De Tweede Ronde. Jaargang 2(1981)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Drie gedichten Jean Pierre Rawie No Second Troy Ik heb een vrouw bemind, die best een tweede Troje zou verdienen, en die door drank en heroïne onder mijn ogen werd verpest. Tot ziekbed kromp het liefdesnest, en ik zou zachtjes willen grienen, omdat alleen dit clandestiene sonnetje van ons tweeën rest. Zo'n veertien regeltjes waarmee je een tipje van de sluier licht, wat zout om in de wond te wrijven. Wat zijn dat toch voor waanideeën, dat je, verdomd, in een gedicht ‘de dingen van je af kunt schrijven’? [pagina 67] [p. 67] Allerzielen Wij raken op het peilloos kwaad van deze eeuw niet uitgekeken en zijn ook zelf in staat gebleken tot schoftenstreken en verraad. Het heeft geen zin en is te laat over elkaar de staf te breken, en dan, wat is dit vergeleken bij wat ons nog te wachten staat? Maar, weeskinderen van de tijd, raken wij nooit het heimwee naar de geheime zin der dingen kwijt, die men eenmaal in alles zag, toen al die doden in de aarde nog wachtten op de jongste dag. [pagina 68] [p. 68] Nawoord Wat is geworden van wat ons te doen stond en voor ogen zweefde? Het meeste was vergeefs; aanstonds zijn wij vergeten dat wij leefden. Dat wij de wereld niet verlosten lag voor de hand, maar wat vermocht het weinige dat elk ten koste van rust en van geluk bevocht? Wat geeft het of wij op de tocht die wij tezamen grafwaarts maakten allengs meer aan elkaar verknocht of op elkaar gebeten raakten? Aanstonds krijgt elk zijn eigen kist en wordt verbrand of wordt begraven, en alles wordt weer uitgewist waar wij hartstochtelijk om gaven. Vorige Volgende