Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2008 (nrs 23-24)
(2008)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Nieuwe rollen in de informatieketen: de Universiteitsbibliotheek als uitgever van wetenschappelijke tijdschriften
| |
[pagina 18]
| |
vormgegeven, bracht ook een differentiatie in de reputatie van hun produkten met zich mee. De toegevoegde waarde van de distributie door uitgevers kan, nu de communicatiemogelijkheden dankzij internet sterk zijn verbeterd, worden betwijfeld. Wetenschappers communiceren primair met elkaar via internet en verspreiden zelf hun publicaties onder hun collega's. Het kwaliteitskeurmerk vormt echter nog wel een belangrijke reden voor het bestaan van traditionele wetenschappelijke tijdschriften. De kwaliteit van wetenschappers en onderzoeksgroepen wordt vaak bepaald aan de hand van de tijdschriften waarin zij publiceren. Soms is het financieringssysteem zelfs op dit soort gegevens gebaseerd. Wetenschappers voelen zich daardoor afhankelijk van het bestaande systeem. Als auteur, maar ook als lezer. Vanuit het oogpunt van de lezer heeft ieder tijdschrift een monopolie: je kunt niet zomaar een duur tijdschrift inruilen voor een goedkoper. Een onderzoek uit 2002 in het Verenigd Koninkrijk van het Office of Fair Trading concludeerde dan ook dat kritiek op de marktwerking bij tijdschriften in de beta- en medische tijdschriften (Science, Technology and Medicine) op zijn plaats is: ‘We believe that there is evidence that the market for stm journals may not be working well.’Ga naar eindnoot4. | |
Open AccessDe afgelopen jaren is de universitaire gemeenschap zich in toenemende mate bewust geworden van deze problemen. Mede daardoor zijn er in academische kringen initiatieven gestart om het traditionele model van wetenschappelijk publiceren te vernieuwen. Deze vernieuwing is vaak niet alleen technologisch van aard; er worden ook andere businessmodellen verkend. De achterliggende gedachte daarbij is dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek beter toegankelijk moeten worden. In een aantal van deze initiatieven spelen bibliotheken een rol als dienstverlener. Doelstellingen als de verspreiding van wetenschappelijke informatie en verbetering van de toegang tot deze informatie sluiten immers goed aan bij de missie van wetenschappelijke bibliotheken. Daar waar commerciële uitgevers de voordelen van elektronisch uitgeven vooral lijken te zien in de mogelijkheid hun winsten te vergroten, concentreren bibliotheken zich op de verbetering van de toegankelijkheid. Vaak is Open Access een doelstelling van deze nieuwe ini- | |
[pagina 19]
| |
tiatieven. De Open Access beweging richt zich op het slechten van een tweetal barrières in wetenschappelijke communicatie: de hoge abonnementsprijzen en de beperking in het gebruik van de wetenschappelijke informatie in de vorm van copyrightbepalingen of licentievoorwaarden. Er is sprake van Open Access wanneer een publicatie online wordt gepubliceerd en in minimaal één vrij toegankelijk digitaal archief wordt opgenomen, zodat de publicatie voor iedereen met een internetverbinding kosteloos toegankelijk is en blijft. Daarnaast moet de auteur de gebruiker toestemming geven om de inhoud van de publicatie te mogen (her)gebruiken voor onderzoek en onderwijs, met als voorwaarden dat de bron correct vermeld wordt en geen plagiaat wordt gepleegd.Ga naar eindnoot5. Als we kijken naar Open Access initiatieven herkennen we twee duidelijke strategieën die verschillend maar wel degelijk complementair zijn. In de eerste plaats zijn daar de Open Access Tijdschriften (de zogenaamde Golden Road): dit zijn tijdschriften zonder abonnementsprijs of prijs voor online toegang. Daarnaast is er het verschijnsel van Self archiving (de zogenaamde Green Road): wetenschappers archiveren hun publicaties in open toegankelijke digitale archieven. Dit heeft er onder meer toe geleid dat op dit moment vele universiteitsbibliotheken in de wereld bezig zijn een institutional repository op te zetten: een digitaal archief van alle wetenschappelijke publicaties van de universiteit, open toegankelijk voor iedereen. In Nederland hebben alle universiteitsbibliotheken een repository opgezet in het kader van het dare project.Ga naar eindnoot6. De inhoud van de repositories wordt getoond in de door de knaw onderhouden onderzoeksdatabase narcis; deze bevat nu meer dan 160.000 full text publicaties van Nederlandse universiteiten (http://www.narcis.info/). | |
