| |
| |
| |
In de teksten aangebrachte wijzigingen
B
De hss. bevatten aan interpunctie alleen // tussen de beide delen van een dubbelrijm en / of // na een binnenrijm; voor het laatste is steeds / gedrukt. Bleef een van beide een enkele keer weg, dan is dat aangevuld; / op de caesuur zonder binnenrijm, af en toe voorkomend, werd geschrapt; ook, om de overzichtelikheid, wanneer het binnenrijm dubbel was en de beide strepen dáárvan de lezer al voldoende op de bouw der verzen wezen (bijv. B 336). De hss. zijn in deze opzichten niet konsekwent. Naast / is niet nog eens een komma geplaatst.
Alle leestekens zijn dus door mij aangebracht, ook de meeste hoofdletters; in de hss. komen deze vrijwel alleen voor in het eerste woord van een claus. Een enkele maal heeft B een hoofdletter op een andere plaats en in de regels 66, 243 en 439 kan men dit verklaren: hier begon volgens kanttekening van de afschrijver fol. 2, 4 en 6 van zijn origineel, w.s. ook met een kapitaal. Naast regel 154, 338 staat wel foly 3, resp. 5, maar ze beginnen toch klein; na 439 komt de kanttekening niet meer voor.
Bevat het hs. een pauze, in de lange monoloog van B, dan begint het vervolg ook groot; een extra pauze heb ik aangebracht tussen B 200/1, 332/3, 613/4; G 39/40, 135/6, 766/7, 901/2, 1230/1, 1233/4. Ook is vuyt door uyt, vuer door uer, wen door uwen vervangen.
Op alle verdere veranderingen wordt men door cursieve druk gewezen, terwijl de oorspronkelike lezingen hier onder volgen (A. verwijst naar blz. 63 vlgg.). Dit zijn grotendeels eenvoudige verbeteringen, die de schrijvers bij zorgvuldige korrektie ook zouden hebben aangebracht. Voor het gemak van de lezer werden dan nog een aantal samengestelde woorden, die de afschrijver in tweeën schreef, verbonden; enkele andere, die aaneengeschreven stonden, gesplitst. Dit echter alleen, voor zover de oorspronkelike vorm van de tekst vlot lezen onnodig zou kunnen belemmeren.
Tenslotte moet ik er op wijzen, dat verschillende veranderingen slechts het woordbeeld betreffen, waar de 16e eeuwer meer foneties schreef; bijv. dagelijck spelen B 200: voor het gehoor maakt het geen verschil, of hier dagelijck of dagelijcks staat; zo zijn ook tsheeren, G 89 en int swerlts eestars, G 554 begrijpelik.
| |
| |
| |
Aaneengedrukt:
116 hs. christen naem; 153 hs. goe heeren; 166 hs. siel bewaerders; 167 hs. schadt vergaerders; 177 hs. memorije papen; 180 hs outaer paepen; 181 hs. clooster luijden; in raepen; 184 hs. nergent nae; 180 hs. pijlaer bijters; 192 hs. Bachuijs dienaeren; 258 hs. onder des; 275 hs. met alle; 341 hs. coren copers; op coopen; 353 hs. schellings bier; 360 hs. enckel biers; dubbelt bier; 362 hs. pet gallich; 366 hs. ander luij; 369 hs. aerde wol; 378 hs. andere luijden; 515 hs. leer touwers; 531 hs. boerdeel houwers; 532 hs. goeijluij kinderen; 534 idem; 561 hs. op luijcken; 576 hs. straet jonckers; 581 hs. goet mans; 584 hs. venus kinderen; 609 hs. veel luij.
| |
Gesplitst:
148 hs. afnemen; 187 hs. diemen; 217 hs. ingelegen; 356 hs. siensij; 516 hs. opmicken; 582 hs. geregisters.
