| |
| |
| |
Verankering van leerlijnen door het vak drama
Als in de praktijk leerlijnen doorlopen dan is dat een kwaliteitscriterium voor een goed onderwijsleerproces van de leerling. Want ondanks het feit dat scholen steeds meer vrijheid krijgen, zijn er binnen de Tweede Fase verticale leerlijnen zichtbaar in de kernvakken van de profielen. Deze zorgen voor aansluiting met het vervolgonderwijs en dus voor optimale doorstroommogelijkheden van leerlingen. Het vak drama levert aan die doorlopende leerlijnen een bijdrage, zeker nu CKV-3/drama als examenvak wordt aangeboden. De leerling moet zelf ervaren dat leerlijnen zonder overlappingen als vanzelf doorlopen en er een grote mate van samenhang is. Drama biedt vele mogelijkheden voor verankering van deze leerlijnen door dwarsverbanden met als gevolg dat er steeds meer samenhang ontstaat tussen de vakken. Ook wordt zo een wezenlijke samenwerking op gang gebracht tussen alle betrokkenen. Het gaat behalve om een gemeenschappelijke benadering van vakinhouden ook om de ontwikkeling van vaardigheden die in de Tweede Fase centraal staan.
Jan van Gemert
| |
Beleving en waardering
In de Tweede Fase is drama onderdeel van Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV), verdeeld over CKV-1 in het gemeenschappelijk deel en CKV-2 en CKV-3 in het profiel Cultuur en Maatschappij. Daarnaast speelt drama al vanouds een rol in de bovenbouw met kunstklassen, theaterprojecten, schooltoneel, et cetera. CKV-1 is in het gemeenschappelijk deel verplicht voor alle leerlingen, met uitzondering van de gymnasiasten, die in plaats van CKV-1 het vak Klassieke Culturele Vorming volgen. Het doel van CKV-1 is dat leerlingen een gemotiveerde keuze leren maken uit betekenisvolle activiteiten op het gebied van kunst en cultuur. De beleving en waardering van kunst en cultuur staan centraal. Culturele activiteiten in de zin van bezoeken aan voorstellingen, concerten, films, tentoonstellingen, monumenten en het lezen van literatuur vormen de belangrijkste componenten van CKV-1. Op het havo zijn er 120 studiebelastingsuren beschikbaar, op het vwo 200. CKV-1 kent alleen een schoolexamen. De examinering kan gespreid over de hele bovenbouwperiode plaatsvinden. De leerling moet het vak naar behoren afsluiten. Dit kan vertaald worden in ‘voldoende’ en ‘goed’.
Alle kunstdisciplines, inclusief literatuur, zijn in CKV-1 even belangrijk. Literatuur komt binnen Nederlands en de moderne vreemde talen ook aan de orde, evenals geïntegreerd literatuuronderwijs (GLO). Het literatuurgedeelte van CKV-1 maakt echter geen deel uit van GLO. Afstemming van CKV-1 met de moderne (vreemde) talen en/of GLO is natuurlijk mogelijk. Het gaat behalve om de afstemming van vakoverstijgende thema's ook om de wijze van literatuurbeschouwing en de beoordeling van leeservaringen.
| |
Cultuurtheorie in de breedte
CKV-2 is het profielvak in het profiel Cultuur en Maatschappij.
Binnen CKV-2 gaat het om cultuurgeschiedenis van de beeldende kunst en vormgeving, muziek, dans en theater/drama. Het vak laat leerlingen kennismaken met de belangrijkste periodes uit onze cultuurgeschiedenis en leert ze verschillende vormen van kunst en cultuur kennen binnen de context van een bepaalde tijd. Voor dit programma zijn minder uren beschikbaar dan voor CKV-3/drama, namelijk binnen havo en vwo respectievelijk 120 en 200 studiebelastingsuren. Het vak wordt geëxamineerd met een centraal
| |
| |
examen dat wordt afgenomen met een cd-rom.
