De Tweede Ronde. Jaargang 1
(1980)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Over het vertalen van Poesjkins
| |
[pagina 130]
| |
betekent een beetje ‘ieder afzonderlijk’. Al is het verschil tussen ‘ik wandel elke dag’ en ‘ik wandel alle dagen’ niet zo groot, toch betekent ‘elk zegt’ niet hetzelfde als ‘allen zeggen’ of ‘iedereen zegt’. Je zegt trouwens nooit ‘elk zegt’. Je komt dan vanzelf terecht in iets als Iedereen zegt: er is geen recht op aarde of Men zegt altijd: er is geen recht op aarde. Van die twee varianten verdient de eerste de voorkeur omdat de vertaling exacter is. Er staat in het Russisch niet govorjat vsegda, maar vse govorjat. ‘Rechtvaardigheid’ en ‘gerechtigheid’ vervallen ook allebei omdat ze te lang zijn, tenzij je vse govorjat onvertaald laat en zegt Er is op aarde geen gerechtigheid. Maar pravda is een zo ‘breed’ woord dat recht, rechtvaardigheid en gerechtigheid er alle drie min of meer in passen, en dan is het onnodig om een deel van de regel onvertaald te laten of naar de volgende regel door te schuiven. We gaan er nu eenmaal van uit dat we vertalen: de auteur heeft het zo gezegd en wij proberen het zoveel mogelijk ook zo te zeggen en niet anders. Alleen als het niet anders kan zeggen wij het anders. Verder was het opmerkelijk dat over poëtische zaken een vrij grote mate van eenstemmigheid mogelijk was in een gezelschap dat naar leeftijd, literaire belangstelling, afkomst nogal heterogeen was en eigenlijk alleen maar bijeengehouden werd door studierichting (Slavische talen met Russisch als hoofdvak) en aardigheid in vertalen. Zo zouden we, als we Mozart en Salieri hadden vertaald in plaats van De stenen gast, het er waarschijnlijk over eens geworden zijn dat in Iedereen zegt: er is geen recht op aarde het rijm zegt-recht een beetje storend werkt, maar toch ook weer niet zo erg storend. (Het laten staan van zo'n storing heeft dan soms weer een naieveteitseffect zoals in de regels van Gorter: ‘Alleen de mens is schuldig / Neen, hij is ook onschuldig’. Ook zouden we het er over eens geweest zijn dat als er in het Russisch staat Vse (allen) govorjat (zeggen): net (er is niet) pravdy (gerechtigheid) na (op) zemle (aarde), dat je dan de kans niet ongebruikt voorbij moet laten gaan om alles in precies dezelfde volgorde te zeggen. Ook zouden we het er misschien over eens geworden zijn dat onze vertaling van die eerste regel conversationeel begint en plechtig eindigt: Iedereen zegt: er is geen recht op aarde. | |
[pagina 131]
| |
Tijdens onze besprekingen raadpleegden wij telkens twee bestaande Nederlandse vertalingen: die van Aleida G. Schot en die van Charles B. Timmer. Toen we al een eind onderweg waren vond ik thuis het machineschrift van een vertaling die ik tijdens de oorlog gemaakt had, zodat we daarna met drie bestaande vertalingen werkten. Onze regel was dat deze drie vertalers geacht werden deel uit te maken van ons collectief. Wij deden geen moeite onze vertaling van de hunne te doen afwijken. Als wij vonden dat een hunner een regel onverbeterlijk goed had vertaald, dan namen wij die vertaling over. Dat gebeurde overigens niet vaak. De hierboven gegeven beschrijving van de democratische regels volgens welke onze keuze tot stand kwam kan de vraag doen rijzen naar de echtheid van die democratie. Een docent heeft - dat is althans te hopen - een zeker overwicht over zijn studenten. Heb ik dat overwicht gebruikt om mijn voorstellen erdoor te drukken? De vraag is voor mij moeilijk te beantwoorden en voor mijn studenten nog moeilijker. Een bevestigend