| |
Andere wijzigingen:
8 voert, hs. vooert; 33 kinderen, hs. kindeken; 35 Superbia, hs. subbia, A; 36 en, hs. in; 47 ickt, hs. ick; 49 den, hs. der; 70 heb, niet in hs.; 74 Denemarcken, hs. demarcken, A; 87 in, hs. en; 111 spegele, hs. spiegele, A; 127 swiert, hs. sweert, A; 130 regiert, hs. gegiert; 138 religie, hs. relegie; 139 hem, hs. hen; 152 ghijt, hs. ghij; doet, niet in hs.; 158 vaccas, hs. vacas; 168 verholen, hs. verswegen, A; 171 ist, hs. is; 177 gebreecken, hs. gebreeck; 187 dat men, hs. diemen; 190 tavaeren, hs. taverne, A; 198 mee, hs. me; 199 gesconcken, hs. gestoncken; 200 dagelijcks, hs. dagelijck; 223 Maer, hs. waer; 230 treckt, hs. trecxt, A; 234 impetreren, hs. voor impetreren; 256 geconteilieurt, hs. geconteilieert of gecontulieert; 261 dees, hs. des; 262 souden, hs. soude; soudt, hs. soude; 269 jugen, hs. tuijghen, A; 273 naer, hs. waer, A; 275 dien, hs. dies; 284 ghij compt, hs. ghij en compt; 291 anders, hs. ander; 296 segt, hs. segs; 310 pensionarissen, hs. pensonarissen; 327 die, hs. en, A; 334 Haer ijdel, hs. haer m ijdel; 337 dander, niet in hs.; 348 souden, hs. sou; 352 ongans, hs. omgans; 354 mee, hs. me; 356 sijn sij, hs. siensij; 359 borstelluij strijcken, hs. luij strijcken onleesbaar; 368 der, hs. den; 369 caerdewol, hs. aerde wol; connen, hs. conden; 375 in, hs. int; 381 al, hs. als, A; 385 gebreecken, hs. gbreecken; 389 tbeste, hs. tbesten; 398 gemack, hs. gemachk; 405 connen, hs. comen, A; 406 door, hs. voor; 410 dat, hs. dees; 418 connen, hs. tconnen; 421 en, niet in hs.; hoe, hs. hij; 422 swieren, hs. sweeren, A;
| |
| |
435 hebben, hs. en hebben; 449 die, hs. di; 477 schoon schouwen, hs. schouwen schoon; 487 salt, hs. sal; haer, niet in hs.; 488 een, niet in hs.; 498 bend, hs. been bend, zie gloss.; 500 coopen, hs. coopers; 503 mandemaeckers, hs. die mandemaeckers; 524 uren, hs. vuren; 535 cletten, hs. sletten; 540 strecken, hs. streecken; 553 opte, hs. opt; 556 an, hs. aen; 559 daervan, hs. daer daervan, 567 behoeftse, hs. behoetfse; 570 dees, hs. dus; 573 gevoert, hs. gevooert (zie 8); 582 de regijsters, hs. geregisters; 602 swelligen, hs. sweligen; 611 knaegen, hs. kaenen; 613 sien, hs. sijen; 614 willen, hs. willent.
| |
G
Aaneengedrukt:
7 hs. ende creeten; 60 hs. off weven; 82 hs. taen ketel; 88 hs. jonck wijff; 205 hs. jammeren sanck; 210 hs. gront ijs; 220 hs. steede werckluijden; 242 hs. ander luij; 244 hs. bij horten; 247 hs. want snijders; 250 hs. nijewe vontmaeckers; 251 hs. heijlige geest meesters; 267 hs. bort draegers; 268 hs. achter vuijt; 296 hs. brower neeff; 313 hs. christen menschen; 334 hs. nae ropen; 346 hs. gelt stromen; 358 hs. onder hout; 416 hs. lever aer; 423 hs. doer saghen; 432 hs. in slerpen; 441 hs. susannes boven; 524 hs. be derven; 815 hs drie buijck; 1069 cf. 313; 1072 hs. crijsten kerck; 1074 cf. 1072; 1109 hs. bij een.
| |
Gesplitst:
7 hs ende creeten; 22 hs raeden; 299 hs. ende brower; 625 hs. houdes.