Open access tijdschriftenOp dit moment zijn er tenminste 3.656 Open Access tijdschriften met een kwaliteitsbeoordelingssysteem; meestal is dat peer review, kwaliteitsbeoordeling door collegawetenschappers. Een goed overzicht van deze tijdschriften kan worden gevonden in de Directory of Open Access Journals (doaj), onderhouden door de Universiteitsbibliotheek van Lund in Zweden (http://www.doaj.org). | |
[pagina 20]
| |
Essentieel voor het opzetten van een Open Access tijdschrift is in de eerste plaats een redactie, die verantwoordelijk is voor de inhoud. Daarnaast is er een service provider, die verantwoordelijk is voor de infrastructuur (opslag, ontsluiting en distributie), marketing en andere diensten. En tenslotte het businessmodel: hoe worden de inkomsten verworven om de kosten te dekken? Vaak zijn de tijdschriften het initiatief van één of meer wetenschappers, die vervolgens technische ondersteuning betrekken bij een bibliotheek, computercentrum of universitaire uitgeverij. Een voorbeeld van een tijdschrift dat reeds in 1997 is ontstaan als een soort eenmansactie en dat daardoor zeker in de eerste fase sterk afhankelijk was van de oprichter is Electronic Transactions on Artificial Intelligence (etai: http://www.etai.info/). Het is opgericht door Erik Sandewall van de Universiteit van Linköping die de universiteitsbibliotheek inschakelde voor ondersteuning. Er zijn ook tijdschriften die worden opgezet op initiatief en met steun van een onderzoekinstelling. Een voorbeeld daarvan is het International Journal of Integrated Care (ijic: http://www.ijic.org/). Dit tijdschrift is tot stand gekomen met steun van de medische faculteiten van de Universiteiten van Utrecht en Groningen en de faculteit Gezondheidswetenschappen van de Universiteit van Maastricht. Ter ondersteuning van initiatieven uit de wetenschappelijke wereld is er een toenemend aantal universitaire digitale uitgeverijen (e-presses). Een voorbeeld hiervan is Igitur (http://www.uu.nl/igitur) dat een onderdeel is van de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Een andere wijze van ontstaan van tijdschriften zien we bij de Public Library of Science (plos). plos is begonnen als een beweging van wetenschappers die een verklaring ondertekenden dat al hun publicaties zes maanden na het verschijnen in een tijdschrift on line open toegankelijk zouden moeten zijn. Inmiddels is plos (http://www.plos.org/), mede dankzij een forse subsidie, uitgever van zeven hoogwaardige Open Access tijdschriften op het gebied van de biologie en de geneeskunde. Maar er zijn ook commerciële uitgeverijen met Open Access tijdschriften. De bekendste daarvan is BioMed Central (http://www.biomedcentral.com/) met 190 Open Access tijdschriften. | |
[pagina 21]
| |
Financiële aspectenEen interessant aspect van Open Access tijdschriften is de wijze waarop ze worden gefinancierd. Ze hebben gemeenschappelijk dat de lezer niet hoeft te betalen. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen kosten mee gemoeid zijn. Het is ook geen doel op zich van de Open Access beweging om de kosten van het uitgeefproces te verlagen. Er is op dit moment sprake van een aantal alternatieve financieringsmodellen die afzonderlijk maar ook in combinatie (kunnen) voorkomen. De meest voorkomende variant is dat de opdrachtgever of financier van het onderzoek betaalt om de onderzoekresultaten gepubliceerd te krijgen. Voorbeelden hiervan zijn New Journal of Physics (publicatiekosten per artikel: € 960), BioMed Central (varierend van € 125 tot € 1.700) en de Public Library of Science (€ 1500). De gemiddelde prijs bedraagt op dit moment circa € 950. Een model dat hier veel op lijkt is het model waarin de auteur of zijn instelling betaalt voor peer review, omdat dit kan worden gezien als dienst aan de auteur of zijn instelling. Een aantal uitgeverijen kent een institutioneel lidmaatschap: een instelling betaalt om voor zijn medewerkers het recht te kopen om in een tijdschrift te publiceren, gratis dan wel met korting. BioMed Central hanteert dit model; de