En daarna 't frisch gezichtje, dat koket en in zijn schik, fijntjes blozend uit de haarvacht, lonkjes aan zichzelve gaf.
Dan de rose zomerjurk, met een breed blauwen ceintuur, die glad om 't smalle middel, losviel in een groote strik.
En de witte, wijde mouwtjes, boven poffend, van ondren strak, waaruit blank en poezel 't mollig dikke armpje stak.
Dan zag ze de zwarte kousjes, met d'elastieken glanzend blank. En ze lichtte 't jurkje hooger, om goed te zien hoe mooi dat stond.
Daaronder klein, zijden schoentjes, hoog gehakt en fijngepunt, waar ze 't lijfje op stond te wenden, fijn en nuffig rond en rond.
En nu zag ze en wist ze alles wat haar mooi en aardig stond.
Al de kreukjes of de plooitjes die niet zaten naar haar zin, werden met de vlugge vingers zóo verschikt als 't háar beviel.
Toen dat klaar was bleef ze stilstaan, fier rechtop en roerloos stil, om van 't voetje tot de haarstrik zich nu héélemaal te zien.
En ze vond dat ze heel mooi was en kreeg grillen van plezier. Ze wou zien in welke houding ze zich-zelf 't grappigst vond.
Eerst een ernstig, norsch gezichtje, met deftige onderkin. 't Lijfje strak, 't voorhoofd plechtig, stond ze op 't plat der stoel.
Toen plotseling een jong koketje. De lipjes dicht, fijn als een kusje. En de oogen wat gesloten tuurden vinnig door de haartjes heen. Met de schouders nuffig draaiend, tripte ze met spitse pasjes, op de schoentjes heen en weer.
Dan een dikke, zware dame, de wangen bol, de buik vooruit. Paffend, blazend, breed met d' armen zwaaiend, wou ze met lompe stappen loopen gaan.
En ze klater-lachte om zich-zelf toen ze in den spiegel keek.
Met een blij en frisch gezichtje zag ze nu nu zichzelf eens aan. En ze keek zich in de oogen, als violen donker-zacht. En ze zag de gave wangen, waarin 't fijn, rood mondje lag.