| |
| |
| |
Erotiek als stoorzender
Op veel christelijke scholen - maar niet alleen dáár - zorgt moderne literatuur vaak voor problemen. Boeken die impliciet of expliciet anti-godsdienstig zijn, boeken met een ‘nihilistische inslag’, boeken met veel openlijk geweld, maar ook en vooral boeken waarin seksualiteit een belangrijke plaats inneemt, zijn daar taboe. Seksualiteit en erotiek zijn ook voor veel lezers in het dagelijks leven problematische onderwerpen. Een poging tot analyse van een intrigerend verschijnsel.
Joop Dirksen
Fragment 1:
‘Ze zit boven op me, duwt haar koude borsten in mijn gezicht. Ik laat met mijn linkerhand de rugleuning naar achter klappen. “Uit!” zegt ze, en glijdt van me af om ook de leuning van de passagiersstoel naar achteren te zetten. “Uit, uit, uit!” Ik worstel me uit mijn kleren. “Ga hier zitten.” Ik schuif onder haar door naar de passagiersstoel. Mijn pik staat scheef als een oude boom. Monika pakt mijn hand en vouwt die rond de stam. “Kijk”, hijgt ze, “kijk.” Ze is op de bestuurdersstoel gekropen, haar handen glijden langs haar benen, naar de donkere driehoek in haar kruis. “Kijk.”’
Fragment 2:
‘In de eerste acht weken na Monika's dood verrichtte ik de tekstredactie voor twee lijvige studieboeken. Als ik de laatste correcties kom inleveren zegt Dees: “Ga naar huis. Jij moet heel andere dingen doen dan met je neus in de manuscripten zitten.” Ik ga naar huis, maak het avondeten klaar, dat we voor de televisie opeten, stop Bo in bed, lees hem voor uit Jip en Janneke (waar hij niets aan vindt) en zeg dat hij toch moet proberen te slapen ook al is hij nog niet moe. Daarna drink ik vier glazen whisky, ga op bed liggen en staar net zo lang naar het plafond tot de pijn in mijn ogen mij waarschuwt dat het hoornvlies dreigt uit te drogen. Dan knipper ik een paar keer, en begin opnieuw.’
Hoogstwaarschijnlijk heeft u het eerste citaat op een duidelijk andere manier ervaren dan het tweede - beide citaten zijn overigens afkomstig uit De passievrucht van Karel Glastra van Loon. De werking van een ‘seksuele passage’ lijkt anders dan die van passages over zo ongeveer alle andere aspecten van het menselijk bestaan. Dat levert problemen op bij de waardering van boeken, en met name waar mensen van gedachten wisselen over literatuur, dus in het literatuuronderwijs, in leeskringen, in recensies.
| |
Fixed action
Om die werking van zo'n seksuele passage te verklaren, grijp ik terug op al wat oudere termen uit de gedragsleer: de fixed action patterns, of instinctieve responsen. Wanneer u met wat collega's in een kamer aan het werk bent en er komt iemand binnen, kijkt u op. Dat is een automatische reactie. Als het u expliciet verboden zou worden om op te kijken als er iemand binnenkomt, zult u het (gezagsgetrouw als u bent) niet doen, maar op het moment dat u de deur hoort opengaan wel enige spanning voelen. Het moeten onderdrukken van een instinctieve respons, van een fixed action, kost energie. In een seksueel getinte situatie - een knap meisje in minirok dat voor u loopt, buigt zich voorover om het bandje van haar schoen vast te maken of een frisse Adonis in strakke bedrijfskleding rekt zich om voor u iets van de bovenste plank te pakken - zal uw blik ook automatisch naar de nauwelijks verhulde geslachtskenmerken getrokken worden, maar uw opvoeding zal er naar alle waarschijnlijkheid voor zorgen dat u uw blik snel beleefd weer afwendt. Als u, zappend voor uw tv op een net terechtkomt waar twee naakte lichamen seksueel actief zijn, zal uw reactie een soortgelijke zijn: een instinctieve aantrekking gevolgd door een door opvoeding gestuurde reactie. Naarmate uw opvoeding op seksueel gebied sterker ‘taboebepaald’ is geweest, zal de schrikreactie bij een openlijk seksueel getint beeld heviger zijn. Zelfs wanneer er niemand anders in de buurt is, zal er in meerdere of mindere mate frictie ervaren worden tussen het instinct dat zegt: ‘Kijk!’ en uw ‘verinnerlijkte opvoeding’ die zegt: ‘Wend af die blik!’
