TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2015
(2015)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
AbstractAt the time of its foundation in 1930, the periodical Critisch Bulletin (‘Critical Bulletin’) was presented as an alternative for the existing literary magazines on the Dutch market. Its founder Anthonie Donker (pseudonym of N.A. Donkersloot) drew his inspiration from foreign examples like The Times Literary Supplement (1902) and Die literarische Welt (1925) and wanted to create a comparable Dutch weekly, which was supposed to become an authority in the reviewing of national and foreign literature and culture. Despite this international perspective, the underlying objectives of Critisch Bulletin were of a rather national nature: Donker wanted to strengthen the Dutch national community by improving the Dutch readers' knowledge of their own literature and culture. Furthermore, he wanted to improve the quality of Dutch literature by comparing it to international standards. In this paper I will examine the tension between national and international aspects underlying the foundation and critical profile of Critisch Bulletin. I will use the concept of middlebrow to give an explanation for this apparent discrepancy. | |
Keywordsliterary criticism, middlebrow, Anthonie Donker (N.A. Donkersloot), Critisch Bulletin
In 1930 richtte de jonge criticus Anthonie Donker (pseudoniem van N.A. Donkersloot, 1902-1965) het recensietijdschrift Critisch Bulletin, Maandblad voor letterkundige critiek op. Het Critisch Bulletin zou zich bezighouden met de volgens Donker op dat moment veronachtzaamde pedagogische taak van de kritiek: het begeleiden van de lezer bij zijn keuze uit het literaire aanbod en het bevorderen van de literaire vorming en ontwikkeling van het algemene publiek. Aan Donkers activiteiten lag een nadrukkelijk nationaal programma ten grondslag: zijn pedagogische doelstelling stond in het teken van het versterken van de nationale gemeenschap, door het verbreiden van kennis over de eigen literatuur. Daarnaast wilde hij een kwaliteitsimpuls geven aan de Nederlandse literaire kritiek én aan de literaire productie. | |
[pagina 20]
| |
Dat bemiddelende programma kan als typerend worden beschouwd voor vormen van kritiek die in internationaal wetenschappelijk onderzoek worden aangeduid met het concept middlebrow.Ga naar voetnoot1 In de context van onderzoek naar literaire receptie en distributie verwijst het concept naar de uiteenlopende praktijken van uitgevers, critici en andere culturele entrepreneurs in het interbellum die literatuur toegankelijk wilden maken voor een algemeen publiek, vanuit een combinatie van commerciële en idealistische motieven.Ga naar voetnoot2 Bekende Nederlandse voorbeelden zijn de Boekenweek (vanaf 1932), goedkope boekenseries zoals de Salamanderreeks van Em. Querido en de voorlichtende literatuurkritiek in tijdschriften, dagbladen en op de radio. Kenmerkend voor deze initiatieven was dat zij zich in de eerste plaats richtten op de nationale markt en het bevorderen van de nationale cultuur. Dergelijke culturele democratiseringspraktijken werden door critici als E. du Perron en Jan Greshoff als een bedreiging beschouwd voor de ‘hoge’ literatuur. Deze literatoren, die vaak gezien worden als de Nederlandse representanten van de highbrow-literatuur, richtten hun polemische pijlen op middlebrow-critici als Herman Robbers, P.H. Ritter Jr. en Anthonie Donker.Ga naar voetnoot3 Voorlichting van het leespubliek betekende in hun ogen een knieval voor de massa en zij uitten bezwaren tegen het in hun ogen nationale en burgerlijke karakter van deze vorm van kritiek bedrijven. Het adjectief ‘Hollandsch’ had voor deze critici sterke negatieve connotaties en werd ingezet om zich van cultuurbemiddelende praktijken te distantiëren; zij profileerden zich zelfs als ‘on-Hollands’.Ga naar voetnoot4 Tegen de achtergrond van deze cultuurstrijd waarbinnen het nationale een centraal discussiepunt vormde, is de internationale oriëntatie van een middlebrow-tijdschrift als het Critisch Bulletin opmerkelijk. Het Critisch Bulletin besteedde namelijk uitgebreid aandacht aan de internationale literaire actualiteit: naast Nederlandse boeken kwamen in het blad onder meer Duitse, Franse, Engelse, Amerikaanse en Scandinavische literatuur en literaire wetenswaardigheden aan bod. Bovendien liet Donker zich voor de opzet van zijn tijdschrift inspireren door buitenlandse voorbeelden als Die literarische Welt en The Times Literary Supplement. Dat roept de vraag op hoe die internationale oriëntatie van het Critisch Bulletin zich verhield tot Donkers programma van nationale cultuurbemiddeling. | |
[pagina 21]
| |
Doordat middlebrow-fenomenen in contemporaine discussies en recent wetenschappelijk onderzoek vaak nadrukkelijk in verband gebracht worden met nationale doelstellingen, is er nog weinig aandacht besteed aan de internationale dimensie van middlebrow-kritiek.Ga naar voetnoot5 Met het Critisch Bulletin als casus zal ik laten zien dat er sprake was van een complex samenspel van nationale en internationale factoren. Daarbij richt ik mij op Donkers kritische programma, de positionering van het Critisch Bulletin in een (inter)nationale context en de samenstelling van het tijdschrift. | |