Public Library of Science ook. Instellingen kunnen ook optreden als sponsor: een organisatie betaalt (een deel van) de kosten van een tijdschrift vanwege de uitstraling die dit heeft op de organisatie. Een voorbeeld hiervan is het tijdschrift Ars Disputandi, waarvan de kosten (in natura) voor een groot deel worden gedragen door een onderzoeksinstituut van de Universiteit Utrecht. En tenslotte zijn er natuurlijk inkomstenbronnen als subsidies en advertenties. Het is meermalen betoogd: het is niet zo moeilijk om een nieuw businessmodel te bedenken voor wetenschappelijke communicatie. Moeilijker is de overgang van het huidige model naar dat nieuwe model te realiseren. Men kan zich bijvoorbeeld nauwelijks voorstellen dat een uitgever als Elsevier Science van het ene op het andere moment overgaat op het model waarin de publicatiekosten worden betaald. Omdat de dynamiek van zo'n nieuw model moeilijk voorspelbaar is, maakt de vrees voor omzetverlies een abrupte overstap vrijwel ondenkbaar. David Prosser, de directeur van sparc Europe, heeft een scenario beschreven waarin een geleidelijke overgang mogelijk is.Ga naar eindnoot7. Stel, er is een tijd- | |
[pagina 22]
| |
schrift dat uitsluitend als papieren tijdschrift verschijnt. De eerste stap is dat het wordt uitgebreid met een elektronische versie, die alleen toegankelijk is voor abonnees. Vervolgens zijn er voor de auteurs van wie artikelen worden geplaatst, twee opties. Ze betalen een vergoeding voor de publicatiekosten en de elektronische versie is dan online voor iedereen beschikbaar. Dat heeft meerwaarde voor de auteur omdat onderzoek heeft uitgewezen dat publicaties die gratis online beschikbaar zijn vaker worden geciteerd.Ga naar eindnoot8. De abonnementsprijs daalt naarmate meer auteurs de publicatiekosten betalen. De uitgever maakt de voordelen van de Open Access versie voor de auteur expliciet zichtbaar, bijvoorbeeld door een analyse van het aantal citaties. We kunnen constateren dat diverse uitgevers ook al voorzichtig in deze richting experimenteren, hetzij met de invoering van een model als Open Choice van Springer (dat in feite een toepassing is van het door David Prosser geschetste overgangsmodel) hetzij met het uitgeven van een aantal Open Access tijdschriften (bijvoorbeeld de Oxford University Press). In al deze gevallen blijft men werken met het gebruikelijke systeem van peer review. Een belangrijke rol bij de financiering van Open Access publicaties spelen de opdrachtgevers/financiers van onderzoek. Er wordt steeds vaker druk uitgeoefend op instanties die onderzoek subsidiëren om de publicatie, die kan worden gezien als de laatste fase van het onderzoeksproject (de disseminatiefase), ook te subsidiëren. De Wellcome Trust (een grote financier van medisch onderzoek in het Verenigd Koninkrijk) verplicht dat alle onderzoek dat zij subsidieert in een vrij toegankelijke repository wordt opgenomen en vergoedt de publicatiekosten (article processing costs) van Open Access publicatie in een tijdschrift. In de Verenigde Staten beijvert de Taxpayers Alliance zich om alle onderzoek dat met overheidsgelden is gefinancierd vrij toegankelijk te krijgen. Dit heeft er toe geleid dat de resultaten van onderzoek gefinancierd door de National Institutes of Health binnen 12 maanden na eerste publicatie voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Recent kondigde ook de Europese Commissie een pilot aan ter bevordering van een betere toegankelijkheid van wetenschappelijke artikelen over door de EU gefinancierd onderzoek. | |
[pagina 23]
| |
KwaliteitsbeoordelingVaak wordt door de grote commerciële uitgevers (zoals recent door Elsevier Science) beweerd dat Open Access een bedreiging vormt voor peer review als basis van de kwaliteitsbewaking van wetenschappelijke informatie. Dit verwijt is echter niet terecht. Zoals gezegd, de ruim 3.600 tijdschriften in the Directory of Open Access Journals hebben alle een kwaliteitsbeoordelingssysteem, waarvan een groot aantal in de vorm van peer review. De tijdschriften van PLoS en BioMedCentral werken alle met peer review; diverse tijdschriften van deze uitgevers hebben ook een ISI impactfactor: de gemiddelde citaatfrequentie, zoals deze voor de belangrijkste tijdschriften berekend wordt door