Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 1(1894-1895)– [tijdschrift] Tweemaandelijksch Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 398] [p. 398] Gezang door Albert Verwey. De zon, de hemel, de blauwe zee Doen mij begeeren, Een zang, zon, hemel en blauwe zee Gelijk, luid te psalmeeren. Mijn lijf lijdt pijn, mijn spieren zijn Verstijfd: alleen zulk zingen Kan 't bloed in mijn, als gistge wijn, Weer tot het brein doen springen. Mij hebben al de dingen pal Doen staan of bloô bewegen, Totdat bloedschal, spier-slag en -val Gezegen en gezwegen. Want elk ding moest ik zien en zijn Er zoet zorgvuldig tegen; En werd ik klein, 'k werd groot in 't klein, Zooals de menschen plegen. [pagina 399] [p. 399] En doodstil als een ding werd ik, Mijn hart bewoog geen oogenblik Harder als andre harten: Maar nu - mijn lijf lijdt pijn er van; 'k Schop 't klein geluk, en als een man Lijd 'k liever, als 't niet anders kan, Een leven, groot van smarten. En zoo, zon, hemel en blauwe zee, Psalmeer ik mijn begeeren. Ik trek tot u, gij, trek mij meê, Gij zult mij leven leeren. De menschen hebben me alle dag Geplaagd, verlaagd - 'k zeg hún goêdag, Die zich van ù afkeeren. 1894. Vorige Volgende