Get Organized’. Veelal bevatten de notities gedetailleerde instructies en suggesties voor het personeel dat aan verschillende Vogue-edities meewerkte. Ze formuleren Vreelands uitgesproken visie op welke kniekousen, sokken, hoeden, handschoenen, sjaals, sieraden en andersoortige accessoires er wel of juist absoluut níet in het magazine dienen te verschijnen. Daarbij wordt niets aan het toeval over gelaten en ontglipt geen enkel detail aan Vreelands alziende oog. Elk materiaal, model en kledingstuk, en iedere kleur, stof, look en foto wordt minutieus en in smeuïg modejargon omgeschreven. Is de safari look de ene maand helemaal ‘marvelous’ dan is het de volgende maand de zigeuner, hippie of ‘oriental’ look die het moet gaan maken. Van mauve, violet en ‘marvelous orange’ tot kastanjebruin; van poncho's en espadrilles tot reptielenleer en Japanse zijde: alles wat naar Vreelands uitgesproken smaak ‘cracking,’ ‘smashing’ en ‘divine’ is moet en zal de pagina's van het eerstvolgende Vogue-nummer sieren. De memo's zijn voor haar hét vehikel om met anderen te communiceren en hen te doordringen van haar visie.
Vreelands kleurrijke en karaktervolle taalgebruik is vermakelijk en gevat, maar bij tijd en wijle ook tenenkrommend. Enerzijds getuigt haar vocabulaire van een immense vakkennis, onuitputtelijke energie en sprankelende persoonlijkheid. Anderzijds onthult het ook haar sturende, dwingende en overheersende houding ten opzichte van medewerkers en collega's. Niet alleen voor zichzelf is dit boek daarom zeker waardevol. Vreelands gevleugelde uitspraken en legt de legendarische redactrice de lat hoog, ook van haar omgeving verlangt ze onmetelijke prestaties. In dat opzicht steekt het clichébeeld van de veeleisende en kille moderedactrice toch weer de kop op. Op onnavolgbare wijze weet Vreeland haar dringende verzoeken te verpakken in een overdreven vriendelijke en soms zelf ronduit paaiende stijl. Ze commandeert en delegeert erop los, maar altijd in beleefde formuleringen als ‘please don't forget,’ ‘we must remember’ en ‘it is vital.’ Door achteraf met gekleurde viltstift correcties, onderstrepingen of een persoonlijke afsluiting aan de memo's toe te voegen zet ze die micromanagement stijl nog meer kracht bij.
De lange reeks lichtgele memo's wordt mondjesmaat afgewisseld door fullcolor afbeeldingen uit de betreffende Vogue-edities. Paginagrote foto's van klinkende namen als Cecil Beaton, Irving Penn en Richard Avedon bieden de lezer enige context bij de op den duur eentonige en eendimensionale memoteksten. De prachtige beelden zijn er ter illustratie en variatie, die de modeliefhebber of - onderzoeker zullen doen smullen. Elk hoofdstuk begint bovendien met korte inleidende teksten van toenmalige Vogue-redactieleden, die de mythe rondom ‘Mrs Vreeland’ verder opbouwen door middel van persoonlijke verhalen.
Voor de modefanaat en tijdschriftonderzoeker geeft de collectie memo's een uniek inkijkje in Vreelands gedachtewereld en het modevertoog van de jaren '60 en '70. Als historische bron vindingrijke woordenstroom weten op den duur echter niet te verbloemen hoe