Kroniek van een katholiek familieweekblad
Mathijs Sanders
Leonard Jentjens, Van strijdorgaan tot familieblad. De tijdschriftjournalistiek van de Katholieke Illustratie 1867-1968, Cramwinckel, Amsterdam, 1995.
isbn 90-71894-822. 248 pp. f 49,50.
De relatie tussen het katholicisme en de massamedia is in de loop der jaren aan nogal wat veranderingen onderhevig geweest. Na een lange periode waarin de kerk trachtte het gelovige volk te beschermen tegen de vermeende kwalijke invloeden van het gedrukte woord, werd met de emancipatie van het katholieke volksdeel in Nederland de belangstelling van de kerk voor de pers, als middel tot het mobiliseren van de bevolkingsgroep, groter. De afschaffing van het dagbladzegel in 1869 betekende een belangrijke mogelijkheid tot bloei van de confessionele kranten en van de geïllustreerde publiekstijdschriften, die in de laatste decennia van de negentiende eeuw hun zegetocht begonnen. Binnen de ontwikkeling van de katholieke pers in Nederland neemt het geïllustreerde familieweekblad De Katholieke Illustratie een belangrijke plaats in. Gedurende meer dan een eeuw fungeerde dit kwantitatief en kwalitatief succesvolle periodiek als venster op de wereld voor tienduizenden katholieke gezinnen in Nederland.
In 1995 promoveerde Leonard Jentjens aan de Universiteit van Amsterdam op zijn studie Van strijdorgaan tot familieblad. De tijdschrift-journalistiek van de Katholieke Illustratie, 1867-1968, waarvan bij uitgeverij Cramwinckel te Amsterdam de handelseditie verscheen. Bron en object van onderzoek vormen de leggers met de ruim 1400 afleveringen van het tijdschrift, die zich bevinden in het Nederlands Persmuseum te Amsterdam. Vanuit een communicatiehistorisch onderzoeksperspectief beschrijft Jentjens de ontwikkeling en de journalistieke geschiedenis van De Katholieke Illustratie, ‘de vriend des huizes die wekelijks op bezoek komt’. Als gevolg van het vrijwel ontbreken van redactioneel archiefmateriaal concentreert Jentjens zich op het inhoudelijke aspect van het blad, van waaruit de ontwikkelingen en redactionele intenties van De Katholieke Illustratie worden gereconstrueerd. Centraal staat de vraag hoe de inhoud en de bladformule van het tijdschrift zich ontwikkelden in het licht van veranderingen in de Nederlandse samenleving en in het katholieke volksdeel in het bijzonder.
Jentjens' studie is vooral descriptief van aard. Na een inleidend hoofdstuk over de historie van het tijdschrift in het algemeen en de stand van zaken in het pershistorisch onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, wordt in een viertal hoofdstukken de geschiedenis van De Katholieke Illustratie geanalyseerd. Elk hoofdstuk bestaat uit een schets van de desbetreffende periode, waarna aan de hand van de belangrijkste redactionele rubrieken de ontwikkeling van het blad wordt beschreven. In het slothoofdstuk wordt de geschiedenis van het tijdschrift gesitueerd tegen de achtergrond van de veranderingen in de samenleving gedurende de ruim honderd jaar (1867-1968) waarin het blad verscheen.
Wilde het blad in de beginjaren door middel van lering en vermaak het publiek vooral afschermen van de bedreigende buitenwereld en voerde het een langdurige strijd tegen de niet-katholieke pers, in de eerste decennia van de twintigste eeuw ontwikkelde De Katholieke Illustratie zich onder leiding van vooruitstrevende en cultureel ingestelde