column
Feiten bij fictie
Jacques de Vroomen
‘Daer die heren aldus saten
Naden etene ende hadden ghedweghen
Hebben si wonder groot vernomen’
Enkele versregels uit Walewein, een Nederlandse ridderroman uit het begin van de dertiende eeuw. In prozaïsche vertaling:
‘Toen de heren na het eten bij elkaar zaten en zich hadden gewassen, zoals voorname mensen dat gewoon zijn, merkten zij iets wonderbaarlijks op.’
De versregels twee en drie zijn interessant omdat ze uiterst aardige informatie geven over het dagelijkse leven in de Middeleeuwen. Mensen uit onze tijd wassen (soms) hun handen vóór ze gaan eten Hierboven wordt gesproken van wassen na het eten. Het fragment lijkt ook te suggereren dat er veel meer dan alleen handen gewassen moesten worden. Na afloop van een maaltijd zag een eter er dus smerig uit. Hoe zou er dan gegeten zijn als je na de laatste hap een stevige wasbeurt nodig had? Heel interessant is ook versregel drie: ‘Also hoghe lieden pleghen’. Mensen van voorname komaf waren gewoon zich na afloop van de maaltijd op te knappen. Gewone mensen deden dat niet. Smerige handen (en armen?) en klodders vet in je baard, ach dat hinderde kennelijk niet op modaal niveau.
Politieke historici baseren zich bij onderzoek op archieven, oorkondes, doopregisters, stadsrekeningen, opschriften. Cultuurhistorici kijken ook naar kaarten, gebouwen, voorwerpen, schilderijen, persoonlijke brieven. En naar literatuur? Literatuur heet fictie, een gefantaseerde werkelijkheid, geen bron dus voor een betrouwbaar historisch verhaal. De definiëring van literatuur als fictie is zeer eenzijdig en vertekenend. Literatuur is verslaggeving van opvattingen, waarden, dromen en angsten van mensen maar biedt ook regelmatig zich op alledaags zeer concreet menselijk gedrag. Geschiedenisleraren en literatuurdocenten kunnen elkaar een helpende hand reiken.