In feite gaat het bij CKV-2 om algemene theorie, de leerling leert in brede zin begrippen te hanteren die van belang zijn voor receptie en reflectie van kunst en cultuur. Door de verschillende periodes steeds op grond van dezelfde invalshoeken te bestuderen, leren ze verbanden te zien tussen de verschillende periodes en tussen historische periodes en onze tijd.
Bij CKV-3 ontstaat de verdieping door zelf actief te zijn in een bepaalde kunstdiscipline en reflectie daarop. Vanuit CKV-2 zijn er dus directe relaties te leggen met de vaktheorie van CKV-3/drama. Docenten kunnen hierin een leerlijn aanbrengen.
| |
Verdieping vanuit een kunstdiscipline
Bij CKV-3 kiezen de leerlingen voor een kunstdiscipline. Het is afhankelijk van de school hoeveel kunstdisciplines in CKV-3 worden aangeboden. Het is de bedoeling dat CKV-2, 3 een organische eenheid vormen. Ook leerlingen die een ander profiel kiezen dan Cultuur en Maatschappij, kunnen CKV-3 als afzonderlijk vak kiezen in de vrije ruimte. Vanaf 2007 zal dit vak altijd samen met CKV-2 gekozen moeten worden. Binnen havo en vwo hebben de leerlingen respectievelijk 240 en 280 studiebelastingsuren voor CKV-3. Dit komt neer op twee of drie lesuren per week gedurende twee leerjaren. Het vak wordt geëxamineerd met een schoolexamen. Het schoolvak drama bevat meerdere leergebieden waarvan ‘theater als kunstvorm’ er een is.
Omdat het examenvak nieuw was bij de invoering van de Tweede Fase, hebben docenten CKV-3/drama een eigen werkgroep opgericht binnen de Beroepsvereniging Docenten Theater en Drama (BDD). Er waren geen methodes, wat eigenlijk de eigen vrijheid van de docenten ten goede kwam. Tegelijk moesten er leerlijnen bepaald worden met zowel aandacht voor praktijk als voor vaktheorie en zelfstandig werken van leerlingen.
Hierbij komen ook verticale leerlijnen om de hoek kijken, omdat leerlingen veelal in de onderbouw ook al het vak drama hebben gevolgd en daarop wordt voortgebouwd. De ervaring is dat de leerlingen die al eerder met drama bezig zijn geweest veel sneller durven en kunnen spelen en ook beschikken over inzicht in de samenhang tussen theorie en praktijk. Dit uit zich onder
Tabel 1: De domeinen binnen de verschillende vakken en leergebieden.
|
domeinen |
po |
onderbouw |
vmbo |
havo en vwo |
|
KV-1 |
KV-2 |
CKV-1 |
CKV-2 |
CKV-3 |
spelen |
X |
X |
X |
X |
|
X |
vormgeven |
|
X |
X |
X |
|
X |
presenteren |
|
X |
X |
X |
|
X |
beschouwen |
X |
X |
X |
X |
|
X |
oriëntatie op leren en werken |
|
X |
X |
|
X |
basisvaardigheden |
|
X |
X |
|
leervaardigheden |
|
X |
|
drama en maatschappij |
|
X |
|
X |
drama en andere kunsten |
|
X |
|
eindopdracht |
|
X |
|
informatie vaardigheden |
|
X |
|
vaardigheden in samenhang |
|
X |
|
culturele activiteiten |
|
X |
|
X |
|
kennis van kunst en cultuur |
|
X |
|
praktische activiteiten |
|
X |
|
reflectie en kunstdossier |
|
X |
|
X |
|
geschiedenis (vwo) |
|
X |
betekenis |
|
X |
vaardigheden / benaderingswijzen |
|
X |
|
invalshoeken voor reflectie |
|
X |
|
onderwerpen (tijdsperioden) |
|
X |
|
andere in het op de juiste wijze kunnen hanteren van de vaktermen. Leerlingen die nog geen ervaring hebben met drama in de onderbouw, vragen hierbij extra aandacht. In die verticale leerlijn kun je aansluiten bij de kerndoelen voor drama in de onderbouw.
