Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 7(1901)– [tijdschrift] Tweemaandelijksch Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 276] [p. 276] Gedichten door Aug. Peaux. Vervallen woning. Zon alleen en zwoele zomer, de brandnetel een eenzame droomer onder de grijze planken die 't venster sluiten, tegen de blanke muren buiten. Verlaten is de witte woning een wildernis en klaproos koning: een herdersvorst met staf en tasch, over wollige schapen van pluimengras. [pagina 277] [p. 277] Roode mantel, verschoten koningspracht, een uit het groote nomadengeslacht, een arme heiden zijn vorstendom uit de oude tijden droomt hij weerom. Een avond. De boomen die in dezen avond staan bewegen alleen hun dunne twijgen, zij raken den avond niet aan, die zoo hoog blijft zwijgen. Een boom vangt een ster in zijn donker loover en wolken vangen sterren, de wilde wind danst over de beek en 't water lokt maanglans van verre. Kinderspel is het in een groote zaal van avondeenzaamheid en tot den avond dringt niet hun kindertaal en het gedruisch van hun vroolijkheid. Deze avond is zoo stil geweest, van zoo vochtigen dauw bedropen, zoo eenzaam en zoo verweesd met zoo wijde oogen open. [pagina 278] [p. 278] Als toen. Wat blauw en wat wolken die blank staan stil boven de duinenlijn, de bogen van duinhelm die rank gaan rijzen uit wiegend gedein. In 't voetpad de zandige sporen van 't karrewiel, breed en zoo diep; ver over de velden de toren een wachter en toch of hij sliep. In greppels het geelbruine water al wazig van 't kiemende groen.... de wilgen, de velden, het water, de zon en de wind - zooals toen. Calle barozzi. Als onder bruggebogen het zonlicht tegen den steen, zoo was in die donkere oogen, trillende en alleen, zacht en verloren geflonker weggescholen licht, streelende het donker van dat jong gezicht. Het nauwe straatje, twee oogen, op een zomerdag, toen onder bruggebogen vergeten zonlicht lag. Vorige Volgende