Aantekeningen I
B = De Hel vant Brouwersgilde
Overzicht van de in B door Lucifer gedicteerde zondaars. (de cursieve komen niet of niet met dezelfde namen in G voor; vgl. het overzicht vóór G 1, blz. 80).
I 134-200 Geestelikheid: canonick 134, abt, domproost, comendeur 140, officiael, fiscael, deecken en provisor 142, pastoor, vysicureyt 165, biechtvaer 173, predicant die dwalingen preeckt 176, memorijepaep 177, outaerpaep 180, monnick, begijn 182, non 183, clopsuster 185, pijlaerbijter, matsleepster 186, coorsanger 189, voochdijen van kercken, weezen en armen 197, getij-, gasthuys- en sieckemeester 198, cloestenaer 199.
II 201-332 Wereldlike Overheid: stathouder, ruwaert, president, sofforeyn 202, raetsheer, ampman, drossaet, casteleyn 204, provoost, meyer, hopman, cappiteyn 205, hovelingh, banroets 209, smal eeling 210, schout, bailliuw 225, raetsheer, leenman 247, burgemeester, reeckenmeester 261, schepen, wethouder 269, advocaet 280, procureur (taelman) 293, deurwaerder 305, notarisch, secretaris 309, griffier, tresorier, pensionaris 310, roedrager, bosdrager, penlicker 311, tollenaer, excyspachter 312, rentemeester, dijckgraef 313, mergengelt- en thiendepenninckgaerder 314, sargant, diefleyder 321, heymelycke wroeger 323, nachtschout 324.
III 333-613 Burgerij: corencoper 341, backer 351, brouwer 353, bierslijter 335, biertapper 361, Calisvaerder 365, parsmeester 367, trapenierder 369, molenaer 377, laeckencooper 381, linnelaecken-cooper 385, comen 389, impostmaender, pachter van dexcijs 393 (zie 312), weerdeyn 397, brootweger 399, bierpeylder, croongeltjaeger 401, schoenmaecker 403, vleyshouwer 404, francynmaecker 407, ossenweyer 411, timmerman, metselaer 414, schrijnwercker 417, scheepmaecker 421, medecyn, churguyn 425, smit 429, leydecker 431, cuyper 435, wollewever 437, stoeldrayer, sackendraeger 438, houtsaeger 439, wielmaecker, bloockemaecker 441, houtcooper 443, groote-schipper 445, wisselaer, financier, banckier 449, goutsmit, tinnegieter 450, placsalver 452, coperslaeger 453, larycat 454, brouster, wrinxster 455, wijntapper 456, hopcooper 457, sleper, meter 459, snijer 461, heeckelster, kempster 465, schilder, glaesmaecker, beeltsnijer 469, velledeler 471, keurmeester 473, appelcoopster 481, apteecker, cruyenier 485, lombaert, wouckenaer 489, suyvelcooper 493, vischwijf 497, uytdreechster 499, droochscheerder 501, anslaeger, vellewasscher 502, mandemaecker, seylmaecker 503, speckwijf, vogelteef 504, knijncooper 505, messemaecker, harnisveger 506, waegeraer, schuyteboef 507, nayster, spinster, nopster 508, voller 509, binnenlansvaerder, soutcooper 511, linnewever 512, steenhouwer, pottebacker 513, seepsieder, olyslaeger 514, bontwercker, pelser, leertouwer 515, turffvoerder 516, turffdreger, volster 519, coopman 521 (zie 389), harinckpacker, vispacker 522, stierman 523, boer 525, vischer 529, boerdeelhouwer 531, roffster, coppelster 533, Dortse maecht (heymelycke hoer) 537, clapper, clappey 541, vrouwen die zich te mooi kleden 545, dienstmaechden 550, mannen die te mooi gekleed gaan 569, jonge conventualen 576, stoepjoffer 583, veruwer 597, droncken swijn 601, veelluy en speelluy 609.
B Titel. Ondanks de achteruitgang van de Haarlemse brouwerij in de 16e eeuw, bleef ze nog lang ‘de meeste neringe’, waar de schepenen volgens hun eed bizondere aandacht aan moesten geven. Zie ook hoofdstuk VI; regel 3 van het daar gegeven citaat uit D 6 kan slaan op de accijns- en bedrijfsmoeilikheden, die vooral ± 1560 hoog liepen.
B Personages. In de persoonsaanduiding van het middeleeuws kerkelik drama zien we geleidelike individualisering: voor de primus, secundus, etc. miles van de grafbewaking der paasspelen, komen Salomon, Sampson, Boas van Thamar, Sadoch, in de plaats