Thomson ISI (Institute for Scientific Information). Een verandering van het businessmodel voor het uitgeven van wetenschappelijke tijdschriften (in de zin dat niet de lezer betaalt via abonnementen, maar de financier van het onderzoek via publicatiekosten) is op zich ook geen enkele reden om het systeem van kwaliteitsbeoordeling te veranderen. Daar wordt wel tegen ingebracht dat het opnemen van publicaties in vrij toegankelijke archieven (repositories) een bedreiging vormt voor het voortbestaan van wetenschappelijke tijdschriften. Bibliotheken zouden abonnementen opzeggen als de informatie in de tijdschriften op andere wijze gratis te verkrijgen is, al dan niet na een embargoperiode. Hoewel er op dit moment nog geen aanwijzigen zijn dat repositories tot substantiële opzeggingen leiden, is dit in principe wel voorstelbaar. De belangrijkste meerwaarde van uitgevers van papieren tijdschriften ligt in het kwaliteitskeurmerk en de distributie. Als alle publicaties via repositories beschikbaar zijn, verliest het tijdschrift de distributiefunctie. Het kwaliteitskeurmerk blijft, maar het is de vraag of de lezers daar de hoge abonnementsprijzen voor over hebben. Het kwaliteitskeurmerk blijft echter hoe dan ook van belang voor de auteur: de auteur en zijn/haar financier hebben behoefte aan een dergelijk keurmerk omdat het systeem van impactfactoren daarop gebaseerd is en dit systeem veelal van groot belang is bij de toewijzing van onderzoeksbudgetten. Maar dit gegeven vormt dan een argument om, wanneer de distributiefunctie niet langer de meerwaarde van uitgevers bepaalt, het businessmodel zodanig te wijzigen dat de inkomsten komen uit de publicatiekosten. Verwarring in de discussie over Open Access en peer review wordt mo- | |
[pagina 24]
| |
gelijk in de hand gewerkt doordat pleidooien voor Open Access soms vergezeld gaan van een voorstel voor een ander systeem van kwaliteitsbeoordeling. Zo wordt regelmatig bepleit om de organisatie van het reviewproces op meer eigentijdse wijze vorm te geven; meer concreet om het niet langer door uitgevers te laten organiseren, maar door de internationale academische gemeenschap zelf. Dit pleidooi wordt ondersteund door het feit dat traditionele uitgevers min of meer het alleenrecht op peer review claimen en dit hanteren als argument tegen Open Access. Er is van alles te zeggen voor een dergelijke vernieuwing, maar er ligt geen noodzakelijke verbinding met Open Access. Ook zijn er pleidooien om alle wetenschappelijke publicaties onmiddellijk openbaar te maken (vergelijkbaar met ArXiv in de fysica), zodat vervolgens peer review kan plaatsvinden, desgewenst gevolgd door opname in een wetenschappelijk tijdschrift of een zogenaamd overlay journal, dat artikelen uit archieven die aan bepaalde eisen voldoen, kan bundelen. Van dit laatste zijn echter nog nauwelijks voorbeelden te vinden. Tenslotte worden voorstellen ontwikkeld om niet langer het aantal citaties centraal te stellen bij kwaliteitsbepaling van individuele onderzoekers of publicaties, maar een meer geavanceerd systeem te hanteren op basis van raadplegingen en downloads van de digitale versie. Er wordt internationaal dus wel degelijk gediscussieerd over wijzigingen in het systeem van kwaliteitsbeoordeling, maar Open Access kan zeer goed worden bereikt met instandhouding van peer review in zijn huidige vorm als basis van de kwaliteitsbeoordeling. | |
De Universiteitsbibliotheek UtrechtUniversiteitsbibliotheken spelen vaak een actieve rol in de Open Access beweging. Meestal zijn zij binnen de universiteit de instantie die een repository opzet en beheert; ook beijveren zij zich om de repository gevuld te krijgen. Maar er is ook een groeiend aantal universiteitsbibliotheken dat digitale tijdschriften uitgeeft en de meeste van die tijdschriften functioneren volgens het Open Access-principe. De kerntaak van een universiteitsbibliotheek is het toegankelijk maken en houden van wetenschappelijke informatie ten behoeve van onderwijs en onderzoek. Door de ontwikkelingen op het gebied van de informatietech- | |
[pagina 25]
| |
