met reflecteren over hetgeen ze willen opschrijven, maar lijkt de brief of het verhaal zichzelf te schrijven. De schrijver is een ‘passief’ doorgeefluik van alle schrijfideeën die zich spontaan lijken aan te dienen, eerder dan een ‘actieve’ regisseur die bepaalt in welke volgorde ideeën of plotlijnen zich ontvouwen. Uit hun onderzoek blijkt tevens dat fantasy proneness hoog samenhangt met absorptie, ofwel de neiging op te gaan in kunst, verhalen, natuur of andere fenomenen en alles om zich heen te vergeten.
Een veelgenoemd fenomeen dat waarschijnlijk gelieerd is aan fantasy proneness is het ‘Walter Mitty syndroom’, dat vaak genoemd wordt om de relatie tussen fantasiefiguur James Bond en zijn geestelijk vader Ian Fleming te beschrijven. Flemings biograaf John Pearson schreef hierover:
‘James Bond was Flemings droom van wat hijzelf zou kunnen zijn - een stoerder, sterker, succesvoller, saaier en
heel wat minder bewonderenswaardig type dan de echte Fleming... In zijn contact met de geheime dienst tijdens de oorlog was Fleming iemand achter een bureau. In Bond werd hij zichzelf, liet zijn Beretta in zijn chamois leren schouderholster glijden en trok erop uit om op eigen gelegenheid de dood onder ogen te zien. Bond is de man die altijd slaagde daar waar Fleming faalde. Bond was voor Fleming en voor ons allen die toekijken en wensen maar niet doen, de ideale Mitty-figuur.’
Bij Fleming en waarschijnlijk ook andere schrijvers had fantasie een dubbelfunctie: enerzijds bood het hem de mogelijkheid in gedachten avonturen te beleven die de werkelijkheid en mogelijk zijn angst hem ontzegden, anderzijds zou hij zonder die fantasie nooit James Bond bedacht hebben en het dozijn bestsellers over de fictieve spion geschreven hebben.
De veronderstelling is dan ook dat fantasy proneness positief samenhangt met het lezen en schrijven van fictie alsook andere vormen van cultureel gedrag. Het lezen van verhalen vereist immers dat de lezer woorden kan vertalen in beelden, stemmingen en emoties en hij of zij zich personages of locaties voor het geestesoog kan halen. Het schrijven van verhalen kan vereisen dat een scholier een eigen fantasiewereld kan scheppen en die zo helder voor ogen krijgt dat deze vertaald kan worden in woorden.