Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2004 (nrs 15-16)
(2004)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 16]
Kronieken voor een nieuwe tijd: Le Roseau d'or als cultureel brandpunt van een katholiek netwerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden geplaatst in een van de stromingen van de historische avant-garde (vooral het surrealisme) en in het modernisme (Proust, Valéry, de kringen rond Gide en het tijdschrift La Nouvelle Revue Française). De concentratie op deze heden ten dage canonieke lijnen heeft het zicht enigszins ontnomen op Maritains antimoderne herstelbeweging, een beweging waaraan internationale aspiraties ten grondslag lagen en ten aanzien waarvan velen hun positie meenden te moeten bepalen.Ga naar eind4 Bestudering van de institutionele infrastructuur van de beweging levert een meer genuanceerd beeld op van het literaire en culturele verleden waarin deze beweging geworteld was en laat de complexiteit en dynamiek van de Franse literatuur in deze periode scherper uitkomen dan een benadering die Maritains beweging uitsluitend beschrijft in termen van individuele invloedsrelaties en verwantschap.Ga naar eind5 In het navolgende zullen de zich uitbreidende internationale netwerken rond Maritain en de serie-uitgave Le Roseau d'or die uit deze netwerken geboren werd, beschreven worden. Bijzondere aandacht besteed ik aan het tijdschrift dat in de genoemde serie-uitgave besloten lag, de Chroniques. Tussen 1925 en 1930 verschenen negen afleveringen van dit tijdschrift als onderdelen van de reeks Le Roseau d' or. Het was gedurende vijf jaar een brandpunt van literaire actualiteit. Hoewel de Chroniques nooit de uitstraling en kwaliteit hadden van tijdgenoten als de nrf of Commerce vormt het blad een verrassende verzamelplaats van zeer uiteenlopende auteurs uit verschillende Europese landen, zoals blijkt uit de hierna afgedrukte index. De kiemcel van het internationale netwerk dat zich in de jaren twintig rond Maritain formeerde, lag in een informele discussiegroep die zich in 1914 had gevormd en die vanaf 1919 bekend stond als de ‘Cercle d'Études Thomistes’. Grote inspirator van het gezelschap was de katholieke pamflettist Léon Bloy (1846-1917), onder wiens invloed Maritain zich in 1906 had bekeerd. Bloy slingerde zijn banvloeken naar de burgerlijke samenleving en naar katholieken die zich aan die samenleving conformeerden. Zelf had hij radicale consequenties verbonden aan zijn antimoderne cultuurkritiek. Hij propageerde een integraal katholicisme dat zijn beslag moest krijgen in een theocentrische maatschappij. De revolutie van 1789, die volgens hem de onttroning van God had ingeluid, moest worden gekeerd. Minder absolutistisch dan Bloy, maar bezield door eenzelfde ideaal, werkte Maritain, geïnspireerd door de filosofie van Thomas van Aquino, een programma uit dat het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Portret van Jacques Maritain door Otto van Rees (houtsnede).
In: De Gemeenschap, jaargang 1, 1925. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fundament moest vormen van een renouveau catholique. Dat programma was naar aard en intentie antimodern. Het greep over verlichting, renaissance en reformatie heen immers terug op de middeleeuwse scholastiek. Maar Maritain presenteerde zijn programma en de beweging die daaruit moest voortkomen voortvarend als ultramodern en Thomas van Aquino als ‘apostel van de moderne tijd’.Ga naar eind6 In het voorwoord van zijn programmatische essaybundel Antimoderne schreef hij: Si nous sommes antimodernes, ce n'est pas par goût personnel, certes, c'est parce que le moderne issu de la Révolution antichrétienne nous y oblige par son esprit, parce qu'il fait lui-même de l'opposition au patrimoine humain sa spécification propre, hait et méprise le passé, et s'adore, et parce que nous haïssons et méprisons cette haine et ce mépris, et cette impureté spirituelle; mais s'il s'agit de sauver et d'assimiler toutes les richesses d'être accumulées dans les temps modernes, et d'aimer l'effort de ceux qui cherchent, et de désirer les renouvellements, alors nous ne souhaitons tant que