Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 1999 (nrs 5-6)
(1999)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Het satirische weekblad Asmodée (1854-1911): Het negentiende-eeuwse koningshuis ondervuur
| |
[pagina 29]
| |
zoon Willem II. De nieuwe koning was een zwakke, ijdele figuur, die in de loop van zijn leven meermalen van politieke voorkeur veranderde. In 1848 liet hij, onder druk van berichten over revoluties elders in Europa, de Tweede Kamer plotseling weten bereid te zijn tot ruimere concessies. Binnen één etmaal was hij van uiterst conservatief zeer liberaal geworden. Hij droeg Thorbecke op een nieuwe grondwet te maken. Daarin werd onder meer bepaald dat de koning voortaan onschendbaar was en de ministers verantwoordelijk waren; parlementariërs konden ministers voortaan aanspreken op de kwaliteit van het regeringsbeleid. De leden van de Tweede Kamer werden in het vervolg direct gekozen en de vrijheid van onderwijs, vereniging en vergadering, meningsuiting en godsdienst werd vastgelegd.Ga naar eind1 Ondanks al deze veranderingen was de parlementaire democratie, zoals wij die tegenwoordig kennen, nog lang niet doorgevoerd, onder andere omdat het kiesrecht slechts voorbehouden was aan mannen die een minimumbedrag aan belasting betaalden. Hoewel de industriële revolutie ook in ons land zijn intrede gedaan had, was de Nederlandse exportindustrie sedert het begin van de negentiende eeuw sterk verlopen ten gevolge van het teruglopen van de bemiddelende functie van ons land in het Europese handelsverkeer. Van economische dynamiek was er rond 1840 nog nauwelijks sprake.Ga naar eind2 Toch was er, vergeleken bij het begin van de negentiende eeuw, wel degelijk economische vooruitgang te bespeuren.Ga naar eind3 Deze kan voor een belangrijk deel toegeschreven worden aan de energieke maatregelen van Willem I om Nederland uit zijn verval op te heffen. De grotere welvaart, waarvan overigens voornamelijk de bovenlaag van de bevolking profiteerde, zorgde voor een levendiger geestelijk leven. In deze atmosfeer ontstond in Nederland rond 1845 een liberale beweging. In principe waren de liberalen voorstanders van gelijke rechten op politiek gebied en gelijke ontplooiingsmogelijkheden voor allen. In de praktijk echter ontwikkelde zich een sociaal negativisme, waarbinnen men de politieke rechten alleen tot de bourgeoisie wilde beperken. De oppositionele beweging had veel kritiek op deze situatie, die verwoord werd in de eerste volksbladen. Immers, voor de gewone man was dit een vreselijke tijd met lange werkdagen, veel kinderarbeid en lage lonen; er heerste grote armoede en een latente ontevredenheid onder de arbeidersklasse. Het verzet openbaarde zich in de vorm van volksoplopen, die tot ernstige ongeregeldheden dreigden uit te groeien. Tegen het einde van de eeuw verbeterde de situatie van de arbeidersklasse mede als gevolg van het opkomende socialisme.Ga naar eind4 Rond 1870 werden er in ons land landelijke politieke partijen gevormd. Voor die tijd waren in het parlement slechts bepaalde stromingen te onderscheiden, waarbij de liberale en de conservatieve richting de belangrijkste waren. De politieke agitatoren of publicisten, die zich aanduidden met de term ‘oppositie’, hadden in de jaren veertig van de vorige eeuw een liberale signatuur. Voor het beïnvloeden van de publieke opinie bedienden zij zich vrijwel uitsluitend van het medium roddelpers. De satirische pers in Nederland was in die periode nog nauwelijks ontwikkeld. De journalistiek begon zich in die tijd te emanciperen. De afhankelijke courantier moest nog de juiste toon zien te vinden bij het weergeven van de openbare mening. Nederlandse uitgevers probeerden eerst succesvolle periodieken uit het buitenland op vaderlandse bodem uit te geven, maar dat lukte slechts matig met bijvoorbeeld het blad PolichinelGa naar eind5 waarin de karikatuur een belangrijke rol speelde. De taak van de volksbladen van de oppositie was niet zozeer om vermaak te scheppen als wel op te komen voor de belangen van de kleine burgerij en het volk.Ga naar eind6 De volksbladen kunnen worden beschouwd als de voorlopers van de satirische pers zoals deze zich in de tweede helft van de | |