De dramadocenten benutten de ruimte die het programma biedt voor het leggen van eigen accenten. Zo zijn er lesprogramma's ontwikkeld die accenten leggen op bijvoorbeeld werken aan acteren, vaste teksten, improviseren of vormgeving, hoewel
| |
| |
alle aspecten in het examen aan bod moeten komen.
De vaktheorie binnen CKV-3/drama kan verbonden worden met de praktijk door de opdrachten en thema's. Door reflectie hierop wordt al doende geleerd en kan deze kennis vervolgens worden toegepast op theatrale presentaties van anderen.
| |
Examenprogramma's
In de examenprogramma's geven de benamingen van de specifieke vakdomeinen
ook een beeld van mogelijke aanknopingspunten van leerlijnen. Dit wordt duidelijk als je deze domeinen in een schema onderbrengt. Van hieruit zijn er allerlei lijnen te trekken Het duidelijkste zijn die van spelen, vormgeven, presenteren en beschouwen, die vanuit de onderbouw doorlopen naar de bovenbouw.
Hieraan zijn verschillende van de andere domeinen te koppelen. Hoe je dat doet is een kwestie van visie en situatie op de eigen school. Binnen schoolverband namelijk worden er keuzes gemaakt voor leerlijnen die nadruk moeten hebben. Hieronder worden een aantal mogelijke leerlijnen genoemd uitgaande van het vak CKV-3/drama. Het gaat daarbij niet enkel om inhoud zoals genoemd bij deze domeinen, maar zeker ook om andere onderwerpen die horen bij de Tweede Fase.
| |
Leerlijnen
De vakken CKV-1, CKV-2 en CKV-3 hebben met elkaar het onderwerp ‘kunst beschouwen’ gemeen. Van dit onderwerp worden bij elk van de drie vakken verschillende aspecten behandeld. Vanuit de examenstof is er samenwerking mogelijk op specifieke thema's, waarbij ook andere vakken uit de bovenbouw kunnen afstemmen.
Voor het bepalen van leerlijnen waarbij docenten van vakken met elkaar samenwerken, is het noodzakelijk om uit te gaan van de schoolvisie op leren. Hierin speelt in de Tweede Fase het zelfstandig leren een belangrijke rol. Ook op dit punt zijn doorlopende leerlijnen belangrijk. In de Tweede Fase is de term ‘vaardigheden’ een van de sleutelwoorden. Uit onderzoek blijkt echter dat van veel vaardigheden verondersteld wordt dat deze aanwezig zijn doordat ze in de onderbouw aangeleerd zijn. Daarnaast blijkt dat veel vaardigheden terugkomen in de examenprogramma's en dus dubbelingen in het aanleren optreden.
Kortom: de algemene vaardigheden worden niet volgens een leerlijn aangeleerd. Als je de vaardigheden op een rijtje zet, dan kom je tot het volgende overzicht:
a | vaardigheden met betrekking tot voorbereiden en oriëntatie |
b | vaardigheden met betrekking tot informatie verwerven |
c | vaardigheden met betrekking tot informatie verwerken en verwerpen |
| |
| |
d | vaardigheden met betrekking tot informatie verstrekken |
e | reflectieve en metacognitieve vaardigheden |
Het vak drama biedt mogelijkheden voor een bijdrage aan deze vaardigheden. Een aantal mogelijke leerlijnen staan hieronder beschreven.