antwoord zou mij immers tot een dwingeland en mijn studenten tot gedweeë volgelingen maken. Ten gunste van een ontkennend antwoord pleit, dat een door mij voorgestelde of gesteunde variant nogal eens, al of niet onder hoongelach, verworpen is. Ook zou ik niet zoveel jaren een vertaalcollege gegeven hebben als ik van studenten alleen teruggekregen had wat ik ze zelf had voorgezegd: ik heb nooit begrepen welk soort bevrediging een docent in dat soort activiteit kan vinden. Daar staat natuurlijk tegenover dat mijn invloed op de vertaling groter geweest is dan die van enige andere deelnemer, niet zozeer wat de voorgestelde varianten betreft als wel wat betreft de manier van vertalen. Van het begin af aan heb ik duidelijk gemaakt dat op mijn vertaal-college vertaald wordt ‘wat er staat’, dat wil zeggen dat wij, binnen redelijke grenzen natuurlijk, zo dicht mogelijk bij het origineel blijven, dat wie Skazal on met ‘zei hij woedend’ wil vertalen omdat uit de contekst blijkt dat de spreker woedend is, of met ‘blafte hij’, omdat de spreker zich nogal onbeschoft uitdrukt, beter meteen op kan stappen en zelf een college ‘creatief vertalen’ kan beginnen. Dat geldt ook voor hen, die eine keuchende Lokomotive niet met een amechtige of hijgende | |
[pagina 132]
| |
of puffende of hijgende en blazende lokomotief willen vertalen, maar met een ‘lokomotief met rokershoest’, omdat hij denkt dat je bij het vertalen vooral vlotte, hedendaagse uitdrukkingen moet gebruiken. Wat dat ‘hedendaagse’ betreft: je hoort en leest nogal eens dat de taak van de vertaler vooral hierin ligt dat hij het te vertalen werk in ‘hedendaags’ Nederlands moet overzetten. Ik heb de nadruk op die eis nooit begrepen. Immers iemand die Anna Karenina in het Russisch leest, leest een tekst die geschreven is in het Russisch van meer dan honderd jaar geleden. Waarom moet een Nederlandse vertaling van dat boek met alle geweld gesteld zijn in het Nederlands van 1980? Het lijkt me juist ideaal voor een Nederlandse lezer die geen Russisch kent om dat boek te lezen in een volmaakte vertaling, gemaakt in 1880. Dan komt de Nederlandse lezer van 1980 het dichtst bij de Russische lezer van 1980, die immers ook een honderd jaar oude tekst leest. Alleen die vertaling uit 1880 kan nu niet meer gemaakt worden, omdat er geen vertaler meer bestaat die die taal als zijn moedertaal beheerst. Wij gingen bij het vertalen uit van de gedachte, dat wij deze honderdvijftig jaar oude - sinds mijn oorlogsvertaling veertig jaar ouder geworden! - tekst getrouwelijk moesten overzetten in onze eigen taal, in ons geval in de taal van een groep Nederlanders, geboren tussen 1921 en 1955. Wij streefden er naar geen ‘gedateerde’ woorden en uitdrukkingen te gebruiken, oude of moderne, maar een Nederlands dat door een Nederlander uit 1880 begrepen zou worden en ook door een Nederlander van 2080. Het eerste is niet meer, het tweede nog niet te controleren, maar we probeerden het. Ook probeerden we streek-, familie- en milieuwoorden te vermijden. Als bleek dat een woord of uitdrukking aan een onzer onbekend was of alleen bekend in een andere betekenis, dan trachtten we dat woord in onze vertaling te vermijden. Verder is het misschien interessant te weten dat het deelnemen aan dit college niet meetelde voor enig examen en dat het nooit in mij opgekomen is dit werk als een ‘projekt’ aan te melden. Het leek mij goed dat er hier en daar aan onze universiteiten hoekjes overblijven waar beoefenaren der wetenschap onder elkaar kunnen zijn. | |
[pagina 133]
| |
Don Juan
|
|