was de productie van tijdschriften zodanig gestandaardiseerd en gecommercialiseerd, aldus Leslie, dat nog weinig ruimte overbleef voor experiment en vernieuwing. In reactie hierop ontstond een beweging die speelde met de verwachtingen van lezers door radicaal te breken met heersende normen en conventies ten aanzien van verschijningsvorm en materiaalgebruik. Tijdschriften kregen bijvoorbeeld de vorm van bierviltjes, frisbees, schoenendozen, triplexhouten platen of uitvouwbare boekenleggers. Dergelijke toepassingen van nieuwe vormen en ongebruikelijke materialen beperkten zich niet tot obscure en avant-gardistische publicaties van kleine, onafhankelijke uitgeverijen. Dezelfde technieken werden namelijk ook gebruikt door commerciële organisaties om de aandacht van het publiek te trekken en zo andere doelgroepen te bereiken of reclame te maken voor een nieuw product.
Tegenwoordig strekt de drang om te experimenteren zich uit tot voorbij het formaat of de fysieke verschijningsvorm van tijdschriften: beproefde genres worden evenzeer op de korrel genomen. De aanleiding daartoe wordt door Leslie opnieuw gezocht in de vermeende standaardisering van de industrie. Op het eerste gezicht is de hedendaagse markt voor tijdschriften immers opgesplitst in talloze niches en subgenres die allemaal een unieke en persoonlijke lifestyle vertegenwoordigen. De commerciële uitbuiting van allerhande nichemarkten en de exponentiële toename van titels die daarmee gepaard gaat, zo betoogt hij, berust echter op vaste formules en een standaardrepertoire van beproefde formats. Deze eindeloze herhaling van bestaande genreconventies heeft eveneens een tegenbeweging uitgelokt bij ontwerpers. Voor hen blijken klassieke thema's - interieur, mode, sport, koken, auto's - zowel onderwerp van kritiek als een onuitputtelijke bron van inspiratie. Tegendraadse initiatieven werken bijvoorbeeld volgens de principes van toe-eigening, omkering of ondermijning van vertrouwde genres. Ondanks kleine oplagen en lage verkoopcijfers weten ze dikwijls een upmarket lezerspubliek aan zich te binden en zodoende nieuw leven te blazen in verzadigde markten.
De verreikende effecten van digitalisering op de vormgeving van tijdschriften zijn in de ogen van Leslie de voorbode van een nieuw tijdperk. Hij erkent dat technologische ontwikkelingen op het gebied van druktechnieken, typografie en materiaalgebruik weliswaar altijd nauw verbonden zijn geweest met de verdere professionalisering van de tijdschriftjournalistiek, maar hij voegt daaraan toe dat zij meestal niet spoorslags werden geaccepteerd en steeds opnieuw zorgden voor onrust en kommernis omtrent de toekomst van het medium. Leslie schaart zich evenwel onder de technofielen, want hij stelt onomwonden dat digitalisering zonder twijfel heeft bijdragen tot een verbeteringsslag. Hij doelt daarmee niet alleen op de beschikbaarheid van software voor vormgeving en beeldbewerking, maar bijvoorbeeld ook op de onderlinge verwevenheid van weblogs en printmedia, de opmars van tablets en de mogelijkheden van het internet voor onderzoek, verkoop en distributie door uitgeverijen. Kortom, zo luidt de veelbelovende conclusie, gedrukte media