nologie zijn deze processen aan verandering onderhevig en dat stelt nieuwe eisen aan de bibliotheekdienstverlening. Deze moet naadloos passen in de workflow van de onderzoeker, de docent en de student, zowel van groepen als van individuen.Ga naar eindnoot9. Diverse universiteitsbibliotheken hebben er als onderdeel van hun vernieuwingsprogramma voor gekozen de gehele informatieketen te bestrijken en dus ook het publicatieproces te ondersteunen. De achtergrond daarvan is dat de grenzen in de traditionele keten niet langer vanzelfsprekend zijn. De functies in die keten (productie, distributie, verwerving en consumptie van informatie) raken onderling geïntegreerd. Dat geldt ook voor de grens tussen de uitgever en de bibliotheek.Ga naar eindnoot10. Het is overigens niet vreemd dat een universiteitsbibliotheek als uitgever gaat fungeren. Deze activiteit sluit immers nauw aan bij een aantal traditionele rollen van de bibliotheek: de ondersteuning van wetenschappelijke communicatie, de distributie van wetenschappelijke informatie, het bevorderen van toegang tot wetenschappelijke informatie en het bewaren van wetenschappelijke informatie. Een belangrijke overweging is voorts dat de kosten van een digitaal tijdschrift niet of nauwelijks samenhangen met het aantal abonnees of lezers, waardoor het uitgeven aanzienlijk minder risicovol is dan bij een papieren tijdschrift het geval is. Een voorbeeld van een universiteitsbibliotheek die al in een vroeg stadium de rol als digitale uitgever is gaan vervullen is de Universiteitsbibliotheek Utrecht (ubu). Nadat de ubu enkele jaren de mogelijkheden had verkend in een aantal pilot projecten, is in de reorganisatie in 2003 ondanks een forse bezuiniging de afdeling Igitur opgezet (Utrecht Publishing & Archiving Services, http://ww.uu.nl/igitur). Igitur heeft de verantwoordelijkheid voor het repository van de Universiteit Utrecht en geeft daarnaast een aantal elektronische tijdschriften en e-books uit. Igitur kan ook ondersteuning bieden bij het maken van publicatie-sites en conference proceedings. Igitur geeft tien wetenschappelijke tijdschriften uit, waarvan acht Open Access zijn, zoals International Journal of Integrated Care (op het gebied van de transmurale gezondheidszorg), Relief (Revue électronique de littérature française), Utrecht Law Review en International Journal of the Commons. Een van de doelstellingen van Igitur is ook co-publishing: een samen- | |
[pagina 26]
| |
werkingsverband aangaan met kleinere traditionele uitgevers om deze te helpen met het opzetten van een digitale versie van hun gedrukte tijdschrift. Hiermee wordt niet alleen de toegankelijkheid van de artikelen vergroot, maar wordt ook voorkomen dat kleinere uitgevers vanwege hun beperktere technische mogelijkheden worden overgenomen door grote commerciële uitgevers. Met de uitgevers van de Netherlands Journal of Geosciences en Pedagogiek heeft Igitur zo'n samenwerkingsverband. Igitur is geen uitgever in de traditionele zin van het woord. De kernactiviteit is in feite het ondersteunen van instellingen, redacties en individuele onderzoekers bij het publiceren. De belangrijkste diensten die Igitur aanbiedt zijn de volgende: het ontwerpen en bouwen van een website, een publicatiesysteem, lezersstatistieken, duurzame bewaring en duurzame toegankelijkheid van de inhoud, webmarketing (zoals registratie bij de meest relevante zoekmachines en databases), advies (zoals over copyright) en printing-on-demand services. De rolverdeling tussen Igitur en de tijdschriftredactie kan van geval tot geval verschillen. De inhoud van het tijdschrift Utrecht Law Review, bijvoorbeeld, wordt bij Igitur kant en klaar aangeleverd, waarna Igitur het op de site plaatst en de webmarketing doet. Voor het tijdschrift International Journal of Integrated Care daarentegen heeft Igitur een managing editor in dienst die ondersteuning biedt aan de redactie. In dit model is de taak van de uitgever als het ware uiteengevallen. De diverse deeltaken worden in verschillende situaties door verschillende partijen vervuld. De diensten van Igitur zijn voortdurend in ontwikkeling. De wijze waarop wetenschappelijke communicatie plaatsvindt is alleen al ten gevolge van technologische ontwikkelingen sterk in beweging. Maar ook de wijze waarop wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt, verandert: er komt meer nadruk op samenwerking, ook op verschillende locaties, er is een toename van inter-, multi- en transdisciplinair onderzoek, de behoefte aan toegang tot een diversiteit aan bronnen (beeld, geluid, video, 3d) neemt toe en er komt meer accent op het werken met primaire data in digitale vorm. Deze ontwikkelingen leiden weer tot nieuwe behoeften ten aanzien van de verspreiding van informatie, zoals hypertext (non-lineaire publicatie), multimediale publicaties, niet-statische publicaties en simulaties. | |
