Het tweede deel van de nieuwe Overtoompsze markt-schipper, of vermaakelyke Leidsze Kaag
(ca. 1760)–Anoniem Tweede deel van de nieuwe Overtoompsze markt-schipper, of vermaakelyke Leidsze Kaag, Het– AuteursrechtvrijZynde Vercierd met de allernieuwste en aangenaamste Melodyen en Gezangen
[pagina 46]
| |
Stem: Men ziet nu veel Meisjes Zwieren.MEn ziet nu veel Meisjes loopen,
Weer na de Besteedster toe,
Om een nieuwe Huur te koopen,
Want de oude zyn ze al moe:
Met Hoepel-Rokken,
Om niet te jokken,
Gaan zy zeer kant,
Gaan zy zeer kant
En daar toe een Muts met Slippen,
Dat is alles na de Crant.
Men ziet ze overal Vergaaren,
Met heele Troppen by elkaar,
Dan gaan zy het elkaar Verklaaren,
d’Een Woond by een Weeuwenaar:
Daar kruipt zy by onder,
Dog ’t is geen wonder,
Dat zy zyn Net,
Dat zy zyn Net,
Want zy Slaapen by ’t Weeuwenaartje,
’s Nagts op ’t zagte Pluime Bed.
Daar streeld hy dat zoete Meisje,
Want het is ook na haar zin,
Dat zy speelen dan een reisje,
’t Zoete spelletje van de Min:
Komt daar van een Kindje,
Zo zeidze myn Vrindje,
Dat ’s na de Trant,
Dat ’s na de Trant,
De Besteedster zal ’t wel stuuren,
Zo aanstonds na Waterland.
De Mey-Tyd is nu op handen,
Hoe meenig ziet men treeden gaan,
Die vast knoopen d’Egte Banden,
Al waaren zy met Kind belaan,
By hunne Heeren,
Ik wil zweeren,
Als ’t myn Wyf waar,
Als ’t myn Wyf waar,
Zy zou het moeten zeggen,
Wie van het Kindje was de Vaar.
Ik zag laatst twee Meisjes Praaten,
Die het hadden wonder drok,
Den een die zey,
Ik laat nu maaken
Een nieuwe Hoepel in myn Rok;
Ik zal nog krygen,
’k Wil ’t niet verzwygen,
Dan my-
| |
[pagina 47]
| |
nen Heer,
Dan mynen Heer,
Nog een nieuwe Muts met Slippen
En veel andere Dingen meer.
Daarom gy Ionkmans kloeken,
Wagt u voor dat Gespuis;
Wilt liever na een ander zoeken,
Want zy zyn u maar een kruis;
Zy zullen u Kroonen,
Met Hoorens schoone,
Die staan heel raar,
Die staan heel raar
En een ander maakt het Kindje,
Gy gaat evenwel voor Vaar.
|
|