‘De verwezenlijking in Holland van zoiets als de litterary times [sic]’Ga naar voetnoot6In juli 1929 deed Anthonie Donker een open oproep in het maandblad voor boekenliefhebbers Den Gulden Winckel om een nieuw ‘groot tijdschrift’ op te richten, waarin de beste Nederlandse critici zich zouden verenigen om de lezer voor te lichten over het literaire aanbod: ‘Wie durft dat te ondernemen?’.Ga naar voetnoot7 Het was Johan Leonard (Jan) van Tricht (1883-1964), directeur van de Arnhemse uitgeverij Van Loghum Slaterus, die de handschoen opnam. Van Tricht kende het klappen van de zweep als uitgever van de humanistische tijdschriften De Stem en De Smidse en was ervan overtuigd dat Donkers plan potentie had: Voor Uw denkbeeld van een inlichtend tijdschrift, onder redactie van de beste critici van diverse pluimage, lijkt mij altans te overwegen, al zou dat natuurlik een zeer riskante geschiedenis zijn. Maar er is behoefte aan zo iets, de litteraire voorlichting van het grote publiek is ten enenmale onvoldoende.Ga naar voetnoot8 Donker had een tijdschrift voor ogen met recensies over actuele letterkunde uit binnenen buitenland, dat wekelijks in grote oplage zou verschijnen. Een tijdschrift dat zich tot recensies beperkte en het boekenaanbod duidde met korte, maar gefundeerde beoordelingen, bestond in Nederland nog niet. Dankzij deze ‘verhelderende gids’ zou de Nederlandse lezer beter zijn weg kunnen vinden door de ‘overrompelend vele uitgaven’ die op de markt kwamen.Ga naar voetnoot9 Het tijdschrift zou zich richten op een algemeen, behoorlijk opgeleid publiek van lezers met een ‘sympathieken en gedistingeerden smaak’, ofwel: | |
[pagina 22]
| |
‘de lezer, die zich serieus voor boeken interesseert’.Ga naar voetnoot10 In de aankondiging voor het tijdschrift vatte Donker zijn kritisch programma als volgt samen: Het critisch bulletin wil door onpartijdige, samenvattende en bij voorkeur opbouwende critiek, zich uitsluitend naar de kunstwaarde, d.i. de schoonheids- en levenswaarde der werken richtende boekbeschouwing, leiding en voorlichting geven.Ga naar voetnoot11 Het streven naar een zo objectief mogelijk, onpartijdig en welwillend oordeel paste bij de informerende taakstelling van het tijdschrift. Behalve informeren wilden Donker en Van Tricht de lezers ook sturen (‘leiding en voorlichting geven’) in hun keuze uit het overweldigende boekenaanbod.Ga naar voetnoot12 Het Critisch Bulletin werd dan ook opgericht in een periode waarin de boekenmarkt een behoorlijke groei had doorgemaakt en nieuwe lezersgroepen uit de groeiende middenklasse, onder wie veel vrouwen, toegang hadden gekregen tot literatuur.Ga naar voetnoot13 In reactie hierop ontwikkelde zich een uitgebreid netwerk van bemiddelende instituties en actoren, die zich enerzijds bezig hielden met de informatievoorziening van deze lezers en die anderzijds wilden profiteren van de commerciële mogelijkheden van een expanderende boekenmarkt.Ga naar voetnoot14 Die vermenging van idealistische en commerciële motieven speelde ook bij het Critisch Bulletin een rol: Donkers streven naar literaire voorlichting in dienst van een nationaal gemeenschapsideaal ging probleemloos samen met de commerciële motieven van de uitgever, die het Critisch Bulletin als een lucratieve mogelijkheid beschouwde om de verkoop van (zijn eigen) literaire uitgaven te bevorderen.Ga naar voetnoot15 Die combinatie van een cultuurbemiddelende taakstelling en cultureel ondernemerschap is als gezegd typerend voor middlebrow-praktijken. Hoewel middlebrow- | |
[pagina 23]
| |
instituties en -actoren de kern uitmaakten van het toenmalige literaire veld, zijn zij in de literatuurgeschiedschrijving en in wetenschappelijk onderzoek tot voor kort onderbelicht gebleven. Dat heeft te maken met de eenzijdige aandacht voor de programmatische profileringen van de literaire voorhoede of highbrow-actoren, de schrijvers en critici rond tijdschriften als De Vrije Bladen en Forum, die met succes de eigen literatuuropvattingen en canon hebben weten over te dragen aan latere generaties.Ga naar voetnoot16 Middlebrow-onderzoek beoogt ons beeld van de literaire cultuur in het interbellum bij te stellen door de aandacht te richten op vormen van literaire productie, receptie en distributie die zich niet beperkten tot de kleine kring van literair ingewijden, maar die zich richtten op de bepalende factor op de boekenmarkt: de lezer. De toepassing van het concept middlebrow op de Nederlandse situatie vindt zijn legitimering in de grotendeels vergelijkbare ontwikkelingen die zich in deze periode voltrokken in de Verenigde Staten en Engeland, waarvoor zowel in de contemporaine context als in de wetenschap het concept middlebrow is ingezet.Ga naar voetnoot17 Hoewel het begrip uit de Angelsaksische historische context afkomstig is en er in het Nederlands geen contemporain equivalent voor bestaat, blijkt het vruchtbaar om de genoemde fenomenen vanuit middlebrow-perspectief te bestuderen. Duidelijk wordt dat de ontwikkelingen van de Nederlandse literaire cultuur deel uitmaken van bredere, internationale tendensen, die tegelijkertijd specifieke nationale verschijningsvormen kenden.Ga naar voetnoot18 Gezien de toenemende internationalisering van de boekenmarkt in deze periode is het niet verrassend dat Nederlandse middlebrow-actoren inspiratie opdeden bij vergelijkbare initiatieven in het buitenland. Dat gold ook voor Donker, die in zijn correspondentie met Van Tricht regelmatig verwees naar buitenlandse dagbladen, tijdschriften en boekenbijlagen, als voorbeeld voor zijn eigen tijdschrift. Wat daarbij opvalt is dat hij vooral populair-journalistieke periodieken noemde, die gericht waren op de voorlichting van een groot publiek over een brede selectie van actuele (literaire) verschijnselen. Tijdens de oprichtingsperiode van het Critisch Bulletin refereerde hij bijvoorbeeld aan het Duitse tijdschrift Die literarische Welt (1925-1934), dat als weekblad goed wist in te spelen op de literaire actualiteit: ‘Een weekblad, als de Literarische Welt in Duitschland, dat echter overigens weinig kritiek geeft, zou misschien het best en het voordeeligst zijn.’Ga naar voetnoot19 Het voorbeeld dat hij in zijn brieven aan Van Tricht het meest aanhaalde, was het Engelse The Times Literary Supplement, dat in 1902 als bijlage van het dagblad The Times in het leven was geroepen en sinds 1914 als zelfstandige uitgave verscheen.Ga naar voetnoot20 The Times Literary Supplement verscheen eveneens wekelijks en bereikte een groot publiek: op het hoogtepunt in 1930 kende het blad een oplage van ruim dertigduizend exemplaren.Ga naar voetnoot21 Het tijdschrift was niet alleen actueel, maar streefde er ook naar | |
[pagina 24]
| |
de volledige boekproductie aan de lezers te presenteren door wekelijks een lijst met recent verschenen boeken en herdrukken te publiceren. Daarnaast bevatte het recensies van een brede selectie van proza en non-fictie en was er ruimte voor toneel, beeldende kunst, muziek en wetenschap.Ga naar voetnoot22 Die in meerdere opzichten breed-voorlichtende taakopvatting is typerend voor middlebrow-tijdschriften: zij richtten zich op een breed publiek en presenteerden een brede - of zelfs zo goed als volledige - doorsnede van het literaire aanbod.Ga naar voetnoot23 Behalve dat breed-voorlichtende, journalistieke karakter was het vooral de status van The Times Literary Supplement als nationale literaire en culturele smaakmaker die Donker aansprak. Getuige zijn veelvuldig geuite wens van het Critisch Bulletin een ‘groot’, ‘leidend’ of ‘centraal’ recensietijdschrift te maken, koesterde Donker de ambitie om met zijn tijdschrift de dienst uit te gaan maken in de Nederlandse literaire informatievoorziening en daarmee een zekere status te vergaren als kritische autoriteit.Ga naar voetnoot24 Het Critisch Bulletin zou ‘voor Holland [...] wezen wat de Litterary Times [sic] bijv. voor Engeland is’.Ga naar voetnoot25 Daarmee doelde hij ongetwijfeld zowel op de hoge oplagecijfers, die voor een literair-kritisch tijdschrift op de Nederlandse markt overigens ondenkbaar waren, als op het symbolisch kapitaal van The Times Literary Supplement. Daarnaast sprak de brede algemeen-culturele signatuur van het Engelse tijdschrift Donker aan. Het Critisch Bulletin zou zich in eerste instantie beperken tot de literatuur, maar in de toekomst wilde Donker ook aandacht gaan besteden aan de andere kunsten: Mijn illusie voor later is niets meer of minder dan een algemeen, centraal critisch tijdschrift voor litt, tooneel (Mevr van Schaik, Scholte, Top Naeff), film (Ter Braak), beeldende kunst (Plasschaert) en muziek (Pijper, Vermeulen). Dat moet het worden en zoo'n tijdschrift moet voor ons land gevormd kunnen worden.Ga naar voetnoot26 Uit zijn formulering blijkt dat Donker voor dit idee inspiratie had opgedaan in het buitenland. Naast The Times Literary Supplement noemde hij het Amerikaanse dagblad The New York Times in dit opzicht als voorbeeld: ‘waar het bij latere uitbreiding, heenmoet: bespreking van het belangrijkste op elk gebied v. geestelijk leven; als in de New-York Times.’Ga naar voetnoot27 Donker was dus bekend met verschillende buitenlandse tijdschriften en dagbladen die zich bezig hielden met vormen van middlebrow-kritiek. Van een aantal van deze periodieken is bekend dat hij ze daadwerkelijk in huis had: vanaf het voorjaar van 1930 had hij een abonnement op het eerdergenoemde Duitse weekblad Die literarische Welt en | |
[pagina 25]
| |
het Franse Les Nouvelles littéraires (1922-1975), dat hij uit financiële overwegingen moest delen met Stem-redacteur Dirk Coster.Ga naar voetnoot28 Daarnaast informeerde hij bij Van Tricht naar de mogelijkheden van een (gedeeld) abonnement op het Engelse The Times Literary Supplement en het Amerikaanse The New York Times Book Review, maar of dat verzoek ingewilligd werd is mij niet bekend.Ga naar voetnoot29 Interessant is dat Donker al in de oprichtingsfase van het Critisch Bulletin aan bepaalde tijdschriften een voorbeeldfunctie toedichtte, terwijl hij op dat moment nog op geen van die bladen geabonneerd was. Dat geeft niet alleen een indicatie van de internationale uitstraling van grote, nationaal-georiënteerde middlebrow-tijdschriften als The Times Literary Supplement, maar ook van Donkers internationale blik op de tijdschriftenmarkt. Donkers grootse ambities konden slechts gedeeltelijk verwezenlijkt worden en dat had vooral te maken met de economische beperkingen van het Nederlandstalige afzetgebied. Als uitgever kende Van Tricht de risico's van groots opgezette tijdschriften en stelde voor ‘een veel bescheidener begin te maken’ dan het weekblad dat Donker voor ogen had.Ga naar voetnoot30 Om de financiële risico's te beperken werd het Critisch Bulletin verbonden met het eveneens door Van Tricht uitgegeven maandtijdschrift De Stem. Het Critisch Bulletin werd vanaf januari 1930 als extra katern van zestien pagina's toegevoegd aan De Stem en verscheen daarnaast als zelfstandig tijdschrift, waarvoor afzonderlijke abonnees geworven werden. De bedoeling was dat het Critisch Bulletin op termijn zou uitgroeien tot een volledig zelfstandig tijdschrift, los van De Stem.Ga naar voetnoot31 Door de samenwerking met De Stem bleven de productiekosten beperkt en bereikte het Critisch