d'être ultramodernes.Ga naar eind7 Terwijl hij Luther, Descartes, Rousseau en Kant in de beklaagdenbank zette, poetste Maritain de middeleeuwse magister op en plaatste hem als boegbeeld op een beweging die het herstel van de westerse cultuur moest bewerkstelligen zonder de eigen tijd radicaal de rug toe te keren.Ga naar eind8 In zijn filosofische en cultuurkritische exposé's plaatste Maritain alle menselijke faculteiten en scheppingen (de ratio, de wetenschap, de kunst) onder het primaat van het geloof. In zijn beroemdste boek, de kunsttheoretische verhandeling Art et scolastique (1920), beredeneerde hij op gezag van Thomas van Aquino het principe van de relatieve artistieke autonomie: kunst en literatuur waren vrij in hun eigen domein (dat niet het domein van zedelijkheid en moraal was), maar in laatste instantie waren zij ondergeschikt aan het hogere. Zo kon Maritain zich naar twee kanten afzetten: tegenover de voorstanders van een autonome esthetica poneerde hij de uiteindelijke ondergeschiktheid van kunst aan hogere principes, en tegenover critici die de kunst op de biechtstoel van de moraal zetten verdedigde hij de belangeloosheid van kunstwerk en kunstenaar. Met de nadruk die hij legde op het métier van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kunstenaar als ambachtsman, het aftasten van de traditie als bron voor vernieuwing en zijn pleidooi voor orde, vormbeheersing en discipline sloot Maritain in Art et scolastique aan bij de classicistische tendens die in de jaren twintig onder moderne kunstenaars als Cocteau, Stravinsky, Eliot en anderen terrein won. Voor deze tendens had Henri Ghéon in 1904 het begrippenpaar ‘classicisme moderne’ gemunt: vernieuwing kon in deze optiek uitsluitend totstandkomen via de weg van de traditie.Ga naar eind9 Dankzij de erfenis van Villard was Maritain vanaf 1919 financieel onafhankelijk. Zijn aanstelling als ‘professeur d'histoire de la philosophie moderne’ aan het Institut Catholique te Parijs hield hij aan, maar het zwaartepunt van zijn activiteiten lag nu bij het schrijven en bij de ‘zondagmiddagen’ die hij samen met zijn echtgenote Raïssa en zuster Vera organiseerde in hun woning aan de Rue du Parc in Meudon. Tijdens deze informele middagen discussieerde Maritain met gelijkgestemde geesten over uiteenlopende, maar in hun optiek onlosmakelijk met elkaar verknoopte onderwerpen als de toekomst van Frankrijk, het katholicisme in de moderne tijd en de mogelijkheden van een door ‘la vie spirituelle des saints’ bezielde literatuur. De bijeenkomsten zullen bij menig deelnemer herinneringen hebben gewekt aan de fameuze ‘dinsdagavonden’ van de dichter Mallarmé aan de Parijse Rue de Rome, waaruit enkele decennia eerder de symbolistische dichtersbeweging was voortgekomen. Het huis en zijn bewoners werkten als een magneet op tijdgenoten die zich om uiteenlopende redenen voelden aangetrokken tot Maritains filosofie en esthetica, zonder dat zij allen de radicaliteit van de door Bloy geïnspireerde cultuurkritiek deelden. Als gevolg van zijn boeken La philosophie bergsonienne (1913), Art et scolastique (1920), zijn essays in La revue des jeunes (vanaf 1915) en La revue universelle (vanaf 1920) en dankzij zijn gezaghebbende positie aan het Institut Catholique verwierf Maritain binnen enkele jaren een centrale positie in het Franse intellectuele leven. De kringen die zich in Meudon om hem heen formeerden, bestonden uit een bonte verzameling filosofen, schrijvers, schilders en musici. Onder hen bevonden zich veel bekeerlingen.Ga naar eind10 In zijn boek Entre Maurras et Maritain. Une génération intellectuelle catholique noemt Philippe Chenaux een groot aantal personen die de woning van Maritain en café Le Rotonde aan de Boulevard Montparnasse op Montmartre, dat als hoofdstedelijke uitwijkplaats fungeerde, frequenteerden: de componisten Igor Stravinsky en Arthur Lourié, de toneelschrijver | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en essayist Henri Ghéon, de schilder Georges Rouault en talrijke schrijvers onder wie Ernest Psichari, Maurice Sachs, Gino Severini, Julien Green, Jean Cocteau, Pierre Reverdy, Max Jacob, Stanislas