Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 4
(1897-1898)– [tijdschrift] Tweemaandelijksch Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 423]
| |
Studiën uit de annalen van Tabari
| |
[pagina 424]
| |
De gebeurtenissen in Medina verschaften nu aan de Omaiyaden vooreerst eene leuze: wraak voor Othman, en vervolgens een partij: de Syriërs. Want de Syriërs, reeds lang den Omaiyaden welgezind, werden nu voor goed voor hunne zaak gewonnen. Men kan zich thans nauwelijks meer de werking voorstellen van dit oud en voorvaderlijk Arabisch sentiment, de bloedwraak. In de groote moskee van Damascus, waar Moawia het bebloede hemd van het slachtoffer aan den kansel had doen ophangen, weeklaagden zestig duizend scheikhs der Arabieren en zij zwoeren hunne vrouwen niet aan te roeren, voor zij Othman's dood gewroken hadden op zijn moordenaars.Ga naar voetnoot1) In dienst der opkomende autocratie was het Arabisch heidendom herleefd. | |
2. De gemeenschapspartij.In de provinciën van welke de revolutie was uitgegaan, stonden nu de geloovigen voor de keuze, òf de daad der revolutionnairen ongestraft te laten en dus te wettigen, òf haar af te keuren en met de Syriërs den dood der moordenaars te eischen. In Egypte zoowel als in Babylonië vormt zich een reactionnaire partij, de Othmania, die tot het laatste overgaat. Wij weten dat dit in Egypte juist de aanzienlijken warenGa naar voetnoot2), waardoor het vermoeden versterkt wordt dat ook in dit gewest de revolutie van de minder bevoorrechten was uitgegaan. Daartegenover stond dat de revolutionnairen, voor zoover zij naar hunne provincie terugkeerden, overal door hun stamgenooten werden ondersteund. Een groot deel van de geloovigen in deze gewesten koos voorloopig echter niet. Hier constateeren wij het ontstaan eener vredelievende tusschenpartij, die geneigd was de kwestie door onderlinge | |
[pagina 425]
| |
schikking uit te maken. Naast de conservatieve theocratische traditie, de revolutionnaire theocratische idee en de heidenschautocratische reactie ontwikkelt zich uit haar langzamerhand een nieuw principe: de djamāa, de eenheid der geloovige gemeente. Voor deze steeds grooter wordende groep, die wij met den naam gemeenschapspartij zullen aanduiden, stond het bewaren der eenheid boven de vraag, wier consequente oplossing noodzakelijk onder de moslims onherstelbare veeten stichten moest. De gemeenschapspartij in de Euphraat-landen en Egypte koos dus niet, maar wachtte af wat in Medina zou geschieden. | |
3. De verkiezing.Over hetgeen na den moord in Medina voorviel, zijn onze berichten zoo uiteenloopend, dat wij niet zonder aarzelen de volgende lezing voorstellen. Vijf dagen lang geschiedde niets. Nu de moord, ‘deze groote revolutionnaire daad’Ga naar voetnoot1), zooals het thans heette, bedreven was, schrikten allen voor de gevolgen terug. De omstandigheden eischten echter dringend de benoeming van een nieuwen kalief, en het schijnt dat Ali door de revolutionnairen, die den toestand nog beheerschten, werd aangezocht het kalifaat te aanvaarden.Ga naar voetnoot2) Hij nam het aan onder voorwaarde, dat de benoeming an malain, d.i. met de sanctie der Medgezellen, zou plaats vinden, en dit schijnt ook geschied te zijn.Ga naar voetnoot3) Vrijwillig of onder den aandrang der revolutionnairen, huldigden de Medgezellen; alleen een acht- à tiental hunner waren daartoe met geen mogelijkheid te brengen. Het waren eenige geloovigen de vieille roche, die zagen dat het met het godsrijk ten einde liep, en geen aandeel begeerden in het wisselend spel van politieke en godsdienstige hartstochten, dat wij thans zien aanbreken. | |