[pagina 30]
| |
vorige eeuw heeft ontwikkeld. Hoe flauw de volksblaadjes als Polichinel ook waren, ze zijn door hun ruime verspreiding voor de liberale oppositie welkome hulptroepen geweest, vooral tijdens de perscampagne tot wijziging van de grondwet, die duurde van december 1844 tot het einde van mei 1845. De overheid, die tegen deze uitingen van de oppositie een groot wantrouwen koesterde, zag de ontwikkeling van de onafhankelijke pers met lede ogen aan en probeerde deze zoveel mogelijk tegen te gaan. In het algemeen werden twee methoden toegepast om deze ‘laagste vorm van journalistiek’ te bestrijdenGa naar eind7: het omkopen van dagbladredacteuren en het voeren van processen.Ga naar eind8 Hierdoor vertoont de Nederlandse journalistiek in de jaren tussen 1840 en 1848 uitwassen van corruptie, waaraan de regering zelf in de eerste plaats schuldig was.Ga naar eind9 Nadat de schandaaljournalist E. Meeter enkele jaren door koning Willem II onder de duim was gehouden dankzij een ruime toelage, besloot deze in 1843 toch een oppositioneel weekblad op te richten dat beschouwd kan worden als de eerste satirische roddelkrant in Nederland. Het eerste nummer van De Ooyevaar verscheen op 13 oktober 1844. Het blad bevatte naast politieke beschouwingen veel sensatienieuws, speciaal over de Haagse society.Ga naar eind10 Het blad veroorzaakte grote opschudding. Meeters optreden is van sociaal-historisch belang, want hij is de eerste journalist geweest die optrad als kampioen van het volk. Hij klapte op een aansprekende wijze uit de school en bekeek alles door de bril van de gewone man. Toen in 1848 de vrijheid van meningsuiting in de grondwet was vastgelegd ontstond er in het koninkrijk een gunstig politiek, cultureel en maatschappelijk klimaat, waarin de satirische pers tot bloei kon komen.Ga naar eind11 De satirische bladen die tot 1880 verschenen waren overwegend liberaal van karakter. Door de opkomst van de socialistische beweging hadden de periodieken die in de laatste twee decennia van de negentiende eeuw uitkwamen, veelal een socialistische signatuur.Ga naar eind12 In Nederland waren toen ruim twintig satirische bladen op de markt. Na de eeuwwisseling raakte de pers in de ban van de verzuiling, waardoor in de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog het aantal satirische bladen sterk afnam. Hun functie werd vervolgens eerst door de radio overgenomen, later door de televisie en de columns en spotprenten in dag- en weekbladen. Na 1940 blijkt er in Nederland geen markt meer te bestaan voor een specifiek satirische pers.
Het Nederlandstalige satirische weekblad Asmodée verwierf grote bekendheid als sensatieblad. De naam Asmodée is gevoerd door twee Nederlandse weekbladen uit de negentiende eeuw. De eerste AsmodéeGa naar eind13 was Franstalig en verscheen in de jaren 1845-1847. Redacteur en oprichter van dit oppositieblad, dat aanvankelijk als maandblad en vanaf 5 oktober 1845 als weekblad verscheen, was A. van Bevervoorde. Op 3 mei 1854 verscheen het eerste nummer van een nieuwe, Nederlandstalige Asmodée. Oprichter was de oppositiejournalist J. de Vries. Deze Asmodée werd, wegens de wekelijkse sensationele onthullingen en persoonlijke aanvallen in satirische vorm, even berucht als bekend. Op 30 maart 1911 verscheen het laatste nummer.Ga naar eind14 Aanleiding tot de uitgave van Asmodée vormde het succes van de vlugschriften die De Vries en zijn medewerkers hadden uitgegeven. Een daarvan is getiteld Het standbeeld in de zak; het handelde over het standbeeld van de in 1849 gestorven koning Willem II dat in Den Haag werd geplaatst. Asmodée is het langst verschijnende satirische tijdschrift in NederlandGa naar eind15, met een lange lijst van medewerkers. In 1854 was J. de Vries hoofdredacteur, eind 1855 nam H.G. Mulder zijn functie over. Mulder werd in 1865 opgevolgd door | |
[pagina 31]
| |