Fumet, Henri Massis, Frédérique Lefèvre, Georges Bernanos en de Nederlander Pieter van der Meer de Walcheren.Ga naar eind11 Uit de bovenstaande opsomming blijkt dat Maritain niet enkel aantrekkingskracht uitoefende op geloofsgenoten. Ook niet-katholieke generatiegenoten die in hun zoektocht naar een bezield verband na de dood van God door een geestelijk reveil werden aangetrokken, richtten hun blik en voetstappen naar Maritain. Jean Cocteau en Max Jacob hadden furore gemaakt in de Parijse avant-garde, Jacob als dichter en Cocteau als veelzijdig kunstenaar en als de onvermoeibare impresario van de avant-gardistische scene. Beide kunstenaars zochten na de oorlog van 1914-1918 echter naar nieuwe bindingen. In hun zoektocht naar metafysische zingeving stonden zij in deze jaren bepaald niet alleen. Maritain was er veel aan gelegen deze kopstukken van de avant-garde aan zijn netwerk te verbinden, waardoor de beweging pas echt een moderne, vitale uitstraling zou krijgen en waardoor zijn positie tegenover andere kringen en tijdschriften als de nrf zou worden versterkt. Om de buitenwereld duidelijk te maken waar Jacob en Cocteau werkelijk stonden spoorde Maritain Henri Massis aan om in een herdenkingsartikel over Raymond Radiguet de beide kunstenaars uit te spelen tegen de nrf, dat zich in deze jaren als het leidende tijdschrift profileerde: ‘le moment est venu, me semble-t-il, d'accueillir tout ce mouvement [Cocteau en zijn vrienden, ms] et de ne pas le laisser capter par la nrf, qu'il contrairie en réalité,’ aldus Maritain in een brief aan Massis.Ga naar eind12 Cocteau was overtuigd. Met zijn toetreding tot de kring van Meudon had hij zich in de ogen van veel vroegere bondgenoten onherstelbaar gecompromitteerd, maar Maritain kon tevreden zijn: ‘En 1925, grâce à Cocteau et à sa bande, la petite maison des Maritains à Meudon était devenue l'un des lieux “à la mode” de la vie intellectuelle parisienne.’Ga naar eind13 In een openbare briefwisseling brachten Cocteau en Maritain de uitgangspunten van Art et scolastique nog eens onder de aandacht van het publiek.Ga naar eind14 Zoals uit het geciteerde brieffragment van Maritain blijkt was zijn strategie er mede op gericht de nrf en uitgeverij Gallimard - op dat moment al de meest prestigieuze literaire instituten van Frankrijk - te overtroeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Portret van Max Jacob door Otto van Rees (houtsnede).
In: De Gemeenschap, jaargang 1, 1925. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Minstens zo sensationeel als de entree van Cocteau was de toetreding van Henri Ghéon tot de formatie van Maritain. Ghéon was afkomstig uit de vriendengroep rond André Gide en was in 1908 een van de oprichters van de nrf.Ga naar eind15 Zijn essaybundel Nos directions uit 1910 werd en wordt wel als het manifest van de nrf beschouwd. In de oorlog bekeerde hij zich tot het katholicisme. Van die bekering deed hij publiekelijk verslag in L'homme né de la Guerre. Témoignage d'un converti, dat in 1915 verscheen bij de ‘Éditions de la Nouvelle Revue Française’ (de voorloper van uitgeverij Gallimard). Toen de nrf in 1919 opnieuw begon te verschijnen keerde Ghéon zich tegen de groep van Gide en Rivière, waarop Maritain hem naar Meudon haalde.Ga naar eind16 De bijeenkomsten in Meudon kregen al spoedig het aanzien van een ‘salon littéraire’. Binnen dit door Maritain beheerde netwerk van vaste gasten en passanten ontstonden verschillende harde kernen vanwaaruit concrete initiatieven werden ontplooid. Vanaf mei 1921 organiseerde Maritain de ‘Semaines des écrivains catholiques’ en tussen 1922 en 1924 de ‘Journées d'art religieux’. Tijdens deze bijeenkomsten konden katholieke schrijvers en kunstenaars elkaar ontmoeten en van elkaars werk en opvattingen kennisnemen. Van groot belang voor de institutionalisering van de beweging waren vooral de ‘Retraites annuelles’ die Maritain tussen 1922 en 1941 organiseerde en waarbij zich een internationaal gezelschap verzamelde in het cisterciënzerklooster te Meudon, ‘une pléiade d'écrivains et d'artistes attirés par les choses de Dieu.’Ga naar eind17 Chenaux doet de suggestie