| |
| |
| |
Evocatie en respons
Literatuur belicht alle aspecten van het menselijk leven. Teksten raken ons onder meer omdat we onszelf en anderen herkennen, doordat we een inkijkje krijgen in andermans leven, in een intensiteit die nergens elders geëvenaard wordt: zelfs iemands onuitgesproken gedachten krijgen we gepresenteerd in literatuur. We worden geconfronteerd met uiteenlopende reacties op alles wat een mens, u en ik, kan tegenkomen in zijn leven: vreugde en verdriet, woede en jaloezie, verlies en succes, leven en dood. Allerlei emoties die je opgewekt voelt worden door het lezen van een literaire tekst kun je ‘neutraliseren’ door te rationaliseren, afstand in te nemen als een tekst wat dichterbij komt - ‘zo jaloers/leugenachtig/neurotisch/onzeker/agressief als deze hoofdpersoon ben ik natuurlijk niet’. Maar op sommige gebieden is afstand bewaren wat moeilijker. Wie met onverwerkte rouwgevoelens zit, zal naar alle waarschijnlijkheid vol geraakt worden als een boek handelt over de dood van een hoofdpersoon. Wie niet volstrekt harmonieus is op het gebied van zijn seksualiteit, en wie is dat wél in ons compleet verseksualiseerde maatschappij, met - nog steeds - taboes aan de ene kant en een overdosering aan prikkels aan de andere kant, zal vol geraakt worden door een openlijk beschreven seksuele passage in een boek.
Het probleem speelt op twee niveaus: in de terminologie van literatuurtheoretica Louise Rosenblatt: op het niveau van evocatie, wat roept de tekst bij je op; maar vooral op het niveau van de respons, wat deel je over je reactie mee aan anderen?.
In jezelf kun je - zoals ik boven al aangaf - al behoorlijk in conflict komen, als je streng bent opgevoed: confrontatie met seks in woord of beeld is voor velen, zelfs als ze volstrekt alleen thuis zijn, iets wat tot ‘interne frictie’ leidt. Maar met anderen moeten communiceren over wat zo'n sekspassage oproept, zal natuurlijk pas echt problematisch zijn. Deze problematiek komt op drie terreinen voor: in het literatuuronderwijs; in leeskringen, tussen volwassenen; bij ‘beroepslezers’, recensenten en docenten.
Beroepslezers hebben, zo blijkt uit allerlei praktijkgevallen, de neiging om amateuristisch te worden als het om seks in literatuur gaat. Al enkele malen eerder, bijvoorbeeld in mijn artikel ‘Over motto's en andere “insluipers” in literaire teksten’ in Tsjip/Letteren 13-3, betoogde ik dat beroepslezers ernaar tenderen om (boeken van) auteurs die min of meer expliciet over seks schrijven te verwerpen, zogenaamd op grond van een literair oordeel, maar in feite op grond van een morele argumenten. Vervelend is dat ze dat laatste zelden of nooit openlijk toegeven. Dit verschijnsel is al zo oud als de literaire kritiek zelf. Zo is een lijstje te maken van auteurs die door tijdgenoten afgekeurd werden, louter op grond van hun - toen - schokkende benadering van seksualiteit in hun boeken: Lodewijk van Deijssel (Een liefde), Jacob Israël de Haan (Pijpelijntjes), Sonja Witstein (Bekentenis aan Julien Delande), Anna Blaman (Eenzaam avontuur), Jan Wolkers (onder meer Serpentina's pettycoat), Gerard Reve (onder meer Een circusjongen). Al deze auteurs zijn uiteindelijk ‘gerehabiliteerd’ en in de canon opgenomen. Vandaag de dag moeten bijvoorbeeld Heleen van Royen en Ronald Giphart het ontgelden. Ofschoon Van Royen in haar debuut De gelukkige huisvrouw een prachtig beeld schetst van een naïeve huisvrouw die denkt een lekker leventje te leiden, maar door een postnatale depressie het verstoorde rouwproces om de dood van haar vader moet gaan doormaken, en in haar tweede boek Godin van de jacht in een ronduit geestige en knappe stijl een vrijgevochten vrouw introduceert die seks en liefde probeert te scheiden in haar huwelijk, wordt haar werk geringschattend bezien: het zou geen literatuur zijn. Zo mag het pas over tien, twintig jaar heten. En ook prachtige boeken van
Giphart, zoals zijn debuut Ik ook van jou worden ontvangen met ronduit stupide recensies als ‘het boek is alleen maar neuken, neuken, neuken’. Zo'n uitspraak van een gerenommeerd recensent als Tom van Deel zegt meer over zijn problemen met seks dan over zijn inzicht in wat literatuur is. Als hij nu gewoon zou toegeven dat hij in morele zin moeite heeft met zo'n boek, dat wel degelijk goed geschreven is, dan weet de lezer van zijn recensies tenminste waar hij aan toe is.