Bulletin direct een behoorlijk publiek van Stem-abonnees dat zich in de toekomst mogelijk ook op het zelfstandige Critisch Bulletin zou abonneren. Hoewel het Critisch Bulletin de literatuurgeschiedenis is ingegaan als bijblad van De Stem, was er aanvankelijk sprake van twee opzichzelfstaande tijdschriften en redacties die vrijwel volledig onafhankelijk van elkaar opereerden.Ga naar voetnoot32 Zo bestond er in de oprichtingsperiode van het Critisch Bulletin geen direct contact tussen Donker en de Stem-redactieleden Dirk Coster en Just Havelaar. De communicatie verliep in deze periode volledig via ‘tussenpersoon’ Van Tricht.Ga naar voetnoot33 Gedurende de eerste jaargang van het Critisch Bulletin bleek dat er onder Nederlandse lezers inderdaad behoefte bestond aan de voorlichting die Donkers tijdschrift bood. Het aantal abonnees groeide gestaag en dankzij de gunstige vooruitzichten zag Van Tricht de mogelijkheid de omvang van het Critisch Bulletin vanaf januari 1931 te vergroten | |
[pagina 26]
| |
tot 32 pagina's.Ga naar voetnoot34 Voor deze investering ging hij een samenwerkingsverband aan met Doeke Zijlstra (1889-1940), de directeur van de Rotterdamse uitgeversfirma Nijgh & Van Ditmar. De bijna twintigduizend abonnees van het door Zijlstra uitgegeven tijdschrift De Wereldkroniek kregen een abonnement op het Critisch Bulletin aangeboden tegen gereduceerd tarief, wat het aantal abonnees flink moest doen toenemen. Daarnaast zou Zijlstra bijdragen aan reclamecampagnes voor het Critisch Bulletin. In ruil daarvoor kon hij beschikken over advertentieruimte in het tijdschrift.Ga naar voetnoot35 Met de gezamenlijke exploitatie van het Critisch Bulletin waren voor beide uitgevers grote economische belangen gemoeid. Zo kon Van Tricht via de Wereldkroniek een nieuw segment van de lezersmarkt aanboren en kregen beide partijen nieuwe advertentiemogelijkheden tot hun beschikking. Maar bovenal was een recensietijdschrift als het Critisch Bulletin voor uitgevers een goede investering, omdat zij daarmee (indirect) invloed konden uitoefenen op de receptie van hun eigen uitgaven.Ga naar voetnoot36 Hoewel Van Tricht zich niet of nauwelijks bemoeide met de inhoud van het Critisch Bulletin en de keuze voor de te bespreken boeken, had hij belang bij het bestaan van een kritisch tijdschrift dat ook zijn uitgaven onder de aandacht bracht van lezers die over de middelen beschikten om boeken te kopen. Bovendien waren de brede kritische aandacht en het ‘onpartijdige’ en ‘opbouwende’ oordeel van middlebrow-critici commercieel interessant voor uitgevers, omdat de kans op een (gunstige) bespreking van hun uitgaven groot was.Ga naar voetnoot37 | |
‘Alleen in ons land’Ga naar voetnoot38Het Critisch Bulletin werd gelanceerd op een moment dat er al meerdere tijdschriften op de markt waren met een tot op zekere hoogte vergelijkbare signatuur. Toch schatte Van Tricht in dat het mogelijk zou zijn het tijdschrift succesvol te exploiteren. Het was daarbij uiteraard van belang dat het Critisch Bulletin zich in opzet, samenstelling en kwaliteit van de bestaande Nederlandse tijdschriften zou onderscheiden. Om het tijdschrift binnen het nationale aanbod te positioneren hanteerde Donker voor en achter de schermen verschillende strategieën. De doelstellingen van het Critisch Bulletin sloten in belangrijke mate aan bij die van bestaande Nederlandse middlebrow-tijdschriften als Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, Groot Nederland en Den Gulden Winckel.Ga naar voetnoot39 Deze bladen waren aan het einde van de negentiende of het begin van de twintigste eeuw opgericht en waren geënt op de geïllustreerde familiebladen die in de tweede helft van de negentiende eeuw hun bloeiperiode kenden.Ga naar voetnoot40 Zij richtten zich op de literaire en culturele informatievoorziening van het | |
[pagina 27]
| |
algemene publiek, vaak vanuit een uitgesproken nationaal cultuurspreidingsideaal.Ga naar voetnoot41 Ook Donkers activiteiten als criticus, leraar en wetenschapper stonden in het teken van het versterken van de nationale gemeenschap, en het bevorderen van de kennis van en liefde voor de eigen literatuur was daartoe een belangrijk middel. In de inaugurele rede bij zijn benoeming tot hoogleraar, met de veelzeggende titel ‘Dichter en gemeenschap’, bracht hij het ‘bemiddelend karakter’ van zijn werkzaamheden expliciet in verband met een nationale doelstelling: De onderzoekingen der wetenschappelijken bemiddelaar, die anderen tot de studie der litteratuur heeft in te leiden, beoogen een band te bewerkstelligen en te versterken. [...] Van de uitkomst dier onderzoekingen belooft men zich vooral een nauwer verband tusschen den dichter en zijn gehoor, zoo niet zelfs een vergrooting van dit gehoor [...] een verband dat uit de kleine gemeenschap van studenten der litteratuur door het onderwijs weer verder medegedeeld zou kunnen worden aan opgroeiende generaties en aldus behoud, vernieuwing en voortzetting van [...] eigen gemeenschappelijke cultuur voorbereidt, stout gezegd de liefde van het volk voor zijn dichters bedoelt te verhoogen.Ga naar voetnoot42 Hoewel hij zich hierover - waarschijnlijk om strategische redenen - in programmatische teksten rond de oprichting van het Critisch Bulletin niet zo expliciet uitsprak, valt die nationale taakopvatting te extrapoleren naar zijn werkzaamheden als criticus. In zijn recensies liet Donker zich namelijk regelmatig uit over het nationale als een factor die de band tussen literatuur en lezers kon versterken.Ga