dat deze tiendaagse bijeenkomsten het katholieke equivalent moesten vormen van de fameuze ‘Décades de Pontigny’, waar de groep van Gide en de nrf vanaf 1910 nauw bij betrokken was en waarin internationale ambities gerealiseerd werden.Ga naar eind18 Het aantal deelnemers aan de ‘retraites’ groeide van de kleine kring rond Maritain in 1922 tot zo'n 150 personen in 1931.Ga naar eind19 Zoals uit de ‘salon’ in Meudon de ‘Retraites annuelles’ voortkwamen, zo vormden deze retraites op hun beurt in 1924 de voedingsbodem voor een publicitair initiatief: de oprichting van een serie-uitgave en een periodiek. Aanvankelijk gingen de gedachten uit naar een tijdschrift dat als tegenspeler kon optreden van de nrf van Rivière, ‘une réplique à la nrf’.Ga naar eind20 Tegenover het individualisme, elitarisme en autonome estheticisme (de afwijzing van engagement) van de ‘néo-proustiens’ wilden Maritain, Massis, Fumet en Lefèvre een tijdschrift plaatsen dat gemeenschapsidealen uitdroeg en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de urgentie zou tonen van een onlosmakelijke band tussen katholicisme en kunst. Dit idee werd eind 1924 heroverwogen. Maritain en Massis stelden een plan op voor een publicatiereeks waarin meer omvangrijke teksten - fictie en essayistiek - konden verschijnen en die kon gelden als ‘une nrf catholique’.Ga naar eind21 Er werd gezocht naar een uitgever die aan de reeks een uitstraling kon geven waarmee Gallimard geëvenaard of zelfs overtroffen kon worden. Uiteindelijk werd de Parijse uitgeverij Plon bereid gevonden de reeks - die Le Roseau d'or werd gedoopt, naar Apocalyps 21:15 - op de markt te brengen. Maritain, Fumet, Lefèvre en Massis vormden de ‘équipe de direction’. Bij de oprichting van de reeks waren ook Cocteau en Ghéon als toekomstige redacteurs nauw betrokken.Ga naar eind22 Met de uitgeverij stelden zij de formule vast: de reeks zou het midden moeten houden tussen een tijdschrift en een serie, er zouden zowel monografieën als bundels in verschijnen met een frequentie van één uitgave per maand. De uitgaven zouden een omvang van 200 tot 450 pagina's hebben en zouden worden gedrukt in een oplage van 3300 tot 6600 exemplaren. Er werden jaarlijks tien uitgaven geprojecteerd in een serie waarop men voor 115 francs kon intekenen. De opzet voorzag verder in een constructie waardoor teksten konden worden uitgebracht van auteurs die nog onder contract stonden bij een andere uitgeverij (zoals Claudel, die een contract ‘voor het leven’ had getekend bij Gallimard). De reeks zou geen uitgesproken programma hebben en geen exclusief katholieke koers varen. Maritain moet zich hebben gerealiseerd dat een al te uitgesproken en exclusieve levensbeschouwelijke signatuur de reikwijdte van de onderneming ernstig zou beperken. Bovendien had hij in deze jaren afstand genomen van Bloy's radicalisme ten faveure van een houding die toenadering tot andersdenkenden impliceerde.Ga naar eind23 Twee keer per jaar zou er in Le Roseau d'or een deel Chroniques uitkomen met uiteenlopende teksten van verschillende auteurs. Deze Chroniques leken nog het meest op een tijdschrift. De negen banden waren afzonderlijk genummerd (‘Premier numéro de Chroniques’, etc.) en gepagineerd. In een kleinere letterpunt op de kaft werd aangegeven dat de Chroniques deel uitmaakten van een groter geheel: de serie Le Roseau d'or. Een rubrieksindeling kenden de afleveringen niet. De Chroniques boden ruimte aan literaire teksten en aan essays over literaire, cultuurfilosofische, wijsgerige en religieuze onderwerpen. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opzet was dus algemeen-cultureel met een sterk accent op literatuur. Programmatisch waren de Chroniques weinig uitgesproken. De korte tekst waarmee de eerste aflevering, verschenen in december 1925, opende kan evenwel worden beschouwd als het manifest van Le Roseau d'or. Maritain schreef daar dat de reeks vooral geestelijke waarden uit zou dragen en de blik zou richten op de internationale artistieke actualiteit, maar dat het initiatief beslist niet als de manifestatie van een ‘school’ moest worden gezien: ‘Le Roseau d'or, nous ne saurions trop y insister, ne sera donc l'organe ni d'une école littéraire, ni d'une génération littéraire.’Ga naar eind24 Geestelijk gehalte, kwaliteit en authenticiteit van de bijdragen zouden volgens Maritain richtinggevend zijn voor het opnamebeleid. Programmatisch was wel de nadrukkelijk classicistische literatuur- en cultuuropvatting: de reeks zou bijdragen aan ‘cette universelle réinvention de l'ordre véritable qui s'impose à notre temps’. ‘Ordre’ was hier voor de goede verstaander een signaalwoord dat duidde op een anti-romantische intentie: tegenover het individualisme en nationalisme van de romantiek poneerden Maritain en zijn geestverwanten een classicisme waarin gemeenschapszin en traditiebewustzijn samengingen.Ga naar eind25 Chenaux stelt dat aan Le Roseau d'or eenzelfde streven ten grondslag lag als aan Art et scolastique: een brug slaan tussen de katholieke traditie en de moderne kunst.Ga naar eind26 Tussen 1925 en 1932 verschenen onder de imprint Le Roseau d'or in totaal tweeënvijftig uitgaven, waaronder negen Chroniques. Als eerste deel van Le Roseau d'or verscheen in juni 1925 Maritains essaybundel Trois réformateurs: Luther, Descartes, Rousseau, gevolgd door het toneelstuk Le Comédien et la Grâce van Henri Ghéon. Op een medewerkerslijst uit 1932 prijken naast de namen van personen uit de kring rond Maritain (Lefèvre, Ramuz, Cocteau, Jacob, Fumet, Reverdy), ook die van Paul Claudel, Julien Green, Francis Jammes, Jacques Rivière, Valery Larbaud, Georges Bernanos (Sous le soleil de Satan, de eerste bestseller in het fonds) en van enkele gerenommeerde buitenlanders die in Frankrijk al enige bekendheid genoten omdat werk van hen in andere tijdschriften (nrf, Commerce, Le Navire d'Argent, Les Écrits Nouveaux) was verschenen: G.K. Chesterton, Johannes Jörgensen, Franz Hellens, Giovanni Papini, Giuseppe Ungaretti, Daisy Ashford, Rainer Maria Rilke en T.S. Eliot.Ga naar eind27 Uit deze opsomming blijkt dat Maritain en de zijnen met Le Roseau d'or internationale aspiraties hadden. Aan de onderneming lag een kosmopoli- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tische mentaliteit ten grondslag. Daarmee onderscheidde zij zich van de nationalistische en soms xenofobe tendensen binnen andere Franse katholieke cultuurbewegingen, die het sterkst tot uitdrukking kwamen in Charles Maurras' Action Française, een beweging waarvan Maritain zich vanaf 1927 (na de pauselijke veroordeling van Maurras' beweging) nadrukkelijk distantieerde.Ga naar eind28 In dat opzicht voelden Maritain en de zijnen zich meer aangetrokken tot het kosmopolitisme van een tijdschrift als de nrf, zij het dat Maritain dat kosmopolitisme nadrukkelijk in religieuze banen wilde leiden en dat de Europese oriëntatie niet uitsloot dat hij Frankrijk beschouwde als de bakermat en het centrum van Europa. Door de programmatisch ruime opzet en het nadrukkelijke kosmopolitisme wist Maritain schrijvers aan de reeks te binden die ook hun diensten bewezen aan periodieken als de nrf en Commerce. Bestudering van de negen Chroniques brengt het kosmopolitisme van Le Roseau d'or aan het licht. Een van de auteurs van buiten de kring van Maritain die aan de Chroniques bijdroeg en die men niet meteen zou verwachten in een katholiek gezelschap was Valery Larbaud, schrijver van A.O. Barnabooth: Ses oeuvres complètes, c'est-à-dire un conte, ses poésies et son journal intime (1913), literair criticus, impresario van het internationale modernisme, bemiddelaar voor James Joyce en Italo Svevo in Frankrijk, verbonden aan de nrf en sinds de oprichting in 1924 redacteur van Commerce.Ga naar eind29 In de vierde aflevering van Chroniques schreef hij een korte inleiding op werk van de Spaanse dichter Eugenio d'Ors, gevolgd door een tekst van deze auteur, vertaald door Larbaud en Mercédès Legrand. In de zesde aflevering volgde een toelichting bij de poëzie van de Argentijnse dichter Ricardo Guïrlandes, gevolgd door Larbauds vertaling van enkele mystieke gedichten van deze schrijver.Ga naar eind30 Voor de Chroniques speelde Larbaud naar het zich laat aanzien een vergelijkbare rol als voor andere periodieken waaraan hij meewerkte: die