Over Marina Tsvetajeva
Charles Timmer
Marina Ivanovna Tsvetajeva (1892-1941) behoort samen met Anna Achmatova tot de grootste Russische dichteressen van de 20ste eeuw, liever, van alle tijden, immers, de 18de en 19de eeuw kenden in Rusland geen vergelijkbare namen.
Haar vader was professor aan de Moskouse universiteit, haar moeder, van Duits-Poolse afkomst, was pianiste. Marina Tsvetajeva begon in 1910 te publiceren. Later, in de jaren dertig vooral, is zij proza gaan schrijven. Iosif Brodski, de bekende dichter uit Leningrad, noemde Tsvetajeva's proza eens, met een parafrase op Clausewitz: ‘de voortzetting van poëzie met andere middelen’. Hetgeen niet wil zeggen dat Tsvetajeva ‘poëtisch proza’ schreef. Verre daarvan: het is een proza pur sang, maar wel kenmerkt het zich door wat men een ‘extra dimensie gevoeligheid’ zou kunnen noemen. Opmerkelijk namelijk voor dit proza is dat het niet met een pen lijkt te zijn geschreven, maar met voelsprieten. Voelhorens die het woord zorgvuldig aftasten op zijn smaak, kleur, vorm, klank, inhoud om het daarna in de regel te plaatsen waar het hoort en het een speciale Tsvetajeviaanse zin te geven, een ‘verrijking door de context’, kan men zeggen, waardoor er een zeer persoonlijk, evocatief element aan het proza wordt toegevoegd. En er is nog iets: al het proza van Marina Tsvetajeva is autobiografisch: uiteraard zijn dat haar jeugdherinneringen, maar ook de portretten die zij geeft van tijdgenoten-dichters en schrijvers als Majakovski, Pasternak, Rilke, Mandelsjtam, Andrej Bjelyj e.a. - het is alles vu à travers un tempérament en wel het soms heftige, alle nuances registrerende temperament van de schrijfster. Haar portretten zijn subjectief, maar juist daardoor van een uitzonderlijke penetrantie. Wie haar portret van Andrej Bjelyj ‘Een geest in ketens’ heeft gelezen kan zeggen dat hij een onvergetelijke ontmoeting heeft gehad.
Marina Tsvetajeva's Herinneringen zijn bijna uitsluitend de herinneringen van een klein meisje van 4-9 jaar aan haar wereld, dat