naar voetnoot43 Toch komen we in het Critisch Bulletin geen sterke nationale of Groot-Nederlandse symboliek, beeldvorming of discoursen tegen, zoals die in de parateksten en titel van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift en Groot Nederland te vinden zijn. Het Critisch Bulletin onderscheidde zich ten eerste van deze oudere tijdschriften doordat Donkers nationale cultuurspreidingsideaal vorm kreeg binnen een naoorlogs internationaal kader. Daarmee sloot het tijdschrift aan bij de internationaliseringsbeweging die na de Eerste Wereldoorlog in Europa opgang deed en waarbij Donker actief betrokken was, onder meer als lid en vanaf 1936 als voorzitter van de Nederlandse afdeling van de internationale pacifistische schrijversorganisatie PEN.Ga naar voetnoot44 Het internationalisme van PEN vond steeds zijn basis in trots op de eigen nationale literatuur - een standpunt waarin Donker zich kon vinden.Ga naar voetnoot45 Ten tweede werd het Critisch Bulletin voorzien van een | |
[pagina 28]
| |
modern journalistiek profiel, waarvoor Donker inspiratie had opgedaan bij de genoemde buitenlandse voorbeelden. Het moderne kwam onder meer tot uitdrukking in de titel: het zakelijke ‘bulletin’ roept totaal andere associaties op dan de sfeer van traditie en huiselijkheid die titels als Eigen Haard of Den Gulden Winckel uitdragen.Ga naar voetnoot46 Die combinatie van een internationaal perspectief en een modern journalistiek profiel waren bepalend voor de samenstelling van het Critisch Bulletin, zoals verderop zal blijken. In het openbaar gebruikte Donker echter andere argumenten om het verschijnen van het Critisch Bulletin op de Nederlandse tijdschriftenmarkt te legitimeren. Hij profileerde zich als criticus en tijdschriftredacteur door zich te mengen in het debat over de status van de Nederlandse literatuurkritiek. Al voor de oprichting van zijn tijdschrift klaagde hij in verschillende publicaties over het functioneren van de kritiek, die er volgens hem niet in slaagde de Nederlandse lezers op een goede manier voor te lichten.Ga naar voetnoot47 Het Critisch Bulletin presenteerde hij vervolgens als een remedie voor de Nederlandse literatuurkritiek die ‘door en door ziek’ was.Ga naar voetnoot48 Donkers commentaar richtte zich voornamelijk op twee aspecten: de lage kwaliteit van de Nederlandse kritiek en het gebrek aan contact met de lezer. Dat lage kwaliteitsniveau bespeurde Donker vooral bij de dagbladen en de eerdergenoemde oudere tijdschriften, die zich volgens hem schuldig maakten aan onprofessionele kritiek en geen eisen durfden te stellen aan de besproken boeken. In een recensie in Den Gulden Winckel noemde hij de kritiek in de dagbladen en de bij naam genoemde tijdschriften De Nieuwe Gids, Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift en Groot Nederland ‘slap, en egaal van voorzichtige waardeering [...], opereerend met een veel te laag gehouden maatstaf’.Ga naar voetnoot49 Dat hij Den Gulden Winckel zélf hier niet noemde is logisch, maar ook van dat blad had hij geen hoge pet op, zo blijkt uit zijn uitlatingen achter de schermen.Ga naar voetnoot50 Tegelijkertijd zette Donker zich af tegen vormen van kritiek die hij ‘fel, blind en partijdig’ noemde en die daardoor ongeschikt waren voor de voorlichting van het publiek.Ga naar voetnoot51 Daarmee doelde hij vooral op de kritische praktijken van de ‘jongeren’ rond De Vrije Bladen, die zich in 1932 zouden verenigen in het polemiserende tijdschrift Forum. | |
[pagina 29]
| |
Hoewel Donker qua leeftijd bij deze generatie hoorde en als dichter in De Vrije Bladen gedebuteerd was, leidde zijn bemiddelende taakopvatting als criticus er onder meer toe dat zij zich na de oprichting van het Critisch Bulletin van hem distantieerden.Ga naar voetnoot52 Die distantie was wederzijds: Donker uitte vanaf het einde van de jaren twintig kritiek op het ‘snobbisme’ van deze intellectuele ‘jongeren’, die vooral voor hun eigen kleine kring schreven en zich daarmee hadden afgewend van het leespubliek.Ga naar voetnoot53 Dat gold niet alleen voor hun literaire werk, maar met name voor hun kritische werkzaamheden. Hij laakte hun polemische houding, die zich onder meer richtte tegen het proza van oudere schrijvers als Herman Robbers en Israël Querido.Ga naar voetnoot54 Deze jongere critici fulmineerden tegen de populaire, vaak vuistdikke realistische romans die Robbers en de zijnen publiceerden en hekelden de huiselijke thematiek van deze boeken. Een centraal punt in hun kritiek was het vermeende ‘Hollandse’ karakter van deze romans, dat voor hen gelijk stond aan burgerlijk en benepen. Ook critici met een bemiddelende taakopvatting werden als ‘Hollands’ gediskwalificeerd, een lot dat Donker eveneens ten deel viel.Ga naar voetnoot55 Donker nam in deze cultuurstrijd een middenpositie in. Hoewel ook hij de Hollandse familieroman als een verouderd genre beschouwde en pleitte voor proza-vernieuwing, nam hij het op voor de belaagde schrijvers die als vertegenwoordigers van een zekere traditie erkenning verdienden en bovendien geliefd waren bij het leespubliek dat hij wilde bereiken. Hij bekritiseerde zijn leeftijdsgenoten die het te druk hadden ‘met de polemiek, met zichzelve te verkondigen, en met enkele buitenlandsche hobbies’ om oog te hebben voor minder luidruchtige Nederlandse schrijvers en de behoeften van lezers.Ga naar voetnoot56 Ook Donker gebruikte dus de tegenstelling nationaal-internationaal om de tegenpartij te karakteriseren en zich van de kosmopolitische houding van de intellectuele elite te distantiëren. Hij bepleitte een literatuur die zich bewust was van haar nationale oorsprong en de band met het volk zou versterken.Ga naar voetnoot57 Tegenover de ‘partijdige’ kritiek die zich van de Nederlandse lezer afgewend had, stelde Donker een vorm van kritiek die het boekenaanbod zonder aanzien des persoons (‘onpartijdig’) van duiding voorzag en zich daarbij richtte op de lezer. Hier wordt het patroon zichtbaar dat zich in discussies over de literaire kritiek in het interbellum vaker | |
