column
Een pil van een boek
Jacques de Vroomen
Spit. Ik strompel met mijn lijf in een s-bocht door het huis. Tijgerbalsem, pijnstillers, spierontspanners, handopleggers, gebedsgenezers.... niets lijkt te helpen.
Natuurlijk wel veel vrije, zij het pijnlijke, tijd. Er kan weer eens royaal gelezen worden. Ik begin aan een kloek boek: 1812, Napoleons fatale veldtocht naar Moskou van Adam Zamoyski. Vijfhonderd pagina's onbeschrijflijke ellende. Bij de terugtocht in de Russische winter moet er regelmatig bij meer dan dertig graden onder nul in de openlucht zonder tent overnacht worden. Een kampvuur wordt dan een primaire levensbehoefte. En als dan de man die het kampvuur 's nachts brandend moet houden in slaap sukkelt, kan het gebeuren dat de andere ochtend iedereen rond het uitgedoofde vuur doodgevroren is. Stervende paarden worden nog voor ze dood zijn opengesneden om er hart en lever uit te halen. Zelfs mensenvlees fungeert als voedsel. Gewonden worden noodgedwongen achtergelaten om in eenzaamheid langs de weg te sterven.
En ik met mijn spit? Ik voel niks meer. Tegenover zoveel beeldend beschreven ellende verdampt de eigen pijn. Wat al die eerder genoemde middeltjes niet konden bewerkstelligen, lukt een goed boek wel.
Literatuur als medicijn, letterlijk. Als ik huisarts was zou ik het wel weten. Veel minder pillen en regelmatig een passend boek voorschrijven. ‘Neemt u deze roman maar eens mee, mevrouw. Nee, pillen hoeven niet. Al na twintig pagina's zult u merken dat uw klachten beginnen te verminderen.’ Literaire vorming in het nascholingspakket van huisartsen?