| |
Andere wijzigingen:
KNAGENDE hs. KAGENDE; 2 soo wij elcxs, hs. soo elcxs; 8 wij, hs. van; 9 Lucrum, hs. lucram; 12 Invijdia, hs. vijdia, vgl. B 35; 18 Sodomije, hs. sodorije; 28, zie A; 37 bi, hs. aen; 41 rijnen, hs. rienen, zie A; 54 en, hs. in; 78 inder, hs. inden, vgl. 133; 89 sheeren, hs. tsheeren; 104 geschien, hs. gescheen; 118 caecken, hs. caeckelen; 126/7, zie A; 128 hs. geen ruimte; 132 tenoor, hs. tenor; 146 daer, hs. doer; 149 wilt, hs. wilts; 177 scroomen, hs. hooren; 206 schoon ende drooch, hs. drooch ende schoon; 212 all, hs. sall; 225 becocht, hs. becoft; 236 vermaelen, hs. vermaeken; 243 taeken, hs. haelen; 257 heijligen, hs. heijlig; 259 men, hs. mens; 269 rekeninge, hs. rekennge; 270 naegaen, hs. nae stappen; 277 machs, hs. macht; 293 towen, hs. tawen; A; 299 brower, hs. brower neeff; 319 wijff, hs. vijff; 320 Timmermans, hs. Timmerman; 329 allen,
| |
| |
hs. allem; 332 ontloopen, hs. vergeeten; 336 beeltsnijders, hs. beelsnijders; 352 daerom, hs. darom; 354 futselboeken, hs. futselbroeken, cf. 1094; 379 ende, hs. int; 385 eenichsins, hs. in eenichsins; 388 van, niet in hs.; 400 sijdij, hs. siedij; 405 sij, hs. sijn; 406 besweert, hs. beswaert, jachpaert, hs. jaechpaert; 409 sduvels, hs. duvels; 415 men, niet in hs.; 430 derpen, hs. dorpen; 457 wast, hs. was; 461 vrint, hs. vrient; 468 behowen, hs. behouden; 474 hoordijt, hs. hooerdijt, vgl. B 8 en 573; 477 heeft, niet in hs.; 488 Eij, hs. en, A; 504 gaven, hs. gegeven; 523 onnosele, hs. omosele; 536 darm, hs. doren; 544 ghij, hs. hij; 545 accordeerden, hs. accordeeren; 550 mochtet, hs. mochtent; 554 in, hs. int; 563 lant, hs. lanck; 564 die, hs. diet; 566 eij, cf. 488; 571 wu, hs. wou; 574 die, hs. dat, sijn, hs. is; 577 als, hs. die als; 580 varre, hs. verre; 619 men, niet in hs.; 621 anders, hs. ander; 625 hou den, hs. houdes; 673 dit, hs. diet; 687 cloppen, hs. clappen; 692 connen, hs. coomen; 710 sijt, hs. siet; 722 liet Hijt van Sinte, hs. liethet den santa; 751 door, hs. doot; 752 henetijt, hs. henebijt; 753 onversocht, hs. onversacht; 754 gedocht, hs. gedacht; 779 sijt, hs. siet; 780 acketten, hs. acetten; 788 groeijt, hs. groijt; 802 wermis, hs. varnis; 812 mellen, hs. melden; 830 onmachtich, hs. onnachtich; 835 hij, niet in hs.; 840 hem, hs. heen; 878 een, niet in hs.; 879 rijckdoomen, hs. rijckdommen; 902 sij, hs. wij; 906 brochten, hs. brochte; 921 cruijste(n), hs. crijstus; 930 hij, hs. sij; 971 geconsenteert, hs. geconsenteer; 980 ghijt, hs. ghij; 995 biden helschen, hs. bider helscher; 1009 mellen, hs. melden; 1016 sal, niet in hs.; 1018 ontwegen, hs. geven; 1021 voir turven brieten, hs. turven voir brieten; 1037 den, niet in hs.; 1042 ick, niet in hs.; 1051 gevoet werden, hs. gevoert warden; 1067 lien, hs. lijen; 1084 lijn, hs. lijt; 1087 voor, niet in hs.; 1094 cf. 354; 1111 lieder, hs. lijder; 1121 hem selven rijck en den lantman, hs. den lantman rijck en hem selven; 1122 heele, hs. helle; 1127 snijers, hs. snijders; 1154 verdomt, hs. verdoemt; 1171 den, hs. de; 1174 leven, hs. fabrijck; 1185 nimmermeer, hs. nimmermeer meer; 1191 deesen, hs. deeser; 1200 om, hs. die om; 1203 vercochten, hs. vercoften; 1206 werlt, hs. welt; 1226 Heer, hs. Hier.
|
|