werktuiglijk zuigt hij zich Met adem vol. Dan hoort hij boven het gedaver van Het water uit een stem: hoog op de rots Ziet hij haar staan, zij roept zijn naam en wijst Op een tros touw die aan haar zijde hangt En die ze neer begint te laten naar Zijn tollend vlot. [pagina 72] [p. 72] Het touw is lang genoeg en als het op Zijn hoogte is, komt hij half overeind En grijpt het einde vast en zwaait op 't hout In korte rondjes aan die reddingslijn, En zij probeert hem op te hijsen, maar Hij is te zwaar. En dan heeft zij haar einde om een rots Gesnoerd, en nu moet hij proberen om Te klimmen, maar hij heeft de kracht niet meer. ‘Maak je vast aan het touw, dan haal ik hulp,’ Roept zij; hij knoopt een lus waar hij zijn armen en hoofd doorsteekt. 't Is net gelukt of onder hem verdwijnt De tafel en nu zwiert hij aan zijn lijn Voor het schuimbekkend water tergend rond, Maar 't water, weet hij, stijgt met het getij, Daarmee de vrees - was van zijn reis droomafwaarts Het open eind. Vorige Volgende