Mr. A. van Brussel (pseudoniem van Mr. A.A.T. Visscher). De naam van het tijdschrift wordt door De Vries verklaard: Asmodée was een boze geest, een duivel, of liever zijne gestalte in aanmerking genomen, een duiveltje [...] Asmodée bezat de gave om de daken der huizen zoo doorzigtig te maken, dat hij er doorheën konde zien wat er in die huizen voorviel. Om zijne dankbaarheid te betoonen, nam hij zijnen bevrijder met zich mede op de daken en liet hem er door heénzien, wat er in de woningen voorviel. Even als Asmodée zijnen bevrijder eenen blik liet werpen in wat voor velen verborgen is, zoo zullen zij dit onze lezers doen.Ga naar eind16 De eerste aflevering van Asmodée opende met de woorden: Wij geven geen programma. Wanneer een nieuw ministerie optreedt, is gewoonlijk het eerste wat het doet, een programma vol fraaije beloften te leveren. Wij geven geen programma omdat wij niet willen handelen zoo als sommige ministers doen [...] Wij zijn niet ministeriëel, zoo lang ten minste het ministerie van Hall c.s. aan het bewind is [...] Vraagt men verder naar bijzonderheden van ons blad, deszelfs doel en strekking, zoo antwoorden wij met de woorden, welke het ministerie Thorbecke eenmaal tot de natie rigtte: Wacht op onze daden.Ga naar eind17 Bij een blad als Asmodée, waarin illustraties een belangrijke rol spelen, is het interessant te kijken naar de veranderingen die het logo heeft ondergaan. Het logo met de naam van het blad bovenaan op het nummer van 3 mei 1854 bestaat uit de hierboven beschreven duivel die door de daken kan waarnemen wat er in de huizen voorvalt. Het eerste nummer toont nog een vriendelijk lachend duiveltje, liggend op het dak dat uitzicht heeft over alle andere daken. Hij is verkleed als nar en draagt een staf. Op het nummer van 8 april 1857 is Asmodée twee keer zo groot afgebeeld. Hij ligt nog steeds op het dak maar wijst ditmaal naar zijn hoofd. Op 5 januari 1859 verandert Asmodée in een gemene duivel. Hij leunt met een sarcastische glimlach rond zijn mond tegen een berg, waarin mensen gevangen zitten. Het lettertype van het woord Asmodée is bij dit nummer gewijzigd van een strak lettertype naar een met de hand getekende tekst, die een duivelse sfeer moet uitstralen. Op 2 september 1880 wordt de tekst Asmodée over de gehele breedte van het blad getoond en de duivel wordt opnieuw klein afgebeeld. Met een vriendelijke blik zit hij schrijvend achter een tafel. Omdat zijn hand tegen zijn kin rust wekt het beeldmerk de indruk dat de duivel aan het nadenken is. Hoewel het logo in de loop der tijden een duidelijk grimmiger karakter krijgt verandert de toonzetting van het blad nauwelijks van aard. De Nederlandstalige Asmodée levert in de eerste jaren van haar bestaan vooral kritiek op de regeringspolitiek. Het gaat dan zó vaak over het kabinet Van Hall dat ‘een der lezers [schreef], dat een heer hem als nieuws vertelde dat de naam van Z.Exc. van Hall niet voorkomt in no. 13 van dit blad.’Ga naar eind18 De inhoud van het blad bestaat uit korte artikelen, brieven en de vaste dialoog ‘Peperman en Willem Drieling’. Men schrijft over de koninklijke familie, ministers en ambtenaren. Later is de inhoud gevarieerder en meer op Amsterdam gericht. Asmodée is dan een levendig tijdschrift met aandacht voor het alledaagse en soms even voor het meer verhevene. Het blad verwerkt wat idealen in de hoofdartikelen en een snufje moord en doodslag in de nieuwskolommen. Verder biedt de krant een keur | |
[pagina 32]
| |
aan overzichten van het nieuws in Nederland. Zo bereikte Asmodée een hoog journalistiek niveau en werd het zowel door lezers als de adverteerders gewaardeerd. Oplagecijfers zijn niet bekend, maar Asmodée is veel gelezen en geciteerd. Het blad heeft bovendien anderen geïnspireerd tot het uitgeven van een satirisch tijdschrift. Bladen als Médusa, Stan, Oprechte Asmodée en De Nieuwe Asmodée verschenen in navolging van Asmodée. Een van de meest in het oog springende aspecten van het blad was dat het aandacht schonk aan leden van het koningshuis, die regelmatig op de korrel werden genomen. Zoals gezegd verkeerde het Nederlandse koningshuis in een diepe identiteitscrisis. De troon belandde op de bodem van een put, en over de rand keken politici en pamflettisten spottend naar beneden.Ga naar eind19 Was Willem II later trots op de politieke harmonie die in 1848 was ontstaan, zijn zoon was afkerig van de liberale grondwetsherziening. Willem III was tegen de vrijheid van meningsuiting en had een afkeer van de neiging van politici om