van leverancier van buitenlandse teksten, die hij inleidde en vertaalde.Ga naar eind31 Hoewel Larbaud met de groep van Le Roseau d'or een kosmopolitische oriëntatie, een uitgesproken voorkeur voor modern classicisme en een sterk ontwikkeld traditiebewustzijn deelde, ligt het voor de hand te veronderstellen dat zijn medewerking aan de Chroniques, zoals aan veel andere tijdschriften, niet voortkwam uit affiniteit met de zaak van Maritain maar uit de wens in zoveel mogelijk tijdschriften te publiceren zonder zich aan een groep te binden.Ga naar eind32 Op zijn beurt zal Maritain beseft hebben dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de aanwezigheid van deze gerenommeerde lettré in zijn tijdschrift het aanzien en prestige van de onderneming ten goede zou komen. Kosmopolitisch toonde Maritain zich met de Chroniques ook in de opname, steeds in vertaling, van buitenlandse literatuur. Daarvoor maakte de redactie graag gebruik van bemiddelaars die teksten konden aanleveren en, indien nodig, inleiden en vertalen; een beproefde formule in deze periode, getuige het redactiebeleid van internationaal georiënteerde tijdschriften als de nrf en Commerce.Ga naar eind33 Jean Cocteau, Jean de Menasce, Valery Larbaud en Jean Chuzeville hebben als leveranciers en vertalers voor de Chroniques gefungeerd, sommigen structureel (Cocteau), anderen meer incidenteel (Larbaud, Chuzeville en Eliotvertaler De Menasce). Te midden van het buitenlandse literatuuraanbod verscheen, naast de genoemde teksten van de door Larbaud aangebrachte Spaanstalige auteurs, werk van Rainer Maria Rilke en Giuseppe Ungaretti (die beiden ook als bemiddelaar waren verbonden aan Commerce), van de Amerikaanse schrijfster Daisy Ashford (haar novelle The Young Visitors, aangebracht, ingeleid en vertaald door Cocteau), van de Russische dichter Alexei Rémizov en essayist Boris Zaïtzeff, van de Engelse essayist Francis Thompson, en van de Deense romancier Johannes Jörgensen.Ga naar eind34 Het voert hier te ver om alle buitenlandlijnen in detail te belichten. De wegen waarlangs deze schrijvers de Chroniques binnenkwamen vergen nadere bestudering op basis van archiefonderzoek. Ik beperk mij hier tot één enkele casus. T.S. Eliot had Maritain leren kennen tijdens zijn verblijf in Frankrijk in 1925, waar Eliot onder meer voorbereidingen trof voor de Clark Lectures die hij in februari en maart 1926 zou houden aan Cambridge University. Eliot verdiepte zich toen in het thomisme, waarin hij nieuwe waarden voor de Europese cultuur hoopte te vinden en een mogelijke uitweg uit zijn creatieve impasse. Eliots verlangen naar herstel van de culturele eenheid en zijn nostalgie naar een verleden waarin die eenheid intact zou zijn geweest, namen in deze jaren sterk religieuze vormen aan. ‘A new form of Thomism offered at least the possibility of re-establishing the principles of order and lucidity, just as in his Cambridge lectures he wanted to demonstrate how that original unity had disintegrated,’ schrijft Eliots biograaf Peter Ackroyd.Ga naar eind35 Vanaf 1922 was Eliot al betrokken bij de nrf als correspondent voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omslag van Chroniques no. 9, 1930.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Engelse literatuur en in deze functie zou hij ook Commerce dienen.Ga naar eind36 De betrokkenheid van Eliot bij de groep van Maritain resulteerde in twee bijdragen voor Le Roseau d'or. In de derde Chroniques (1927) verscheen ‘Deux attitudes mystiques: Dante et Donne’, de vertaling door Jean de Menasce van een van Eliots Clark Lectures, waaruit zijn classicistische opvatting van de traditie als klankbord voor vernieuwing spreekt.Ga naar eind37 In de zevende editie van Chroniques (1929) volgde ‘Cantique pour Siméon’, de vertaling van ‘A Song for Simeon’ uit 1928, een van de Ariel Poems die verschenen kort na Eliots toetreding tot de Anglicaanse Kerk. Meer dan tussen Maritain en Larbaud was er tussen Eliot en Maritain sprake van wederzijdse verwantschap. Eliots verwantschap met Maritain resulteerde in de publicatie van Maritains essay ‘Poetry and Religion’, vertaald door de dichter