| |
Kunst beschouwen
Hoewel elk van de kunstdisciplines een eigen vaktaal heeft ontwikkeld, zijn er overeenkomsten in de manier waarop je kunstwerken kunt analyseren. In het door KPC Groep uitgegeven model ‘kunst beschouwen’ is van deze gezamenlijkheid van vakken uitgegaan:
| |
Algemeen model kunst beschouwen
INHOUD |
A |
Waar gaat het kunstwerk over? |
|
B |
Wat heeft de kunstenaar daarover te vertellen? |
|
C |
In hoeverre suggereert het kunstwerk de werkelijkheid? |
VORM |
D |
Waarmee is het kunstwerk gemaakt? |
|
E |
Hoe zijn de middelen geordend (in tijd en ruimte)? |
FUNCTIE |
F |
Met welk(e) doel(en) wordt het kunstwerk gebracht? |
Hoewel het model in de eerste plaats is ontwikkeld voor het meer theoretische CKV-2, is het ook toepasbaar op CKV-1 en CKV-3. Bij kunst beschouwen gaat het om inhoud, vorm en functie van het kunstwerk. Bij CKV-1 wordt het beschouwen van de kunsten geleerd door kennis op te doen, gekoppeld aan praktische en culturele activiteiten: de leerling gebruikt het kunstdossier om verslag te leren doen van al zijn ervaringen op deze gebieden. Voor de beschouwing worden vorm, inhoud, functie en historische achtergronden als onderdelen genoemd. Om de beschouwing volledig te maken, moet de leerling het kunstwerk ook leren beleven en begrijpen, dat wil zeggen: betekenis geven aan het kunstwerk. De persoonlijke beoordeling is hierbij een kernpunt. De relatie tussen de disciplines is belangrijk, enige achtergrondkennis eveneens, maar het gaat erom dat de leerling leert gemotiveerd een kunstwerk te beoordelen. Dit laatste en ook de tijd die er voor CKV-1 beschikbaar is, betekent dat de analyse van een kunst zeker slechts op basaal niveau kan worden geleerd.
De basis van beschouwen die bij CKV-1 is aangebracht, wordt bij CKV-2 uitgebreider behandeld. Hierbij worden de kunstwerken ook in maatschappelijke en historische context gezet, dit gebeurt aan de hand van invalshoeken voor reflectie op het kunstwerk. Het model kunst beschouwen van KPC Groep biedt een basisstructuur voor de analyse van alle disciplines.
De theorie van CKV-3 bevat eindtermen die gericht zijn op het analyseren van kunstwerken en het bestuderen van de kunstwerken in historische en maatschappelijke context. Het beschouwen van CKV-3 krijgt meer diepgang, omdat de leerling veel kennis van de kunst opdoet via het zelf leren maken van kunst in een bepaalde discipline.
In het model is te zien dat alle drie de vakken eigen accenten leggen en dat er daarbij sprake is van een leerlijn die tot uiting komt in het leren beschouwen van kunsten met daarbij een theoretische en praktische specialisatie in een kunstdiscipline.
| |
Zelfstandig leren
Binnen het studiehuis zal er begeleiding zijn in het zelfstandig leren. De leraar treedt in bepaalde fasen van het leren terug als leraar, en wordt dan een begeleider die de leerling helpt initiatieven te ondernemen en zelfstandig werken. Er is vaak een wisselwerking, bijvoorbeeld bij CKV-2 tussen klassikale inleidingen door de docent en het zelfstandig opdrachten uitwerken door de leerlingen.
Ook bij CKV-3 is een dergelijke opbouw terug te vinden, hoewel elk vak eigen accenten legt zoals bij drama, waar er veel aandacht is voor begeleiding en ontwikkeling van spelvaardigheden. Duidelijk is dat doorlopende leerlijnen nodig zijn in het ontwikkelen van vaardigheden hiervoor. Docenten zullen namelijk de leerling stap voor stap moeten leren zelfstandig te leren. Dat leerproces wordt bepaald door de sturing in de opdracht en de aard van de begeleiding van de docent. Deze kan zes posities innemen, uiteenlopend van de docent die alles bepaalt tot de docent die als adviseur dient. De veranderende positie van de docent bij opeenvolgende opdrachten toont een mogelijke leerlijn. Daarbij neemt de beslisruimte voor leerlingen toe: bij elke volgende opdracht moeten ze steeds meer beslissingen nemen.