[pagina 30]
| |
aftekent: tegenover het polemisch-esthetische model van de highbrow-kritiek, waarbij de ‘jongeren’ zich aansloten, plaatste Donker zijn pedagogische middlebrow-kritiek naar ‘wetenschappelijk’ model.Ga naar voetnoot58 De tegenstelling Hollands - kosmopolitisch werd in stelling gebracht om de vertegenwoordigers van beide richtingen retorisch te markeren. Naast deze openlijke profilering zette Donker zijn Critisch Bulletin achter de schermen af tegen bestaande Nederlandse tijdschriften met een vergelijkbaar modern profiel: Den Gulden Winckel en De Litteraire Gids. Beide tijdschriften hadden net als het Critisch Bulletin een journalistieke opzet met oog voor de actualiteit en besteedden veel aandacht aan de buitenlandse literatuur.Ga naar voetnoot59 Hoewel het maandblad Den Gulden Winckel oorspronkelijk behoorde tot de eerder genoemde oudere, op de geïllustreerde familiebladen geïnspireerde tijdschriften, ontwikkelde het zich in het interbellum tot een journalistiek vernieuwend blad met schrijversinterviews, foto's en een brede, internationale blik.Ga naar voetnoot60 Het tweewekelijks verschijnende De Litteraire Gids was opgericht in 1927 en leverde vooral - vaak vilein - commentaar op de internationale literaire actualiteit en de kritische praktijken van andere Nederlandse tijdschriften en critici. Het blad was meer gericht op de buitenlandse productie dan de Nederlandse en bevatte lijsten met te verschijnen en pas verschenen boeken per taalgebied (‘Nieuw Russisch’, ‘Nieuw Engelsch’, etc.). Volgens Donker onderscheidde het Critisch Bulletin zich van deze tijdschriften door de diepgang en kwaliteit van het kritisch oordeel: De andere litt-critische blaadjes hebben ook een heel andere basis dan het CB: de GW [Den Gulden Winckel] is zuiver incidenteel en op het toeval aangewezen, de Litt. Gids is een beschrijvende catalogus v.d. boekhandel, en de Ned. Bibliografie is veelomvattend maar slecht.Ga naar voetnoot61 Dat was ook de reden dat Donker geen lijsten met nieuwe uitgaven in zijn tijdschrift wilde opnemen. Hij stelde: ‘dat gaat in de richting van GW [Den Gulden Winckel] en Boekennieuws. Iedere vermelding in het CB moet een onderscheiding zijn.’Ga naar voetnoot62 Opmerkelijk is het verschil in waardering voor buitenlandse en Nederlandse tijdschriften: terwijl Donker een populair journalistiek periodiek als The Times Literary Supplement dat bekend stond om zijn boekenlijsten waardeerde, distantieerde hij zich juist van Nederlandse tijdschriften die boekenlijsten opnamen, vanwege het gebrek aan kwaliteit dat daaruit zou spreken. Aan de andere kant bracht Donker de lezersgerichte opzet van het Critisch Bulletin in stelling om zich te profileren tegenover een concurrent als De Litteraire Gids. Een anonieme briefschrijver had tegenover Van Tricht de kritiek geuit dat het Critisch Bulletin | |
[pagina 31]
| |
te zeer gericht was op ‘vaklui’ en te weinig op het leespubliek; De Litteraire Gids slaagde er volgens de klager beter in de lezer voor te lichten.Ga naar voetnoot63 Donker was het daar niet mee eens en stelde: ‘dat het CB maar voor weinigen begrijpelijk is, kan geen mensch volhouden [...] Het Bulletin lijkt me niet moeilijker dan bijv. de Litt. Welt’.Ga naar voetnoot64 Die literarische Welt fungeerde dus opnieuw als voorbeeld, nu voor de publieksgerichte opstelling van het Critisch Bulletin. Van Tricht voegde daaraan toe dat juist De Litteraire Gids meer op ‘vaklui’ gericht was dan het Critisch Bulletin, doordat het tijdschrift meer het Nederlandse ‘letterkundig leven’ behandelde dan dat het voorlichting gaf over de nationale productie.Ga naar voetnoot65 | |
‘Geheel in dienst van den lezer’Ga naar voetnoot66Als gezegd kan de samenstelling van het Critisch Bulletin worden getypeerd als internationaal georiënteerd en modern-journalistiek. Op die manier wilde Donker tegemoet komen aan de behoeften van de Nederlandse lezer, die met behulp van korte recensies met een gefundeerd oordeel zijn of haar keuze kon maken uit een steeds uitgebreider internationaal boekenaanbod. Dat het Critisch Bulletin zich daarbij beperkte tot proza en - vanaf de tweede jaargang - non-fictie was niet alleen een kwestie van ruimtegebrek, maar sloot bovendien aan bij de praktijk van de literaire markt: boeken in deze genres werden veel meer gelezen dan poëzie.Ga naar voetnoot67 Datzelfde geldt voor de aandacht voor buitenlandse literatuur in het Critisch Bulletin, die tot op zekere hoogte een afspiegeling was van het aanbod op de Nederlandse boekenmarkt, waarvan vertalingen een belangrijk deel uitmaakten.Ga naar voetnoot68 Ongeveer de helft van de in het Critisch Bulletin besproken romans was afkomstig uit het buitenland.Ga naar voetnoot69 Vanaf de eerste jaargang besteedde het tijdschrift substantiële aandacht aan de Vlaamse, Duitse, Franse, Engelse, Amerikaanse en Russische literatuur, deels in vertaling. Later kwamen daar onder meer de Scandinavische en Tsjechische literatuur bij. Na de Nederlandse romans (50%) kregen het Duitse (18%), Franse (12%), Engelse (inclusief Amerikaanse) (8%) en Vlaamse (7%) proza de meeste kritische aandacht. | |