F.S. Flint, in Eliots eigen tijdschrift The New Criterion van januari en mei 1927.Ga naar eind38 Maritain recapituleert in dat essay de hoofdlijnen van Art et scolastique: hij benadrukt de relatieve autonomie van de kunst, keert zich tegen de romantische substitutie van religie door literatuur door auteurs als Mallarmé en Wilde en stelt dat kunst en religie samen het moderne materialisme moeten keren. Het standpunt van de relatieve autonomie had ook Eliot eerder verwoord, onder andere in zijn ‘Notes’ voor The Criterion van juli 1923, waarin hij het de voornaamste functie van het literaire tijdschrift noemde ‘to maintain the autonomy, and the disinterestedness of literature, and at the same time to exhibit the relation of literature [...] to all the other activities’.Ga naar eind39 In zijn beroemd geworden essay ‘The Idea of a Literary Criticism’ had Eliot met instemming gewezen op Maritains Réflexions sur l'Intelligence, waarvan hij de classicistische, antiromantische tendens waardeerde.Ga naar eind40 Eliot en Maritain vonden elkaar in hun pleidooi voor een modern classicisme en kosmopolitisme zonder nauw omlijnd programma, in een gelijkgerichte cultuurkritiek en in hun ideaal van in de Europese traditie gewortelde religiositeit, kunst en literatuur. De strategie van Maritain en van de équipe van Le Roseau d'or bestond uit een gefaseerde vergroting van de actieradius van hun onderneming, die gaandeweg steeds meer internationale allure kreeg: van de huiselijke ‘salon’, via de ‘semaines’, ‘journées’ en ‘retraites’ naar de uitgavenreeks waarmee - gezien de oplagecijfers en de tijdspanne van vijf jaar waarin de Chroniques verschenen - een groot en internationaal publiek kon worden bereikt.Ga naar eind41 Via de aantrekkelijk vormgegeven en inhoudelijk consistente reeks bij Plon, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waar zowel gerenommeerde als beginnende auteurs publicatiemogelijkheden kregen, breidde het sociale en literaire netwerk rond Maritain zich verder uit als kringen in het water. De reeks trok spoedig de aandacht, zowel in Frankrijk als daarbuiten. Van een imprint werd Le Roseau d'or een merknaam: de aanduiding van een schrijversgeneratie.Ga naar eind42 Uit de studie van Chenaux en uit het voorgaande is gebleken dat in de complexe Franse literaire constellatie van de jaren twintig drie sterrenstelsels om elkaar heen en soms in elkaar draaiden: de Parijse avant-garde (vooral het surrealisme), de modernisten rond de nrf en andere tijdschriften (Gide, Rivière, Paulhan, Larbaud, Valéry) en de kringen rond Maritain. De ontwikkeling binnen deze constellatie was er een van fusies en botsingen. In de nrf van juni 1925 laakte Ramon Fernandez het initiatief en de opvattingen van Maritain.Ga naar eind43 Gezien het feit dat enkele prominente medewerkers van de nrf (onder wie Ghéon en buitenlandcorrespondent Eliot) naar Maritain waren ‘overgelopen’ en de redactie van Le Roseau d'or in 1925 een editie uitbracht van de correspondentie tussen Jacques Rivière en Paul Claudel met een inleiding van Isabelle Rivière waarin Rivière postuum naar de katholieke kring werd toegetrokken, moet de équipe van de nrf Le Roseau d'or en de Chroniques als een luis in de pels hebben beschouwd.Ga naar eind44 Van een afstand beschouwd kunnen beide tijdschriften echter worden geplaatst in eenzelfde context: die van de internationalisering van het literaire bedrijf in het interbellum. Duidelijk is dat Le Roseau d'or en de Chroniques deels gemodelleerd waren naar de nrf, waar zij zich tegelijk tegen afzetten. Kwalitatief werd het niveau van de nrf en Commerce niet gehaald, maar dat maakt de onderneming als kristallisatiepunt van een internationale katholiek-classicistische tendens niet minder interessant. In maart 1930 verscheen de laatste Chronique. Over de redenen voor het beëindigen van de reeks werden in de slotaflevering geen mededelingen gedaan. Het is aannemelijk dat de oprichting van een nieuw tijdschrift de belangrijkste oorzaak was voor de geruisloze opheffing. Zo vonden enkele redacteurs en vaste medewerkers van de Chroniques onderdak in het tijdschrift Vigile, dat vanaf 1930 