[pagina 426]
| |
Voor het uiterlijk evenwel was de eenheid weer hersteld. Zij was dit, sedert ook in de provincie de gemeenschapspartij zich bij den nieuwen staat van zaken neerlegde en den eed van trouw zwoer aan de stadhouders des kaliefen.Ga naar voetnoot1) | |
4. De Mohadjirs.Intusschen bleef de vraag nog hangende, hoe men zich te houden had tegenover de reactie in de provincie, in de eerste plaats de Syriërs. Dezen hadden nl. den hun uit Medina gezonden stadhouder aan de grenzen van hun gebied afgewezen, en Moawia verklaarde van geen onderwerping te willen weten vóór aan zijn eisch, de straf der moordenaars, was voldaan. Deze vraag, wier beantwoording door den kalief en de Medgezellen, de geloovigen met spanning verbeiddenGa naar voetnoot2), kwam ten slotte neer op het volgende: Of men, aan de fictie van het godsrijk en de letter van den Qoran vasthoudend, de revolutionnairen zou opofferen; dan wel tot een oorlog besluiten, waarin, voor het eerst in den Islam, moslims tegenover moslims zouden staan. Juist op dit punt echter liepen de belangen van den kalief en de voornaamste Medgezellen uiteen. Voor de laatsten en vooral voor de conservatieve Mohadjirs beteekende de theocratie de instandhouding hunner traditionneele prerogatieven. Terwijl de meerderheid der Medgezellen, Ali's beslissing afwachtende, zich onzijdig hield, was den Mohadjirs de tegenwoordigheid der revolutionnairen in Medina een doorn in het oog. Het is voor ons van belang te vernemen, dat een aantal Medgezellen alleen onder voorwaarde, dat men den Qoran zou handhaven, den kalief hadden willen huldigenGa naar voetnoot3) en dat na afloop der ceremonie Talha, Zobair en een aantal andere Medgezellen | |
[pagina 427]
| |
bij Ali kwamen en hem verzochten de strafwet des Qorans op de moordenaars toe te passenGa naar voetnoot1). Toen Ali er op wees, dat hem dit door de overmacht der revolutionnairen onmogelijk was, vroegen zij verlof, in Babylonië troepen te verzamelen, waarmede men de revolutionnairen zou verjagen.Ga naar voetnoot2) Doch dit weigerde de kalief, wiens houding in deze niet van dubbelzinnigheid is vrij te pleiten.Ga naar voetnoot3) De zaak was, dat Ali zich ook tegenover de revolutionnairen gebonden voelde. | |
5. Ali.Naast de Omaiyaden had in den theocratischen staat nog een tweede familie een eigenaardige plaats ingenomen. Dit waren de Banu Haschim (Haschimiten) die op geen andere en geen mindere rechten dan hun verwandschap met den profeet hunne aanspraken op het kalifaat grondden. Het hoofd dezer familie was Ali, Mohammeds neef en gehuwd met zijne dochter Fatima. Daar de theocratie, in haar wezen democratisch, het legitimisme zoowel als de autocratie buitensloot, was bij de kaliefenkeuze op Ali's vermeende rechten geen acht geslagen en waren de Haschimiten meer of minder op den achtergrond gedrongen. Maar toen onder Othman de rivalizeerende familie Omaiya zich van de macht ging meester maken, staken de Haschimiten het hoofd op en steunden de oproerige beweging. Het is bekend dat de hervormer Abu Dharr tot Ali in nauwe betrekking stond.Ga naar voetnoot4) Toen kwam Aballa ibn Saba met zijn theorie van Mohammed's terugkeer en Ali als den aangewezen plaatsvervanger en hoezeer nu ook de overlevering dit feit tracht te verduisteren, het schijnt vrij zeker dat de aanhangers dezer theorie bij Ali meer dan gewone | |
[pagina 428]
| |