In deze lijn (gegeven - voorbeeld - opties - suggesties - criteria) zitten twee principes voor het uitzetten van een leerlijn in opdrachten, namelijk de moeilijkheidsgraad van de opdracht en de mate van zelfstandigheid van de leerling. Het tegelijkertijd toepassen van deze principes heeft consequenties voor de didactiek en methodiek van de kunstvakken: hoe zelfstandig een leerling in het leren is, hangt niet alleen af van zijn capaciteiten en ervaringen, maar ook van karakter en complexiteit van de opdracht. Nieuwe onderwerpen bij CKV-3/drama zullen geïntroduceerd worden, uitgaande van de bepalende rol van de docent, terwijl bekende thema's die reeds in de onderbouw zijn behandeld veel minder
| |
| |
bepalend worden benaderd. Ook bij CKV-1 en CKV-2 moet rekening worden gehouden met wat de leerling al in andere vakken heeft geleerd.
| |
Onderzoeksvaardigheden
In het examen van CKV-2 gaat het om drie vaardigheden, namelijk informatievaardigheden, standpuntbepaling en onderzoeksvaardigheden. Daamaast worden er in het eindexamenprogramma van CKV-2 vier vaardigheden specifiek genoemd die de leerling moet beheersen en die ook te relateren zijn aan onderzoeksvaardigheden, namelijk termen en begrippen hanteren, informatie herkennen, benoemen en toepassen, bronnenmateriaal hanteren en overeenkomsten en verschillen bij de beschouwing noemen en toepassen. Onderzoeksvaardigheden zijn in de gehele Tweede Fase belangrijk, niet alleen in de vakken maar ook in bijvoorbeeld het profielwerkstuk. Vooral bij de vaktheorie van CKV-3/drama zijn er doorlopende leerlijnen met CKV-2, Nederlands, geschiedenis en maatschappijleer, maar ook bij de praktijk van CKV-3 liggen er raakvlakken. In vakoverstijgende projecten kan aan bijvoorbeeld de leerlijn onderzoeksvaardigheden worden gewerkt. Zo kunnen leerlingen teksten schrijven onder begeleiding van de docent Nederlands, gebaseerd op thema's uit behandelde literatuur. De leerlingen onderzoeken vanuit deze thema's de hedendaagse werkelijkheid, gaan de dialogen schrijven en vervolgens met deze teksten de rollen opbouwen en de scènes neerzetten.
| |
Vakoverstijgend beginnen
Om goed te kunnen werken met doorlopende leerlijnen is in de eerste plaats (regelmatig) overleg noodzakelijk tussen betrokken vakdocenten over programma's en keuze van leerlijnen. Dit ook om een visie te ontwikkelen op de samenhang in het leerproces. Het is verstandig voort te bouwen op wat in de onderbouw in de vakken ontwikkeld is. De gebruikte vaktermen moeten in onder- en bovenbouw gelijk zijn. Het expliciteren ervan kan ook een goed startpunt zijn voor het werken aan doorlopende leerlijnen. Bepaal wat in ieder geval behandeld gaat worden in de vakken. Bepaal ook de ruimte voor projecten en vakoverstijging en bepaal hoe de afstemming er uit komt te zien en leg dit vast. Let hierbij op de didactiek, de verhouding tussen zelfstandig leren, theorie en praktijk. Ontwikkel een visie om zo leerlijnen te kunnen ontwikkelen. Bepaal de belangrijkste leerlijnen. Dan kunnen eventueel ook afspraken worden gemaakt over vakoverstijgende thema's en mogelijke projecten. Let hierbij ook op buitenschoolactiviteiten. Betrek het cultuurbeleid van de school erbij en bepaal de mogelijke wisselwerking. Begint u met een pilot, doe dit dan op beperkte schaal.
Jan van Gemert is dramadocent aan het Koning Willem 1 College in 's-Hertogenbosch en is tevens werkzaam als adviseur bij onderwijsadviesbureau KPC Groep.
| |
Gebruikte literatuur
Gerrit Dinsbach, Henriette Coppens en Lieke Koot, De werkelijkheid bespeeld. Enschede: SLO 2002. |
|
Jan van Gemert, Invoering van CKV-3/drama. Drama met applaus. In: Theater en Educatie 9-2, 2003. |
|
Suzanne Beek, Elke van der Elzen, Antoine Gerrits en Michiel Maas, Horizontaal doorlopende leerlijnen bij cultuureducatie. KPC Groep, 2004. |
|
|