| |
Leeskringen
In leeskringen speelt het probleem van de respons op seksueel getinte literatuur ook. Een niet wetenschappelijk verantwoorde peiling in de verschillende leeskringen die ik (bege)leid, levert een aantal interessante uitkomsten op: hoe verhulder de beschrijving, hoe gemakkelijker te accepteren; hoe sympathieker de hoofdpersoon wordt gevonden, hoe minder moeite men heeft met zijn/haar seksuele activiteiten; hoe logischer ingebed in de verhaallijn, hoe beter; humor in de beschrijving maakt acceptatie eerder moeilijker dan gemakkelijker; er is geen groot verschil in de acceptatie van verschillende soorten seksueel gedrag: homoseks ligt voor de meesten niet moeilijker dan heteroseks.
Opvallend is bijvoorbeeld dat vrijwel niemand in mijn leeskringen moeite had om mee te leven met de pedofiele hoofdpersoon uit Rascha Pepers Rico's
| |
| |
vleugels, en ook weinigen strikt afwijzend reageerden op de seksuele aberratie van een van de hoofdpersonen uit haar Wie scheep gaat. Is het de stijl van Rascha Peper, of haar uitstraling als ‘beschaafde, aardige vrouwelijke auteur’?
Steeds weer blijkt dat niet veel (leeskring)lezers uit zichzelf komen bij de vraag wat de functie is van de sekspassages in een boek. Die passages werken bij velen dus meteen als stoorzender, de ontvangst van het programma waar zij in opgingen, is even verstoord. Bespreking van het nut, de functie van zo'n passage kan bijdragen aan het leren omgaan ermee, het accepteren ervan. Een goed voorbeeld is Hokwerda's kind van Oek de Jong. ‘Er komt wel erg veel en erg rauwe seks voor in dat boek,’ is een veelgehoorde klacht. Maar wie doorziet hoezeer Lin van jongsaf gewend is geraakt aan de dubbelzinnigheid van de gewelddadige liefdesuitingen van haar vader, snapt dat liefde voor haar agressie meebrengt, en haar seks is dus een strijd zonder tederheid, en een strijd die centraal staat in elke relatie die ze aangaat. Dat niet beschrijven betekent het wezenlijke in haar complexe persoonlijkheid buiten beschouwing laten.
Nog een voorbeeld. De seks in Turks fruit is van een heel andere toon en sfeer als het gaat om de ik en Olga, dan wanneer het gaat om de seks met naamloze meisjes, na Olga's vertrek. Passie en liefde tegenover agressieve seks, gericht op wraak voor het gedumpt worden, op vernedering van het meisje, waar het mooiste moment van de hele sessie het ‘dumpen’ is.
Ieder is het meest zichzelf als hij seksueel actief is: teder of agressief, ‘hebberig’ of afwachtend, creatief of fantasieloos. Beschrijvingen van iemands seksuele gedrag, van de aard van de seksuele relatie tussen hoofdpersonen zijn dus uitermate informatief over het karakter van de personen en van hun relatie. En dus heel functioneel.
| |
Onderwijs
In het literatuuronderwijs is seks op papier ook vaak problematisch. Leeftijd, hormonen en een wellicht iets vrijere opvoeding dan ‘vroeger’ zorgen ervoor dat de evocatie voor veel leerlingen geen probleem is, maar de respons blijft beladen. Dat leidt tot opmerkingen in leesverslagen als ‘In Turks fruit zit wel érg veel seks, en erg grof taalgebruik!’