[pagina 27]
| |
International journal of the commonsGa naar eindnoot11.Een voorbeeld van de tijdschriften van Igitur is het International Journal of the Commons (ijc, http://www.thecommonsjournal.org/). Dit tijdschrift is een initiatief van de International Association for the Study of the Commons. Deze Association is opgericht in 1989 en wijdt zich aan adviseren en verbeteren van instanties die verantwoordelijk zijn voor beleid en management van goederen die gemeenschappelijk beheerd (kunnen) worden (in de vorm van weideland, bossen, irrigatiesystemen maar ook oceanen, Internet). Commons worden bestudeerd door tal van disciplines, in het bijzonder de sociologie, geografie, economie, politieke wetenschappen, geschiedenis en ecologie. De lezers van het ijc bevinden zich dan ook op uiteenlopende terreinen. De knaw heeft in eerste instantie het initiatief genomen om de elektronische uitgave van het tijdschrift te verzorgen. Igitur heeft het in 2007 van de knaw overgenomen en heeft het eerste nummer in oktober 2007 gepubliceerd. De redactie van het ijc bestaat uit twee eindredacteuren/managing editors, een book review editor en een uitgebreid redactieteam van 40 mensen, dat wordt ingezet om reviewers te vinden en artikelen te beoordelen. Er wordt tot nu toe vooral met thematische afleveringen gewerkt, waarbij iedere nieuwe aflevering twee gastredacteuren, experts in dat thema, krijgt die zorg dragen voor de inhoud. Dezen zijn niet per definitie verbonden aan het ijc. Het ijc brengt vooralsnog twee afleveringen per jaar uit. De redactie en Igitur werken in de dagelijkse praktijk redelijk nauw samen, waarbij de redactie zorg draagt voor de inhoud van het ijc; de managing editors zetten kopij uit, werven auteurs en reviewers en bewaken het redactionele proces. Alle artikelen worden door minstens drie reviewers beoordeeld (double blind review) en de artikelen worden voorzien van een gestructureerde samenvatting en contactgegevens van de auteurs. Ook wordt iedere aflevering ingeleid door een editorial. Igitur draagt zorg voor de fysieke uitgave van het ijc, denkt mee over de positionering, neemt een consulterende rol in met betrekking tot redactiebeleid en continuïteit en zet zich in voor online zichtbaarheid door middel van een webmarketing-programma. Het tijdschrift is nog jong, maar de bezoekersstatistieken laten al zien dat het wordt gewaardeerd. Sinds de publicatie van de eerste aflevering in | |
[pagina 28]
| |
oktober 2007 hebben zich meer dan 650 lezers op eigen initiatief geregistreerd (registratie is overigens niet nodig om de artikelen te kunnen lezen, het tijdschrift is tenslotte Open Access) en het aantal bezoekers en het aantal downloads van de artikelen neemt per maand toe. | |
ConclusieHet is op dit moment moeilijk te voorspellen wat de hierboven beschreven ontwikkelingen uiteindelijk voor het wetenschappelijke tijdschrift zullen betekenen. Wel kan geconstateerd worden dat er een niet meer te keren momentum voor Open Access is ontstaan en ook dat wetenschappelijke publicaties steeds vaker gecombineerd worden met niet-tekstuele elementen.
Het gedrukte wetenschappelijke tijdschrift lijkt daardoor zijn langste tijd gehad te hebben. Op dit moment wordt dat ook steeds vaker vervangen door een digitale variant. Maar de wetenschappelijke communicatie zal ook nieuwe vormen krijgen. De ondersteuning daarvan zal naar verwachting vaker dan in het verleden binnen de academische gemeenschap zelf plaatsvinden. Het is een uitdaging voor bibliotheken om in deze innovatie actief te participeren.
·> bas savenije is Bibliothecaris van de Universiteit Utrecht. Daarnaast is hij onder meer voorzitter van de nvb (Nederlandse Vereniging van Beroepsbeoefenaren in de bibliotheek, kennis- en informatiesector) en voorzitter van de commissie Bibliotheken van de Raad voor Cultuur. |
|