[pagina 32]
| |
Donker zelf nam het grootste deel van de recensies voor zijn rekening en besprak vooral Nederlands proza.Ga naar voetnoot70 Voor de buitenlandse literatuur stelde hij (academisch) gespecialiseerde medewerkers aan, zoals de romanist Johannes Tielrooy (1886-1953) voor de Franse literatuur en de anglist A.G. van Kranendonk (1884-1957) voor de Engelse. Het Critisch Bulletin was overigens niet het enige tijdschrift in het interbellum dat substantiële aandacht besteedde aan literatuur uit het buitenland. Rond 1910 waren verschillende Nederlandse tijdschriften, waaronder Den Gulden Winckel, Groot Nederland en Boekenschouw, begonnen op systematischer wijze literatuur uit andere landen te recenseren, in de vorm van afzonderlijke rubrieken geschreven door vaste recensenten.Ga naar voetnoot71 Er was dus sprake van een gangbare praktijk, die waarschijnlijk geïnspireerd was op buitenlandse voorbeelden.Ga naar voetnoot72 In het geval van het Critisch Bulletin lijkt er echter ook sprake te zijn van een principiële kwestie, die verband hield met Donkers streven de kwaliteit van de Nederlandse literaire kritiek én productie te verbeteren. Donker wilde de Nederlandse literatuur op een hoger plan brengen door ‘Europeeschen’ of zelfs internationale eisen te stellen aan de besproken boeken.Ga naar voetnoot73 Alleen op die manier zou de Nederlandse literatuur een rol van betekenis kunnen spelen op de zich internationaliserende boekenmarkt.Ga naar voetnoot74 Doordat de helft van de ruimte in het Critisch Bulletin ingenomen werd door recensies over literatuur uit den vreemde die beoordeeld werd door veeleisende specialistische critici, werd de Nederlandse literatuur in een breder, internationaal perspectief geplaatst en naar dat hoge niveau beoordeeld. In Donkers ogen onderscheidde het Critisch Bulletin zich daarmee van andere voorlichtende tijdschriften en critici. Typerend in dit opzicht is wat hij in een brief aan Van Tricht schreef over P.H. Ritter Jr. die volgens Donker ‘zijn betere smaak voor de gelegenheid geregeld offert, en die geen internationale maatstaf durft aanleggen’.Ga naar voetnoot75 Aan de andere kant verweet hij als gezegd de intellectuele ‘jongeren’ met hun kosmopolitische houding het eigene uit het oog te verliezen. Die internationale kwaliteitseisen stonden voor Donker dus in dienst van de nationale literatuur. Donkers streven naar kwaliteitskritiek kwam enigszins op gespannen voet te staan met het journalistieke profiel van het Critisch Bulletin dat onder invloed van de nieuwe mede-eigenaar Zijlstra sterker werd aangezet. Waar Donker The Times Literary Supplement vooral als een voorbeeld beschouwde voor de beoogde positie van het Critisch Bulletin, wilde Zijlstra het tijdschrift ook qua samenstelling naar het Engelse voorbeeld modelleren. Hij had aanvankelijk een wekelijks of tweewekelijks verschijnend tijdschrift | |
[pagina 33]
| |
voor de Nederlandse markt voor ogen in de geest van The Times Literary Supplement, dat hij nu via een reorganisatie van het Critisch Bulletin in afgezwakte vorm probeerde te realiseren.Ga naar voetnoot76 Zijlstra wilde het Critisch Bulletin vooral aantrekkelijker maken voor de lezers, door ‘een wat meer journalistieke opzet’, waarbij hij als Nederlands voorbeeld verwees naar De Litteraire Gids.Ga naar voetnoot77 Dat betekende kortere recensies, meer actualiteit en het opnemen van ‘wetenswaardigheden van schrijvers en boeken’.Ga naar voetnoot78 Ook zou hij net als Donker zelf op termijn graag de andere kunsten gerecenseerd zien in het Critisch Bulletin.Ga naar voetnoot79 Hoewel Donker een sterker journalistiek format in principe toejuichte, waarschuwde hij voor het risico om daardoor de kwaliteit waar het Critisch Bulletin voor stond uit het oog te verliezen: Alleen moeten wij er eeuwig voor op passen [sic] dat die beknoptheid niet in een zekere journalistieke oppervlakkigheid ontaardt, want dan zouden wij juist datgene kwijtraken wat ons van de Litt. Gids onderscheidt, meer diepgang, geen vlot praatje over het boek met een paar citaten maar een gefundeerd oordeel.Ga naar voetnoot80 Onder invloed van Zijlstra werden de recensies korter en werd het Critisch Bulletin voorzien van verschillende nieuwe, op de actualiteit gerichte rubrieken.Ga naar voetnoot81 Naast de bestaande, grotendeels door Donker volgeschreven rubriek ‘Critische Curiosa’ met citaten, nieuwtjes en korte opiniestukken over de literaire kritiek, verscheen als een ‘mooie tegemoetkoming aan de actualiteit’ vanaf september 1931 de ‘Periscoop’ met boekaankondigingen en zeer korte recensies, soms beperkt tot enkele regels.Ga naar voetnoot82 Ook bracht het Critisch Bulletin vanaf maart 1932 de rubriek ‘Uit de werkplaatsen’, waarmee de lezer op de hoogte werd gebracht van de boeken waar schrijvers op dat moment aan werkten. Daarnaast probeerde Donker op verzoek van Zijlstra de frequentie van schrijversportretten en algemene artikelen over literaire onderwerpen te verhogen.Ga naar voetnoot83 Toch was het niet alleen de invloed van Zijlstra die het moderne karakter van het Critisch Bulletin bepaalde. Het was Donker die ervoor zorgde dat het Critisch Bulletin als één van de eerste Nederlandse literaire publiekstijdschriften de prijzen van de besproken | |
[pagina 34]
| |
