Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2008 (nrs 23-24)
(2008)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Bits, Bytes en Bladen, Nijmegen 16 mei 2008
| |
[pagina 56]
| |
hoefte aan uitwisseling van ervaringen. De redactie van ts·Tijdschrift voor Tijdschriftstudies wijdde daarom op 16 mei 2008 een studiedag aan digitalisering. Het thema werd gedurende de dag vanuit de twee genoemde perspectieven belicht: dat van de tijdschriftenmaker en dat van de onderzoeker. In de keynotelezing analyseerde prof. dr. Jos Joosten (Radboud Universiteit) de status van de literaire internetkriek in relatie tot de kritiek in de dagen weekbladen. Waar Joosten de nieuwe mediale ontwikkelingen eerder nog bejubelde, naar eigen zeggen enigszins naïef, bleek hij nu wat somber gestemd over de mate waarin de internetkritiek, zoals die zich momenteel manifesteert, in staat zal zijn zich een plaats te verwerven in het Nederlandse literaire veld. Het valt Joosten op dat door de internetrecensenten niet echt vernieuwing wordt gezocht door de mogelijkheden van het nieuwe medium te verkennen en benutten. Zo lang deze vernieuwing niet wordt gezocht is zijn stelling: literaire kritiek op internet kan alleen door inbedding in bestaande media de status verwerven die nodig is om daadwerkelijk mee te doen in het literaire veld. Joosten gaat hierbij uit van het literaire veld zoals dat nu bestaat. Men kan zich echter afvragen of het veld onder de digitale invloeden niet zo snel en ingrijpend verandert, dat er andere spelregels komen voor het ‘meedoen’ daaraan en of het voor internetrecensenten in de toekomst nog duidelijk is waar zij dan eigenlijk bij zouden willen horen, waar dat veld nu nog gevormd wordt door een tamelijk overzichtelijk - al is zelfs dát nog maar de vraag - geheel van toonaangevende bladen en recensenten. Hierna sprak dr. Yra van Dijk (Universiteit van Amsterdam) vanuit het perspectief van de tijdschriftenmaker. Van Dijk analyseerde diverse poëziesites en -tijdschriften op het internet, waaruit zij concludeerde dat de sites eerder de schrijvers van poëzie dan de lezers daarvan lijken te bedienen, door te fungeren als vaak niet of nauwelijks selecterende publicatieplatforms. Serieuze internetpoëziesites blijken schaars en hebben vooralsnog nog niet de nieuwsfunctie die de huidige literaire tijdschriften wel hebben. Van Dijk sprak de hoop uit dat er gesubsidieerde sites zullen komen die gericht zijn op nieuw verschenen poëzie en in het bijzonder ook op digitale poëzie. Drs. Bert van Raemdonck (Universiteit Gent - Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie) stelde in zijn bijdrage de vraag of het verschijnen van digitale edities van brieven en handschriften een revolutie of een vorm van remediatie genoemd moet worden. Van Raemsdonck meent - net als Joosten | |
[pagina 57]
| |
over de internetkritiek - dat er nog geen sprake is van een waar nieuw medium. Aan de hand van een demo van zijn digitale brievencorpus rond Van Nu en Straks demonstreerde hij hoe dat anders zou kunnen, al signaleerde hij tijdens het digitaliseren van het corpus nog allerlei problemen en rezen er vragen naar de noodzaak en wenselijkheid van een dergelijk archief voor andere onderzoekers. Van Raemdonck gelooft dat de editiewetenschappen in het digitale tijdperk slechts kunnen voortbestaan als de grenzen met andere disciplines worden overschreden. Hij voegde de daad bij het woord door de aanwezigen een vragenlijst mee te geven voor een inventarisatie van wensen en behoeften van tijdschriftonderzoekers. Deze vragenlijst is te vinden via de linkspagina van www.tijdschriftstudies.nl. Dr. Marjoke Rietveld-Van Wingerden (Vrije Universiteit) en Peter Nugter gaven inzicht in de totstandkoming van de website www.jeugdtijdschrift. nl. De website is een rijke bron voor zowel onderzoekers als liefhebbers en is ook op beide doelgroepen afgestemd, maar dit alles dankzij een zeer arbeidsintensief en sterk persoonsgebonden ontwikkelingsproces. Rietveldvan Wingerden en Nugter doen dan ook een oproep aan onderzoekers die aanvullingen kunnen doen of suggesties hebben voor gebruiksmogelijkheden, hen via de genoemde website te benaderen. Aandacht voor de wetenschappelijke tijdschriften was er in de lezing van Dr. Bas Savenije (Universiteitsbibliotheek Utrecht). Savenije sprak over het Open Access uitgeven, waarmee zijn bibliotheek ruime ervaring heeft (www.igitur.nl). Gekozen kan worden voor het aanleggen van ‘repositories’, de vakterm voor bewaarplaatsen van elders gepubliceerde teksten, een weg die valt of staat met de medewerking van de