De tweede spreker van de middag was René van Stipriaan, die inging op de mogelijkheden die het digitale onderzoekslaboratorium Nederlab moet gaan bieden aan tijdschriftonderzoekers. Op dit moment moet iedere onderzoeker verschillende instellingen raadplegen om data te verzamelen en vervolgens met elkaar te vergelijken, omdat teksten op verschillende plaatsen en volgens verschillende standaarden gedigitaliseerd zijn. Nederlab moet uiteindelijk alle teksten van 800 tot heden bij elkaar brengen, op hoogwaardige wijze ontsluiten en toegankelijk maken voor tekstanalyse. Van Stipriaan heeft zelf een klein onderzoek gedaan naar De Gids, om te laten zien dat data als de woonplaats of het geslacht van de medewerkers simpel in kaart gebracht kunnen worden. Een groot contrast met de aanpak van de legendarische Vlaming Jef Sprankenis, die destijds alle boeken en tijdschriften met de hand doorvlooide op referenties aan zijn onderzoeksobject Jacob Israël de Haan en de betreffende bronnen op een eigen kamertje in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek bewaarde.
Saskia de Vries (Sampan - academia & publishing) besprak de recente ontwikkelingen in de wetenschappelijke publicatiecultuur. In de overgang naar open access hebben de grote uitgevers een hybride model ingevoerd dat hen in staat stelt dubbel te verdienen aan tijdschriften (zij rekenen zowel article processing charges als abonnementsgelden). Om daar een eind aan te maken eisen steeds meer Westerse overheidsinstanties, waaronder NWO, dat publiek gefinancierd onderzoek wordt uitgegeven in ‘gold’ open access. Dat klinkt als een mooi ideaal, maar zolang beide systemen naast elkaar blijven bestaan is de financiering van open access tijdschriften een probleem, temeer omdat de kosten per artikel flink op kunnen lopen (De Vries noemde bedragen van 300 tot 4000 euro). Het Open Access Lab in Leiden probeert in kaart brengen welke scenario's denkbaar en wenselijk zijn in deze transitiefase, zowel wat betreft financiering als kwaliteitsbewaking. De VSNU bereidt intussen onderhandelingen met de grote uitgevers voor. De Vries wist te melden dat binnen het vakgebied van de linguïstiek enkele tijdschriftredacties de handen ineengeslagen hebben om samen over te stappen op open access. Ze kiezen voor uitgevers als PLoS of Ubiquity Press die aanzienlijk lagere kosten rekenen dan de gevestigde ‘hybride’ uitgevers, en worden ondersteund vanuit de universiteitsbibliotheek van Nijmegen. De Vries riep de aanwezige tijdschriftredacteurs op om het heft in eigen handen te nemen en nauw samen te werken, zodat een doorbraak kan worden geforceerd.
Dat een dergelijke samenwerking nog niet vanzelfsprekend is binnen alle domeinen van de neerlandistiek, bleek uit de andere bijdragen. Thomas Vaessens (Universiteit van Amsterdam) schetste een beeld van een versnipperd tijdschriftenlandschap dat steeds minder aantrekkelijk wordt voor wetenschappers. De tijdschriften worden slecht gelezen en spelen geen rol meer in het wetenschappelijk onderwijs. Vaessens onderzocht het publicatiegedrag van een aantal jongere vakgenoten uit de moderne Nederlandse letterkunde en ontdekte dat er in veel verschillende tijdschriften wordt gepubliceerd. De modernletterkundige publicatiecultuur kent dus geen duidelijke centra. Daarnaast wordt er vooral gepubliceerd in tijdschriften die niet specifiek op literatuur(wetenschap) zijn gericht. De tijdschriften waarin gepubliceerd wordt zijn nu nog vooral Nederlandstalig (60%), maar de verwachting is dat het Engels in de toekomst dominant wordt. Willen de