aanmoediging gevonden hadden.Ga naar voetnoot1) Juist de moordenaars van Othman, de Egyptische Sabaiya, waren zijn fanatiekste aanhangers, ja vereerders, die hem als zijn schaduw volgden. Hen opofferen aan de op gezag beluste Mohadjirs, zelfs indien hij het gewild had,Ga naar voetnoot2) kon hij niet. In enkele feiten zou men zelfs een aanduiding kunnen vinden dat Ali nog verder ging en aan de nieuwe gelijkheidsideeën een begin van uitvoering gafGa naar voetnoot3). Daardoor was nu de breuk met de Mohadjirs, of ten minste met de beide voornaamsten van dezen, Talha en Zobair, voltooid. | |
6. Talha en Zobair.Talha en Zobair, de eerste de vrijgevigste, de tweede de ridderlijkste man van zijn tijd genoemd, waren als Ali en Moawia hoofden van groote familieverbanden, die, door den Islam omhoog gestuwd, reeds lang op het kalifaat gehoopt hadden. Beiden hadden in de Euphraatlanden groote bezittingen en konden op den steun van een deel der bevolking in deze gewesten rekenen. Zoolang de oproerige stemming tegen de Omaiyaden gericht was, hadden zij, of ten minste Talha, in Basra, de revolutie gesteund, in de hoop met Othman's val hun voordeel te doen. Door Ali's benoeming tot kalief zagen zij voor altijd hun eerzuchtige verwachtingen te leur gesteld. Niet zij, noch hunne zonen, maar de Haschimiten raapten de vruchten der revolutie, die nu ook aan hun laatste prerogatieven een einde maken ging. Dit was hun te veel. Het hoofd vol wrok tegen den nieuwen staat van zaken, vroegen en kregen zij verlof voor een heilige-bezoekstocht (omra) naar Mekka te gaan. | |
[pagina 429]
| |
Thans eindelijk gaf Ali aan den aandrang der revolutionnairen en waarschijnlijk ook aan zijn inwendigen wensch gehoor en besloot tot den oorlog met de Syriërs.Ga naar voetnoot1) En reeds was hij bezig uit de Medinensers een leger samen te stellen, toen een plotseling bericht uit Mekka alle gemaakte plannen weer omver werpen kwam. Talha, Zobair en de Moeder-der-geloovigen Ayischa, hadden zich bij de reactie aangesloten en waren op weg naar het Babylonische Basra. | |
7. Ayischa.Zij die weten hoe de moslims er aan hechtten ook in de intiemste handelingen van het dagelijksch leven het voorbeeld van den profeet te volgen, zullen het aanzien beseffen waarin na Mohammeds dood zijne weduwen kwamen te staanGa naar voetnoot2). Immers over het huiselijk leven van den profeet waren alleen bij haar afdoende inlichtingen te bekomen. Beteekenisvol in dit opzicht was de naam Moeders-der-geloovigen haar door de moslims toegekend. In dien naam lag eenigszins opgesloten dat zij voor het huiselijk leven de traditie des profeten bewaarden, zooals de Medgezellen voor het openbare leven. Nu was van al zijn vrouwen geene den profeet dierbaarder geweest dan Ayischa, de dochter van zijn trouwen vriend Abu Bekr. Zij moet behalve haar schoonheid, waarvan hoog wordt opgegeven, ook nog een aantal andere eigenschappen bezeten hebben, die het voor liefde zoo ontvankelijk gemoed van den Godsgezant altijd weer aan haar boeiden. Wat hierboven van de waardeering van Mohammeds weduwen door de geloovigen gezegd is, geldt dus bovenal van haar. Ayischa was de Moeder der geloovigen bij uitstek. Er was slechts eene zaak, die een schaduw had kunnen werpen op den luister, welke de Moeder der geloovigen omgaf. | |
[pagina 430]
| |
