Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 7
(1901)– [tijdschrift] Tweemaandelijksch Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
Japanse verzen
| |
[pagina 110]
| |
Straat- bij avend.Nog heft de Zon naar 't zenit in één schicht,
Zijn saamgeslagen wajer, wen reeds schijn
Van lampions langs vuurgierlanden-lijn
Der winkels, schommelend word omhoog gericht
Aan bamboe-steel. Voor menig geel gezicht
Hangt in kraft-, peer-, bol-vormen hete wijn
Van goud, waarvan z'als kleurig matglas zijn
Doorgloejd in randen, lakzwart. d'Afglans zwicht
Op 't ingekeept, zwart haar van wi ze dragen.
Dan in de huizen langs papier-wand jagen
Mens-schaduwen: één buigt, een ander wuift,
Een, eerst slechts romp, stijgt, wijkt, strijkt nader, schuift
Plots weg... En rijzend ziet voor-blank mane-mom
Chinese schimmen-mime's, druk en stom.
| |
[pagina 111]
| |
Watervogels.Aan meerbocht als in riten zaal
Van stengelbogen rusten scharen
Van reigers, di, in schouder-haal,
De kop trug, stil den vloed bestaren;
Maar, waar de zon vonkt, trekt gedwaal
Van kranen en van ojevaren,
Als keizers, di in godenpraal
Door 't goud van hun paleis rond warenGa naar voetnoot1).
En soms dan klept na luid gesnater
Hun vlucht fier heersend over 't water,
Als willen zij de vissers tonen,
Wier sampan-kiel het meer doorruist,
Dat van Amaterazoe'sGa naar voetnoot2) zonen
De geest in hun gestalten huist.
| |
[pagina 112]
| |
In de tempel van kamé-ido.Zo ik, bekoord door rose bloesem-weelde,
Noojt blank velijn met verzen-val, hoogrood,Ga naar voetnoot1)
Met lente-tint van poëzi bedeelde,
En 't hing als liefde-vlag aan kersen-loot,Ga naar voetnoot2)
Als daimio niet ten dichter-kamp genoodGa naar voetnoot3)
Of blanke wedel minne-zang penseelde,
En dan die als bestroojd met bloemen bood
Aan haar, wier spelden-zon di zielsbloej teelde,
Toch bied ook ik, al mag ik mij niet meten
Met velen, di hun dicht-penseel U wijdden,
O Ten-ManGa naar voetnoot4), U mijn stift van niwer tijden.
Wil ook mij, vreemde duivel, niet vergeten
En 'k zal met ritmenwuivend wajer-zwiren
Nog steeds, o dichtgod, Nippons glori viren.
|
|