auteurs. Daarnaast is er de mogelijkheid om teksten direct in electronische vorm te publiceren. Savenije pleit voor het oprichten van digitale vaktijdschriften, buiten de traditionele uitgevers om. Voor interdisciplinaire vakgebieden, waarvoor nog geen concreet publicatieplatform voorhanden is, is deze optie interessant gebleken. Wel zal de financiering van dergelijke tijdschriften door de auteurs (of hun werkgevers dan wel sponsors) moeten worden opgebracht. De mogelijkheden die de digitale wereld biedt voor kwantitatieve onderzoeksvragen werden geïllustreerd door Dr. Nel van Dijk (Erasmus Universiteit Rotterdam) aan de hand van een onderzoek naar de aandacht voor kunst en cultuur in populaire magazines. Cijfermateriaal over het leesgedrag van | |
[pagina 58]
| |
een bepaalde doelgroep kan worden gecombineerd met vergelijkingen van de inhoud van grote hoeveelheden tijdschriften, wat inzicht geeft in de manier waarop bepaalde kunstwerken of culturele uitingen in een cultuur meer status verwerven dan andere. Niet alle onderzoeksvragen bleken daarmee echter beantwoord. De oordelen over de kunstuitingen in de bladen waren bijvoorbeeld veelal nauwelijks gearticuleerd en Van Dijk kreeg weinig los bij de tijdschriftredacties over hun selectieprocedures en economische belangen, waarmee de vraag naar symbolische of economische kapitaalproductie nadrukkelijk samenhangt. Vervolgonderzoek met een groter corpus is nodig om een betrouwbare indicatie te kunnen geven van de plek die aan de populaire tijdschriften mag worden toegekend in het culturele of literaire veld. Ing. Peter Nieuwenhuizen demonstreerde het resultaat van jarenlang speuren naar tijdschriftpublicaties van de Brits-Amerikaanse auteur P.G. Wodehouse door een overzicht te geven van de archieven, websites en zoekmachines die kunnen worden aangewend. Zonder het internet was deze onderneming een onbegonnen werk geweest, maar, gezien het enthousiasme van Nieuwenhuizen voor zijn onderzoeksobject, dat waarschijnlijk zelfs dan ook niet gebleven! Ten slotte deden Dr. Suzan van Dijk (Universiteit Utrecht) en dr. Karina van Dalen-Oskam (Huygens Instituut) verslag van hun ervaringen met ict-toepassingen in het cultureel-historisch tijdschriftonderzoek. De database met vrouwelijke auteurs, die toegankelijk is via de website www.womenwriters.nl, maakt een grootschalige studie naar het vrouwelijk auteurschap in de historische context mogelijk. Van Dijk en Van Dalen-Oskam maakten duidelijk dat het digitaliseren van 18e- en 19e-eeuwse tijdschriften tijdrovend is en nog de nodige aanpassingen vergt, maar onmisbaar is voor deze studie, waarmee zij trachten de literaire geschiedschrijving te nuanceren. Wanneer informatie over minder gecanoniseerde auteurs, mannen én vrouwen, beschikbaar komt in databases, wordt inzichtelijk hoe literatuur in een bepaald moment in de samenleving functioneert en welke contemporaine en latere selectieprocessen er hebben plaatsgevonden. Aan het einde van de dag vond onder leiding van prof. dr. Sophie Levie (Radboud Universiteit) een paneldiscussie plaats tussen dr. René van Stipriaan (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren), dr. Eefke Smit (Projectgroep Tijdschriftstudies) en dr. Mathijs Sanders (Radboud Universiteit). | |
[pagina 59]
| |
De panelleden reageerden op enkele stellingen die door de sprekers waren aangeleverd. Een gezamenlijke conclusie uit deze stellingen en de discussie met het publiek die erop volgde, zou de volgende kunnen zijn. De mogelijkheden die digitalisering ons biedt stemmen enerzijds euforisch. Onderzoeksvragen die eerder een zeer arbeidsintensief onderzoekproces vereisten, kunnen nu sneller, efficiënter en systematischer worden beantwoord. Anderzijds roepen de nieuwe mogelijkheden meteen nieuwe onderzoeksvragen op, waarvoor de databases en onderzoekstechnieken nog niet altijd ver genoeg ontwikkeld zijn. Dit leidt nogal eens, zo bleek ook uit de verschillende lezingen, tot nieuwe arbeidsintensieve ontwikkelings- en onderzoeksprocessen, waarbij het zaak is te voorkomen dat iedere onderzoeker afzonderlijk het wiel aan het uitvinden is. Er is behoefte aan uitwisseling van ervaringen, ideeën, tips, materialen en methoden. Idealiter wordt er om in deze behoefte te voorzien een institutioneel gesteunde portal ontwikkeld. Het initiatief hiertoe zou bij de Projectgroep Tijdschriftstudies kunnen liggen. Zolang dit gezamenlijke ideaal nog niet is verwezenlijkt, kan de website www.tijdschriftstudies.nl fungeren als ontmoetingsplaats voor tijdschriftonderzoekers, websiteontwikkelaars en anderen. Wees welkom! |
|