Mijn reactie-in-de-kantlijn is dan vaak: ‘Werd je erdoor verrast, was je daarvan niet op de hoogte? En, wat vond je daarvan?’ Het weerwoord luidt meestal: ‘Ik had dat al wel gehoord, en ik vond het geen probleem.’ Als ik op dit soort opmerkingen eens doorvraag, komt ook vaak het eerlijke antwoord: ‘Je kunt toch moeilijk opschrijven dat je het opwindend vond?’
Geen enkele leerling zou met alle ‘voorlichtingsmogelijkheden’ die er zijn rondom boeken (flaptekst, informatie op sites zoals www.dossierlezen.nl, opmerkingen van klasgenoten, informatie van de kant van de docent) onverhoeds geconfronteerd hoeven te worden met literaire teksten die hij verwerpelijk vindt. Wie nu nog Turks fruit openslaat zonder te weten dat hem een stevige portie sekspassages te wachten staat, is naar alle waarschijnlijkheid opgegroeid op Rottumerplaat.
Opmerkingen over ‘grof taalgebruik’ zijn soms ook ronduit positief van toonzetting: ‘Dat is tenminste écht, niet van die literaire taal!’ Soms
reageert men ook afkeurend, maar dan omdat het zwart-op-wit allemaal wat harder klinkt dan op het schoolplein of tijdens het uitgaan.
Leerlingen snappen vrijwel zonder uitzondering dat het taalgebruik van Bor, in het gelijknamige boek van Joris Moens, of van de naamloze hoofdpersoon in Red ons, Maria Montanelli, van Herman Koch, precies de taal is die een jongere in zo'n situatie, in zo'n milieu gebruikt.
Naarmate de sfeer in een klas ‘veiliger’ is, wordt het bespreken van een verhaal waarin seks voorkomt natuurlijk gemakkelijker. Eenvoudig valt dan te demonstreren wat hierboven werd gesteld: dat seks ‘gewoon’ een van de aspecten van het menselijk bestaan is, dat dus in literatuur opduikt.
| |
Porno
Rondom boeken met seks valt nogal eens de term ‘porno’. Met die term, met dat etiket wordt dan morele afkeuring uitgesproken over zo'n boek.
| |
| |
De vraag is wat verstaan moet worden onder porno. In een klassieke beschouwing van de hand van Eberhard Kronhausen en Phyllis Kronhausen, Pornography and the law, in Nederland vertaald door Jacques de Haan en uitgegeven door Bert Bakker in de Ooievaarreeks, komen de auteurs tot de conclusie dat porno een kwestie is van ‘bedoeling, inhoud en structuur’. Nadat ze hebben laten zien dat een kreet als ‘aanstotelijk voor de eerbaarheid’ haast niet te hanteren is vanwege het subjectieve karakter, leggen ze dus de nadruk op het werk. Maar de ‘bedoeling’ van de auteur is mijns inziens al evenmin te hanteren. Als de auteur daar al over te bevragen is, in hoeverre is zijn antwoord dan betrouwbaar?
Porno is een wisselwerking tussen tekst en lezer. Strikt genomen is een tekst een verzameling inktvlekken; de lezer maakt er woorden van, associaties, beelden, een verhaal. Natuurlijk doet hij dat binnen de marges die de auteur in zijn woordkeus heeft vastgelegd. De tekst is de routekaart, de plattegrond van de wandeling die de lezer maakt. Een NS-wandeling - routebeschrijving af te halen op het station - kan als schitterend, romantisch, stomvervelend, voorspelbaar et ceterea ervaren worden.
