Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 5(1899)– [tijdschrift] Tweemaandelijksch Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] Riddervrouwe en Poortersknaap door Albert Verwey. Volg de verborgen paden Van lust en weemoed. Er groeien donkre zaden Van dood en deemoed. In groenen schemer Van bosch of onder water Is een gewemer Van wortels: bloemen later. Hun zieklijk-blanke Gestalte en kleuren, Hun doordringend-kranke Droevige geuren, Al hun zeldzame leven dat den dood begeert Leeft van die vreemde verwachting vol, in zich gekeerd. [pagina 129] [p. 129] Er volgden de donkre paden Van bosch langs water Riddervrouwe en poortersknaap: de zaden Van hartstocht nu in hen: de bloemen later. Hun vlucht was langs woud-holen, Verdwaald van reddende stroomen, Door een bleek maanlicht. Zij kenden elkander, verstolen Zochten ze vol schromen Elkanders aanzicht. Hun handen beefden, hen droegen de paarden Langs wegen waar ridders en roovers dreigden. Hen velde, haar verloste zijn zwaard en Zij renden verder: hun harten hijgden. Door de duistere bosschen - de stroom was ver verborgen - Voerden de paarden hen: ze ontstegen ze ijlig Bij een hut in een lichting - ver was de morgen Toen ze er bleven, veilig. Zij vol verlangen, Hij vol vereering - Om zijn hals sloeg ze haar armen: haar wangen Aan de zijne, deelde haar mond zijnen zoete leering. ‘Te groot, o vorstin,’ was zijn beven, ‘Mij die belooning! Gaf 'k u van mijn liefde mijn leven Ook ter betooning’ - Bitter haar lach toen. ‘Te groot’. Niet zijn armen Sloeg om haar leên hij, Die te verwarmen. Knielde als voor zoo vorstlijke liefde te kuisch, te kleen hij? - Zweeg ze? maar in haar brandde [pagina 130] [p. 130] Die droom van een avond. Haar mond, om zijn schande, Droomde in zijn bloed zich lavend. Ze ontkwamen: in haar Stede Om gezocht misdrijven Stond naast hem de beul op 't schavot, hem te ontlijven. Zij - op raad en bede - (Haar vrienden, zijn vader, stonden daar allen) Zou, voor 't zwaard daald', haar sluier doen vallen. Vrij zou hij uitgaan. Maar in stille wreede Verliefde bloeddroomen zat ze op haar troon en gaf geen teeken. 't Hoofd viel: 't bloed stroomde: kil en snel was het bleeken Van haar wangen en haar lippen - Maar den sluier lieten - ook toen niet - haar handen glippen. Langs de verborgen paden Van lust en weemoed Groeien donkre zaden Van dood en deemoed. Vorige Volgende