een verzamelplaats was voor katholieke intellectuelen (vooral oude en nieuwe bekeerlingen).Ga naar eind45 Ook dit tijdschrift paarde programmatische openheid aan internationale ambities, getuige de redactionele verantwoording in het eerste nummer.Ga naar eind46 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze eerste en voorlopige interpretatieve beschrijving van de negen Chroniques brengt aan het licht dat de literaire actualiteit aanmerkelijk gecompliceerder en minder gecompartimenteerd was dan de handboeken veelal doen uitkomen. Onderzoek naar cultuurbewegingen als de Renouveau Catholique kan aan precisie en reikwijdte winnen wanneer dat wordt uitgevoerd vanuit een institutionele benadering. Een overigens informatierijk boek als dat van Gugelot, La conversion des intellectuels au catholicisme en France, waarin de relaties tussen personen uit diverse katholieke kringen worden beschreven in termen van ‘invloed’ en ‘verwantschap’, maar waarin de instituties en de internationale netwerkvorming naar de achtergrond zijn geschoven, zou aan scherpte hebben gewonnen wanneer Le Roseau d'or en de Chroniques daarin waren geanalyseerd als plaatsen waar de herstelbeweging totstandkwam.Ga naar eind47 Een tijdschrift als de Chroniques vormt een uitnodiging voor de literatuurgeschiedschrijver om een internationaal perspectief te hanteren dat verder reikt dan het inmiddels traditionele receptie-onderzoek en dat de institutionele verstrengeling van het literaire veld laat uitkomen via bestudering van tijdschriften, uitgevers en bemiddelaars. Auteurs, zo blijkt ook uit de hiervoor beschreven Eliot-casus, trekken zich vaak weinig aan van nationale grenzen, maar des te meer van bemiddelaars en internationale publicatiemogelijkheden. Juist het doorbreken van deze grenzen door publicaties van binnen- en buitenlandse auteurs uit diverse geledingen van het literaire veld gaven de Chroniques hun kleur. Een institutionele benadering van de literatuurgeschiedenis, die zich niet uitsluitend concentreert op vernieuwing maar evenzeer op continuïteit en traditie, zou erbij gebaat kunnen zijn wanneer het nationale kader wordt opgerekt ten faveure van de interpretatieve cartografie van het literaire veld en van de permanente dynamiek van fusies en botsingen, coöperaties en competities. Tijdschrift- en netwerkonderzoek kan hiertoe een belangrijke bijdrage leveren.Ga naar eind48
·> mathijs sanders is als docent en onderzoeker verbonden aan de opleidingen Algemene Cultuurwetenschappen en Literatuurwetenschap van de Radboud Universiteit Nijmegen en is sinds de oprichting redacteur van ts·>. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Index op de ChroniquesToelichtingHieronder volgt de chronologische index op de negen Chroniques van Le Roseau d'or. OEuvres et chroniques. Deze is opgesteld aan de hand van de exemplaren die zich bevinden in de bibliotheek van de Radboud Universiteit Nijmegen onder signatuur Tzc3042. Het tekstgenre wordt vermeld als:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IndexLe Roseau d'or. OEuvres et chroniques Librairie Plon. Plon-Nourrit et Cie, imprimeurs-éditeurs (aflevering 1-3) Librairie Plon. Les petits-fils de Plon et Nourrit, imprimeurs-éditeurs (aflevering 4-9) 8, rue Garancière, Paris, 6e | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aflevering 1 (le roseau d'or, nr. 5), 1925
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aflevering 2 (le roseau d'or, nr. 10), 1926
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aflevering 3 (le roseau d'or, nr. 14), 1927
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aflevering 4 (le roseau d'or, nr. 20), 1927
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aflevering 5 (le roseau d'or, nr. 24), 1928
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aflevering 6 (le roseau d'or, nr. 30), 1928
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aflevering 7 (le roseau d'or, nr. 3), 1929
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aflevering 8 (le roseau d'or, nr. 6), 1929
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aflevering 9 (le roseau d'or, nr. 9), 1930
|
|