Schoonheid, maar ook obsceniteit zit in the eye of the beholder, of in the ‘I’ of the beholder, zoals Norman Holland dat fraai formuleert. Een voorbeeld: enige tijd geleden werd een foto van de fotografe Rineke Dijkstra, van een peuter, wijdbeens bloot op het strand aan het spelen, die eerst alleen maar vertedering opwekte, van de ene dag op de andere veroordeeld als ‘kinderporno!’ en prompt van de expositie verwijderd, omdat the eye, the ‘I’ van enkele bezoekers er op een vooringenomen manier tegenaankeek. Zo kun je van elke tekst waarin seksuele zaken spelen porno maken. In menig bijbelboek uit het Oude Testament bijvoorbeeld zijn dan ‘pornopassages’ aan te treffen: van echtelijk samenzijn tot overspel, incest en verkrachting. Natuurlijk, naarmate een auteur meer inzoomt op het kruis van zijn hoofdpersonen, is de kans op een ‘pornografische beleving’ groter dan wanneer voortdurend alleen maar hoofd en hersenen, cognitieve zaken ‘in beeld zijn’. Maar het is uiteindelijk onze fantasie die van het materiaal op de routekaart een ‘ervaring’ een ‘beleving’ maakt. En of we dan door wat onze fantasie tot stand brengt geraakt worden, zit 'm voor een belangrijk deel in onszelf. Een tekst waarin alleen maar ‘mechanisch’ met seks wordt omgegaan, zal velen al snel vervelen, tenzij men uit is op een moment van opwinding. Dat type tekst heeft veel overeenkomsten met lectuur, met verhalen uit Bouquet- en Jasmijnreeks: ongeloofwaardige verhalen die wel even een plezierig gevoel kunnen geven, maar elke lezer, tenzij volstrekt wereldvreemd, begrijpt dat de relatie met de werkelijkheid uiterst gering is. Een tekst die ons een kijk geeft op de beleving van seks, de zelfrealisatie van mensen via seks, heeft die relatie met de werkelijkheid wel. Of seks in het verhaal nu een grote plaats inneemt of niet,
als de beschrijving daarvan inderdaad zoals boven beschreven, bijdraagt aan een beter doorzien van het karakter en gedrag van de hoofdpersoon, dan is die seks functioneel en de beschrijving zinvol. Wie - ik schreef het boven al - volstrekt harmonieus is wat betreft zijn seksualiteit zal bij registratie van seks in literatuur geen frictie ervaren; met een ‘psychiaterblik’ zal hij seksuele gedragingen waarnemen. Maar bij alle anderen (99,8% van de mensheid, inclusief de schrijver dezes) raakt de confrontatie met seksuele passages de onevenwichtigheid van de eigen seksualiteit: brengt opwinding en/of afkeuring teweeg: afkeuring over seksuele gedragingen van een ander, afkeuring over je eigen opwinding, of afkeuring over het feit dat een ander zich permitteert wat jij je niet toestaat, of wilt of kunt toestaan.
De kreet ‘porno’ is dan alleen maar een uiting van de eigen onevenwichtige houding, geen feitelijke benadering van een genre.
| |
Verrijking
We zijn aan conclusies toe. Ieder heeft zijn eigen smaak, en zijn eigen normstelsel. Iedereen bepaalt dus zijn eigen grenzen. Morele afkeuring mag natuurlijk een rol spelen in iemands waardeoordeel over een literaire tekst, mits dat als zodanig wordt herkend en aangegeven. Het verwerpen van zo'n tekst op grond van ‘oneigenlijke motieven’ vertroebelt de discussie.
We zouden onze eigen moeite met seks niet moeten projecteren op leerlingen. Verbieden van boeken is zinloos: een verboden boek is een aantrekkelijk boek. Een ‘begeleide confrontatie’ is veel nuttiger. Meelezen met pubers is voor ouders én docenten een belangrijk ‘wapen’: via de omweg van een boek is een gesprek over taboezaken goed mogelijk. Dus lees samen met uw kind of uw leerlingen Van Royen, Wolkers, Giphart, Brett Easton Ellis en Catherine Millet en probeer uw eigen leeservaringen kritisch te bezien en te vergelijken met die van de nieuwe generatie. Niet gemakkelijk, wél uitermate waardevol, leerzaam en verrijkend!
Joop Dirksen, redacteur van Tsjip/Letteren, is leraar Nederlands en CKV-1 aan het Pleincollege Eckart in Eindhoven. Hij is auteur van Handleiding leesdossier en van Dossier lezen, een literatuuronderwijsmethode van ThiemeMeulenhoff.
|
|