Het tweede deel van de nieuwe Overtoompsze markt-schipper, of vermaakelyke Leidsze Kaag
(ca. 1760)–Anoniem Tweede deel van de nieuwe Overtoompsze markt-schipper, of vermaakelyke Leidsze Kaag, Het– AuteursrechtvrijZynde Vercierd met de allernieuwste en aangenaamste Melodyen en Gezangen
Stem: Van ’t Feest van Bacchus.GY die zomtyds een Flesje koopt
En by de mooije Meisjes loopt
En daar verstuit u Been,
Als het gaat in ’t gemeen:
Gy hebt daar maar geen vreeze voor:
Gaat dan by een Meester op ’t spoor,
Die zal u wel voor braaf wat moos,
Wat Drankjes geeven en een Doos
Met Pillen in ’t Gat,
Daar mee word gy rad.
’t Is voor de Amsterdamsze Ieugd,
De grootste Pret en meeste Vreugd,
Als zy driemaal ter Week,
Gaan by daar ’t haar geleek:
By Koo de Slaaf of Amarens
En van meer ander zulk gespens:
By mooije Barent of by Frans,
Om daar te doen een Plugge Dans:
| |
[pagina 48]
| |
Dan roept men met vreugd,
Dit Spel doed ons deugd.
En als men dan een Plugje Danst:
Of Minnewet, ’t zy Pools of Frans:
Met Aal of kleine Koos:
De droes dan is men groos:
Dat zyn de Katjes van de Baan:
Daar moet een ander stil voor staan:
Een ieder kykt met open Mond:
Elk Voetje net komt op de Grond:
Maar zyt gy wat fyn:
Dan is het Geef Wyn.
En als het Dansje is gedaan:
Dan ziet men al de Glaasjes staan
En schoon Koo is verblyd:
Roept het is een slegte Tyd:
t’Za hoesee Heeren uit de Baan
En spreektze dan Vriendelyk aan;
In ’t Frans, in ’t Engels of in ’t Spaans,
Of ook wel in ’t Mahometaans:
Dog meest is het besluit:
Uw Flesje is uit.
En als zy dan na Huis toe gaan:
Zo spreekt men een der Nimphjes aan:
Dan is ’t, ô! ja myn Heer:
Uw byzyn is myn Eer:
Dan brengt zy u by Pis in ’t Bed:
By Griet van Slooten, Anna Pinet:
Truy Kalders, of Hoogduitsze Griet:
By Leen de Boggel, Angeniet
En nog meer zulk Vee:
Men slenterd daar maar mee.
Ik zeg niet hoe men daar de Tyd
In duur gekogte Vreugd verslyt
En of men anders hoord:
| |
[pagina 49]
| |
Als meenig zinneloos woord;
Goe Avond, ja je wil wel zo,
Myn Heer, hoe vaard uw kleine Koo?
Wat zou ik doen, ik was alleen,
Of ik geloof van ja of neen
En meer zulk een Praat,
Die geen droes verstaat.
Die geen die daar zyn Engelin,
Verzoeken wil om ’t spel der Min,
Want dat is heel gemeen,
Zo ’t niet gaat buiten reen.
Dan is ’t Papa een Pop de Vles,
De Nimph een Uil, De Meid een zes,
Een Nagt-Zoen en op Straat vergist
En zo myn Rekening dan niet mist,
Na drie Daagen Tyd,
Vervloeken zy de Meid.
|
|