minst evenwel zou men verwachten, de aangehaalde uitspraak te vernemen van een aanhanger der associationistische school in de theorie van het denken. Tot de dogma's van deze school behoort immers de overtuiging, dat de wiskundige zekerheid op dezelfde wijze als de natuurwetenschappelijke, alleen door eene veel intensievere, ‘onafscheidelijke’ associatie, verklaard moet worden: is echter een zooveel sterker associatie dan die tusschen regelmatig verbonden natuurverschijnselen bereikbaar, dan kan de laatste moeilijk meer maximaal heeten.
Uw tweede argument heeft mij, eerlijk gezegd, eenigszins verbaasd, omdat het misverstand, dat er aan te gronde ligt, grooter is dan ik mogelijk achtte. Hebt gij inderdaad (bl. 535) steeds gemeend, dat de discussie liep over de bijzondere wetten van oorzaak en gevolg, en niet over de algemeene causaliteitswet? Hebt gij m.a.w. mij de bewering toegeschreven, dat wij, uitzonderingen op onderstelde successiewetten ontmoetende, niet slechts de algemeene causaliteitswet, maar die bijzondere onderstelde successiewetten zelve, tegen beter weten in, zouden handhaven? Maar ik bid u, hoe hebt gij dat kunnen meenen, terwijl ik op de door u aangehaalde bl. 169 vgg. mijner ‘Schets’, bl. 364 vgg. mijner ‘Gesetze und Elemente’ zoo duidelijk mogelijk het omgekeerde heb gezegd? Herhaaldelijk wordt er door mij op gewezen, dat een waargenomen uitzondering op een onderstelde successiewet altijd aan een verschil in de omstandigheden wordt toegeschreven: kan dit iets anders beteekenen, dan dat wij de onderstelde successiewet A - P laten vallen en daarvoor hypothetisch twee andere AX - P en AY - niet P in de plaats stellen; m.a.w. dat niet de onderstelde speciale wet, maar de eisch van volstrekt geldende successiewetten in het algemeen, aan alle schijnbare negatieve instantiën weerstand biedt?
Ook lag het voor de hand, uwe argumenten op te vatten als tegen deze beschouwingswijze gericht. Laat gij 't geloof aan de causaliteitswet ontstaan door generalisatie van associatieve betrekkingen tusschen opeenvolgende verschijnselen, ten gevolge waarvan ten slotte elk nieuw verschijnsel de