boeken vermeldde, een op dat moment nog ongebruikelijke praktijk in Nederland.Ga naar voetnoot84 In mei 1932 schreef hij daarover aan Van Tricht: ‘Reeds enkele malen schreven abonnés mij, of in het CB niet de prijs der besproken boeken vermeld kan worden; ik voel daar wel voor, als onderdeel der voorlichting hoort het er ook bij.’Ga naar voetnoot85 Behalve dat die informatie voor lezers van nut was, verwachtte Donker dat te zijner tijd alle tijdschriften en kranten de boekenprijs wel zouden gaan vermelden.Ga naar voetnoot86 Ook in dit geval was The Times Literary Supplement voor Donker mogelijk een bron van inspiratie. Dat tijdschrift gaf vanaf de oprichting in 1902 de prijzen van alle gerecenseerde boeken weer, wat nieuw was voor The Times, waarin het blad toen nog opgenomen was.Ga naar voetnoot87 Dat het nog tot januari 1934 zou duren voordat de boekenprijzen ook daadwerkelijk in het Critisch Bulletin verschenen, had te maken met de commerciële bezwaren van met name Zijlstra: de Nederlandse uitgevers hadden al genoeg last van de ‘belachelik lage Duitse prijzen’ en door die in het Critisch Bulletin op te nemen, zouden zij zichzelf in de vingers snijden.Ga naar voetnoot88 De internationalisering van de boekenmarkt vormde dus ook een bedreiging voor de eigen productie. | |
BesluitHet Critisch Bulletin ontwikkelde zich gedurende de jaren dertig tot een redelijk succesvolle onderneming. Het tijdschrift bleek levensvatbaar en wist mede dankzij de samenwerking met Zijlstra een behoorlijk aantal abonnees aan zich te binden (zie tabel 1). Dat Donker en Van Tricht hun grootse plannen niet volledig wisten te realiseren had vooral te maken met de economische beperkingen van het kleine Nederlandstalige afzetgebied en de effecten van de economische crisis, die in toe-nemende mate op de ontwikkelmogelijkheden van het tijdschrift drukten. Het Critisch Bulletin wist zich hierdoor in het interbellum niet los te maken van De Stem en uit te groeien tot het brede culturele weekblad dat Donker aanvankelijk voor ogen had. Desondanks was het tijdschrift een factor van betekenis: het wist een aanzienlijk publiek en een brede medewerkersschare aan zich te binden en ontwikkelde zich tot een belangrijke factor binnen de literaire kritiek in het interbellum. | |
[pagina 35]
| |
Tabel 1. Afzonderlijke abonnees Critisch BulletinGa naar voetnoot89
De oprichting en doelstellingen van het Critisch Bulletin zijn typerend voor de middlebrow-praktijken die tijdens het interbellum opgang maakten in reactie op de expansie van de Nederlandse boekenmarkt. Duidelijk is dat die markt niet alleen aanleiding, maar ook bestaansvoorwaarde was voor het tijdschrift: enerzijds creëerde het gegroeide boekenaanbod bij lezers de behoefte aan voorlichting en zagen uitgevers kansen om economisch te profiteren van die vraag, anderzijds was de exploitatie van het Critisch Bulletin afhankelijk van de bereidheid van lezers om voor die voorlichting te betalen. Het succes van een initiatief als het Critisch Bulletin is daarmee illustratief voor de organisatorische verzelfstandiging die de literatuur vanaf het einde van de negentiende eeuw doormaakte. De literaire kritiek heeft zich in de jaren dertig geïnstitutionaliseerd in specifieke tijdschriften, waarvoor professionele, (academisch) geschoolde, veelal gespecialiseerde critici werkzaam waren die tot op zekere hoogte van hun kritische pen konden leven. In de ons omringende landen deden zich tot op zekere hoogte vergelijkbare ontwikkelingen voor, maar was er vanwege de grotere afzetmarkt meer economische speelruimte om te experimenteren met journalistieke vernieuwing dan in Nederland. Dat Donker te rade ging bij buitenlandse middlebrow-periodieken is dan ook niet vreemd. Met de op The Times Literary Supplement geïnspireerde modern-journalistieke opzet en samenstelling van het Critisch Bulletin profileerde Donker zich als een criticus die zich in de eerste plaats richtte op de behoeften van de moderne Nederlandse lezer. Tegelijkertijd probeerde hij het Critisch Bulletin van andere Nederlandse tijdschriften te onderscheiden op grond van de kwaliteit van het kritisch oordeel. De ‘internationale’ kwaliteitseisen die Donker propageerde stonden in dienst van de nationale literaire productie én betekenden een aansporing tot verdergaande professionalisering van de Nederlandse literatuurkritiek. | |
[pagina 36]
| |
In tegenstelling tot de in contemporaine discussies opgeroepen beeldvorming van middlebrow-kritiek als een eng-nationaal project, is duidelijk geworden dat internationale factoren juist voor een middlebrow-criticus als Anthonie Donker een belangrijke rol speelden. Een belangrijke verklaring daarvoor is de nauwe verbondenheid van middlebrow-praktijken met de commerciële aspecten van literatuur: de recensies in het Critisch Bulletin vormden tot op zekere hoogte een afspiegeling van het aanbod op de Nederlandse boekenmarkt, waarvan origineel anderstalig werk en vertalingen een steeds belangrijker deel uitmaakten. Daarnaast verschaften Donkers naoorlogse pacifistische idealen een internationale dimensie aan zijn streven de nationale gemeenschap te versterken. De internationale oriëntatie van het Critisch Bulletin stond uiteindelijk dus in het teken van het bevorderen van de nationale cultuur. •> ryanne keltjens voltooide de Bacheloropleiding Nederlandse taal en cultuur en een Research Master Literary and Cultural Studies beide aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij is als promovenda verbonden aan het NWO-project ‘Dutch middlebrow literature 1930-1940: production, distribution, reception’. www.middlebrow.nl |
|