mee te regeren. Hij was koppig en nooit systematisch en consequent in zijn strijd voor of tegen bepaalde zaken en besprak weinig politieke zaken met ministers. Op 31 mei 1854 beschrijft Asmodée het bezoek van Willem II en Willem III aan een congres te Assen. Na afloop gebruiken vader en zoon in Meppel incognito een uitgebreide lunch. Het blad betreurt het in dit artikel dat de koning en zijn zoon het dorp toen niet officieel bezocht hebben: Asmodée veinst medelijden te hebben met Meppels ingezetenen. De stijl van het bericht is ironisch en de schrijver toont overdreven begrip voor de situatie van de koning die natuurlijk te moe was om na een kort bezoek aan het congres nog plichtplegingen aan te gaan. Asmodée grijpt zelfs de kleinste gebeurtenis aan om er in het blad een artikel aan te wijden. De lezers worden hierdoor volledig op de hoogte gebracht van het doen en laten van het koningshuis. Het blad wil hiermee aantonen dat de koning en zijn familie ook maar gewone mensen zijn, waar best kritiek op geleverd kan worden. Prins Alexander, de jongste zoon van Willem III en Sophie van Würtemberg, was zwaarmoedig aangelegd en na de dood van zijn oudere broer Wiwil in 1879 zonderde hij zich van het openbare leven af om het verlies te verwerken. Dit had onder meer tot gevolg dat hij in zijn nieuwe hoedanigheid als kroonprins de opening van de Staten-Generaal in 1879 niet bijwoonde. Als enige van de dagbladen reageerde het conservatieve Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage op diens afwezigheid met een artikel onder de kop ‘De Teleurstelling’ waarin te lezen stond dat het Nederlandse volk recht had ‘Oranje in zijn midden te zien’. Alexander nam daarop een zeer ongebruikelijke stap door een ingezonden brief te sturen aan de liberale krant Het Vaderland. Hierin verdedigde hij zijn afwezigheid en kondigde vast aan het volgende jaar eveneens verstek te zullen laten gaan.Ga naar eind20 Deze polemiek werd voortgezet in een tweede brochure van de kroonprins als reactie op uitingen van critici. Alexander had hiermee laten zien dat hij voor zijn tijd zeer liberale ideeën had. Er viel met hem te discussiëren op een niveau van gelijkwaardigheid, waarbij de kroonprins openstond voor kritiek. Helaas bezat hij een melancholische wereldvreemdheid die hem er van weerhield zijn geschreven woorden in daden om te zetten. De prins sloot zich gedurende de rest van zijn leven meer en meer op in zijn paleis en zonk steeds verder weg in melancholie. Hij omringde zich daar met allerlei voorwerpen die hem herinnerden aan zijn broer en aan zijn moeder. Ten tijde van bovenstaande perspolemiek in 1879 werd Alexander verweten dat hij, na Nederland te zijn ontvlucht, zijn vaderland en zijn volk tekort deed, omdat hij zich zelden in het openbaar vertoonde. | |
[pagina 33]
| |
Via de kranten en de door hem uitgenodigde ministers bleef hij weliswaar redelijk op de hoogte van de actuele kwesties in Nederland, maar het volk kreeg hem niet te zien. Dit is een belangrijke oorzaak van zijn falen om het aanzien van de monarchie te verbeteren. Ook Asmodée klaagt in de editie van 7 juni 1883 over het gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef van kroonprins Alexander met betrekking tot zijn functie: [...] ik houd mijn gemak, en doe even alsof ik volstrekt geen kroonprins-plichten te vervullen heb. Het is al mooi, dat ik mijn hand wil ophouden voor de 100.000 gulden, die ik jaarlijks ontvang. Het volk moppert er wel over, en de pers doet alle mogelijke moeite, om mij uit den hoek te doen schieten, maar daarover bekommer ik mij in 't minst niet. Ik zit waar ik zit, en een knappe jongen, die er mij van daan krijgt. Wat raakt het mij, of een kroonprins van Engeland al zoo dwaas is, om een visscherij-tentoonstelling, of een kroonprins van Duitschland, om een hygiène-tentoonstelling te openen? Ik open niets - zelfs niet eens mijne ooren en oogen voor de gegronde opmerkingen, die men maakt over de wijze, waarop ik mijne toekomstige onderdanen verwaarloos. Papa's ministers en het Parlement laten mij mooi met rust, en meer verlang ik niet. Als ik later eens koning wordt, is het volk toch al weer blij als 't een Oranje-sjerp ziet! Het is