8. De halsketting.Ayischa, terwijl zij den profeet op een zijner krijgstochten vergezelde, miste haar halsketting op een oogenblik dat zich de karavaan gereed maakte op te breken. Het was een kostbaar snoer met kralen van den zeldzamen Tzafari-schelp. Terwijl zij bezig was het verloren kleinood te zoeken, werd de gesloten palankijn, waarin men haar reeds gezeten waande, op een kameel getild, en Ayischa vond, naar het kampement teruggekeerd, de karavaan vertrokken. De jeugdige Çafwān ibn Moattal, die in 't zelfde geval verkeerde, bood haar hoffelijk zijn rijdier aan en zij bereikte met haar medgezel eerst tegen zonsondergang het vooruitgetrokken leger. Hetzij nu dit voorval zich toedroeg als hierboven is beschreven, of dat de zaak een minder onschuldig karakter had, de kwade tongen kwamen in beweging en de profeet verloor het vertrouwen in de meestgeliefde zijner echtgenooten. Eene openbaring, welke Mohammed kort daarop gewerd, redde op schitterende wijze de eer van Ayischa. Maar de trotsche dochter van Abu Bekr vergaf het Ali niet, dat hij, door Mohammed over het geval geraadpleegd, met deze woorden zijn twijfel aan haar onschuld te kennen gaf: ‘Er zijn nog vele andere vrouwen, Gezant van Allah.’ Van dit oogenblik af, zegt een tijdgenoot, zeide zij van Ali nooit iets goeds meer als zij het laten kon.Ga naar voetnoot1) Terwijl haar broeder Mohammed tot Ali's vurigste volgelingen behoorde, maakte de geschiedenis van de halsketting het voor Ayischa onmogelijk zich bij Ali aan te sluiten. Te Mekka het einde der revolutie afwachtende, rekende zij er op dat Othman zou afdanken en dan òf Talha òf Zobair, beiden aan haar verzwagerd en de eerste als zij tot de familie Taim behoorende, hem zou zijn opgevolgd. Haar woede, toen zij den moord en Ali's daarop gevolgde huldiging vernam, kende geen palen. Deze hartstochtelijke vrouw, die | |
[pagina 431]
| |
vroeger de oproerige stemming tegen den kalief had aangewakkerd, vindt thans geen woorden genoeg om Othman's moordenaars te brandmerken. Tegen de Kaaba leunende en voor de bijeengestroomde Mekkanen haar sluier oplichtende, betoogt zij dat Othman, zoo hij ooit schuldig was, thans als puur goud van zonde is gelouterd en dat één vinger van hem meer is dan het aardoppervlak gevuld van zijn moordenaars, welke te verdelgen thans der geloovigen eerste plicht moet zijn.Ga naar voetnoot1) | |
9. De verbondenen.Wij kennen de motieven reeds die Talha en Zobair er toe moesten leiden aan de roepstem van de Moeder-der-geloovigen gehoor te geven. Wij vermelden nog slechts dat behalve deze beiden en de uit Medina gevluchte Omaiyaden, nog twee andere personen van gezag en invloed zich bij haar aansloten, de afgezette stadhouders van Jemen en Basra, Abdalla ibn Amir en Yala ibn Monya. Deze allen verbonden zich nu onder de leuze: wraak voor Othman en besloten, van Talha's en Zobair's invloed in de Euphraatlanden gebruik makend, bij de Basrensers steun te zoeken. In het geheel telde de troep die door Yala (die de kas van zijn gouvernement met zich voerde en buitendien een der rijkste Medgezellen was) van 600 kameelen en 40,000 denariën werd voorzien, ongeveer 300 man welke spoedig tot 3000 aangroeiden.Ga naar voetnoot2) Aan Ayischa werd door Yala een prachtig rijkameel aangeboden, Askar, welks waarde op 80 gouden denariën werd geschat. Het mocht voor den goeden afloop dezer onderneming van kwade voorbeduiding heeten dat Talha en Zobair aanstonds twist er over begonnen wie in het Gebed zou voorgaan. Niemand ontveinsde zich dat zij eigenlijk het kalifaat begeerden. | |
[pagina 432]
| |
Ook de zuiver persoonlijke beweegredenen van de Moeder der geloovigen waren voor velen geen geheim. Tot Ayischa zeide bij het heengaan Ibn Omm Kilāb: ‘Waarom zegt gij nu dat Othman's dood een misdaad is. Bij Allah, de eerste die hem heeft doen kantelen waart gij. Gij zeidet: doodt den langhaard, hij is een ongeloovige: ‘Bij u was de aanvang, van u kwam de ramp,
De wind kwam van u en de regen met-al,
En gij hebt bevolen om Othman te dooden
En ik zeg: die hem doodde is hij die 't beval.’Ga naar voetnoot1)
|
|