4] Van welk tijdschrift betreurt u de ondergang het meest? Van welk het minst?
Ach, er zijn zo veel tijdschriften dat eentje meer of minder mij niet zoveel uitmaakt. Tegenover elk vervelend tijdschrift staan als je wil twee leuke.
5] Wanneer en waarom bent u met (onderzoek naar) tijdschriften begonnen?
In 1997 begon ik met mijn promotie-onderzoek naar de aanwezigheid en receptie van Vlaamse poëzie in Nederland in de periode 1900-1940, een onderzoek dat tot mijn schande nog steeds niet af is. Uiteraard staan tijdschriften in dit onderzoek centraal en ben ik lang zoet geweest met het speuren naar gedichten van Vlamingen in Nederlandse tijdschriften.
6] Wat was uw grootste of meest bijzondere tijdschrift-gerelateerde vondst?
Spectaculaire vondsten heb ik niet gedaan, maar in het algemeen blijf ik het boeiend vinden om de actualiteit van zo'n 100 jaar geleden mee te maken, om veranderingen op de voet te kunnen volgen. Zo ploegde ik onlangs nog door De Gids van de jaren rond 1900 en in de context van de suffe poëzie van o.a. Hélène Swarth, waar De Gids toen vol mee stond, troffen de gedichten van P.C. Boutens mij opeens zeer. Ik meende iets te kunnen navoelen van de grote indruk die die gedichten destijds moeten hebben gemaakt.
7] Wat is uw grootste tijdschrift-gerelateerde ambitie?
Ik zou eigenlijk meer willen doen aan dagbladen. In letterkundige kringen wordt nu veel aandacht besteed aan tijdschriften, maar de historische dagbladkritiek wordt eenvoudig door de kwantitatieve omvang nog stiefmoederlijk behandeld, positieve uitzonderingen daargelaten. Graag zou ik bijvoorbeeld een doorzoekbare cd-rom maken met daarop alle artikelen uit het Avondblad A: gewijd aan de letterkunde, kosteloos voor lezers van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (1921-1927).
8] Droomt u wel eens over tijdschriften en zo ja, zijn dat prettige dromen?
Nee, sorry.