voor den prins te hopen, dat hij zich niet misrekent, en dat hem nooit zal toegevoegd worden: Houd uw gemak, 't is te laat! Deze ‘persoonlijke’ stijl van schrijven past het blad vaak toe. De schrijver doet zich dan voor als een lid van de Oranjefamilie en schrijft vanuit die positie een verhaal vol ironie. De lezer wordt volledig betrokken bij het verhaal omdat hij gedachtespinsels van bijvoorbeeld de kroonprins denkt te lezen. Met deze vorm van berichtgeving, die bijzonder populair werd in de negentiende eeuw, onderscheidt Asmodée zich van de dagbladpers. Nederland reageerde onverschillig toen Alexander in de zomer van 1884 aan tuberculose overleed. De dood van de laatste kroonprins was voor alle liberale kranten aanleiding om pessimistische beschouwingen af te drukken over de toekomst van het vaderland. Op 26 juni 1884 plaatst Asmodée op de voorpagina een zwart omlijnd overlijdensbericht van prins Alexander: ‘De slag is gevalle’. Eerst was de hoop gegroeid, maar niemand was erbij om hem moed in te spreken. Uiteindelijk is Alexander te midden van vreemden gestorven’. Het blad vermoedt aanvankelijk dat koning Willem III weinig aandacht aan de begrafenis zal besteden en zijn kuur in Karlsbad er niet voor gaat onderbreken. Dit betreurt Asmodée ten zeerste. Als de koning uiteindelijk toch zijn zoon komt begraven, spreekt het blad zijn waardering daarover uit. In de laatste alinea van het artikel wordt geschreven: Is de kroonprins een betreurde dode? Ja en Nee. Ja omdat in hem de laatste mannelijke telg van het Oranje-huis werd weggeraapt, omdat bij eventueel overlijden van de koning, de regeering in handen komt van een regent en omdat bij meerderjarigheid van prinses Wilhelmina, Nederland geregeerd zal worden door een vrouw. Nee omdat de prins er nooit naar getracht heeft zich door zijn volk te doen beminnen, [...] omdat het volk hem bijna niet anders kent dan van zijn portret en: Onbekend maakt onbemind. Samenvattend kan gezegd worden dat Asmodée gedurende de tweede helft van de ne- | |
[pagina 34]
| |
gentiende eeuw kritiek leverde op de regeringspolitiek en daarbij de koninklijke familie, ministers en ambtenaren hekelde. De ironie en de details waarmee de artikelen gelardeerd zijn maakt Asmodée tot een uniek satirisch weekblad. Zijn functie was niet zozeer het opkomen voor de belangen van de volksklasse, zoals het doel van de eerste oppositionele bladen was, maar veeleer het verslaan van sensationele voorvallen met openbare figuren. De artikelen over het koningshuis verwoorden het algemene gevoel van teleurstelling van het volk over het lage aanzien van de monarchie tijdens de regeerperioden van de koningen Willem II en Willem III, de hoge verwachtingen die men had van de kroonprinsen Wiwil en Alexander en de angst die er bestond voor een vrouwelijke troonopvolgster. De hoop op een betrouwbare, degelijke en intelligente koning, die deze situatie zou kunnen veranderen, was in de jaren tachtig bijna opgegeven. Door op een kritische manier de spot te drijven met het rijke koningshuis, kon de toenmalig gepolariseerde verhouding tussen arm en rijk gerelativeerd worden. Asmodée toonde onbarmhartig de betrekkelijkheid van de rijkdom en het aanzien van de koninklijke familie aan. De schrijver kroop daarbij vaak in de huid van degene, die het onderwerp van zijn spot was, en zo ontstond er als het ware een dialoog tussen de schrijver en zijn mikpunt. Op originele wijze werden zo allerlei gebeurtenissen van het koningshuis beschreven, waarin karaktertrekken als domheid, melancholie en onevenwichtigheid aan de kaak gesteld werden. Men kon bij het lezen van het blad de misère van het harde leven van die tijd even vergeten, waardoor het een welkome afleiding vormde voor de dagelijkse gang van zaken. Na 1884, toen de monarchie onder regentes Emma en de jonge koningin zich definitief een beter aanzien wist te verwerven, heeft Asmodée zich minder met het koningshuis beziggehouden.
·> kathalijne van den brekel haalde in september 1999 aan de Universiteit van Amsterdam haar doctoraal examen Communicatiewetenschap. Naast haar studie is ze sinds 1996 werkzaam op de afdeling Public Relations van het Philips Natuurkundig Laboratorium. |
|