| |
| |
| |
Het taboe doorbroken?
Holebiseksualiteit in de adolescentenroman
Aan het begin van de eenentwintigste eeuw behoort holebiseksualiteit (homo's, lesbiennes en biseksuelen) niet langer uitsluitend tot de taboesfeer. Holebiseksualiteit en de emancipatiestrijd van de holebibeweging zijn de laatste decennia actuele thema's geworden, met het holebihuwelijk als meest recente ‘overwinning’. Mede dankzij de media is de openheid tegenover het thema flink toegenomen. Toch mag deze positieve vaststelling niet tot overhaaste conclusies leiden: in een samenleving waar heteroseksualiteit als norm geldt - de heteronormaliteit van onze Westerse samenleving - houden hardnekkige vooroordelen en persoonlijke discriminaties stand. Het is dan ook interessant om het genre van de homoseksuele adolescentenroman aan een kritische analyse te onderwerpen: welk standpunt nemen auteurs in tegenover holebi's en op welke manier krijgen hun ideeën literair en inhoudelijk gestalte?
Jürgen Peeters
| |
Pedagogische aspecten
Vanuit de pedagogische intenties van jeugdliteratuur leek het mij interessant om te onderzoeken of de contemporaine homoseksuele adolescentenromans een maatschappijbevestigend dan wel - kritisch standpunt tegenover holebiseksualiteit aannemen. Ten aanzien van maatschappelijke kwesties, waartoe holebiseksualiteit mijns inziens gerekend moet worden, kan de jeugdliteratuur verschillende standpunten innemen. Kinder- en jeugdboeken kunnen gangbare gedragspatronen en traditionele normen van een bepaalde maatschappij overdragen met de bedoeling het aanpassingsproces aan de bestaande modellen te stimuleren, wat men maatschappijbevestigende boeken noemt. Een voorbeeld hiervan is het traditionele meisjesboek, dat het meisje voorbereidt op haar toekomstige taak als moeder en echtgenote. De maatschappijkritische jeugdboeken daarentegen stellen kritische vragen bij de traditionele normen en waarden van een bepaalde maatschappij. Deze literatuur heeft een emanciperende functie in die zin dat de boeken een pleidooi houden om kinderen serieus te nemen. Worden clichés en vooroordelen omtrent holebiseksualiteit in het ‘roze jeugdboek’ kritisch bekeken dan wel gezapig bevestigd? Welk beeld wordt geschetst van holebi-jongeren? En vooral: welke boeken bieden een onbevooroordeeld beeld van en voor (jonge) holebi's?
| |
Adolescentenroman
Een interessante invalshoek met betrekking tot de representatie van holebiseksualiteit in de jeugdliteratuur biedt een artikel van Brenda Groenendaal, waarin ze stelt dat de pedagogische gedrevenheid van vele jeugdauteurs ertoe leidt dat homoseksuele kinder- en jeugdboeken voornamelijk beschouwd worden als ‘bakens in een proces van bewustwording, acceptatie en coming out. De verwarring over de seksuele identiteit wordt gesust en in goede banen van de volgroeide homoseksuele identiteit geleid.’
Groenendaals uitspraak wijst in de richting van een terugkerend patroon waarin het aanvaardings- en verwerkingsproces van de seksuele geaardheid centraal staat. Ik vermoed echter dat Groenendaals vaststelling genuanceerd moet worden: vanaf de jaren negentig verschijnt er een aanzienlijk aantal adolescentenromans waarin holebiseksualiteit een gegeven, een vaststaand feit is. Deze ‘trend’ ontstond in de jaren tachtig in de Verenigde Staten, en waaide vervolgens over naar de Europese literatuur: ‘Since the mid 1980s, the trend within this body of literature has been away from homosexuality-as-a-main-issue, and toward treating gay issues as either a subplot or a fact about a secondary character that is stated but not commented upon at any length.’
| |
| |
De twee verschillende benaderingen verdienen een grondiger onderzoek: welke houding biedt de meest vruchtbare aanpak bij het beschrijven van holebiseksualiteit?
| |
Verschillende benaderingen
Al bij een globale lezing van de ‘roze adolescentenromans’ valt op dat de manier waarop holebiseksualiteit in het verhaal geïntegreerd wordt - als hoofdthema of als subthema, bijvoorbeeld als eigenschap van nevenpersonages - implicaties heeft voor de uitwerking. De adolescentenromans waarin holebiseksualiteit het hoofdthema is, vormen herhaaldelijk bakens in een proces van bewustwording, acceptatie en coming out. Deze verhalen zijn weinig boeiend; niet enkel zijn ze op eenzelfde mager verhaalstramien geënt, ook vertonen ze een gelijkaardig patroon, wat het verhaalverloop voorspelbaar maakt.
Een minderheid van de geanalyseerde romans, zes van de dertig, biedt een genuanceerd beeld van het thema holebiseksualiteit, wat een logisch gevolg is van het feit dat het niet het hoofdthema van de roman is. Zoals reeds werd opgemerkt, verschijnen er vanaf de jaren tachtig in de Verenigde Staten adolescentenromans waarin holebiseksualiteit een gegeven, een vaststaand feit is. Er wordt slechts in beperkte mate aandacht besteed aan bewustwording en acceptatie van de seksuele geaardheid en coming out. Deze trend waaide in de jaren negentig over naar de Europese literatuur.
| |
Bewustwording over acceptatie
Naast acceptatie en coming out beschouwt Groenendaal bewustwording van de seksuele geaardheid als een belangrijk baken in jeugdboeken over holebiseksualiteit. De bewustwording manifesteert zich zelden als een plotseling inzicht; het verkennen en bewust worden van de seksuele geaardheid maakt deel uit van het identiteitsvormingsproces. Aan het einde van dit proces voelt de holebiadolescent zich gesterkt om openlijk voor zijn seksuele geaardheid uit te komen en zijn holebiseksualiteit een vast onderdeel in zijn of haar bestaan toe te kennen.
In de hedendaagse adolescentenroman wordt aanvaarding van de seksuele geaardheid steeds vaker voorgesteld als een sluitend gegeven. Deze tendens past binnen een maatschappijkritische visie: in plaats van te beschrijven hoe moeilijk het aanvaardingsproces kan zijn en welke stadia de holebi-adolescent moet doorlopen, wordt aanvaarding voorgesteld als een vanzelfsprekend gegeven. Ted van Lieshout heeft de complexe stof van het aanvaardingsproces op een knappe stilistische wijze in de structuur van Gebr. ingebed: doordat de auteur in meerdere passages aan het proces van bewustwording én aanvaarding refereert, doorloopt de lezer samen met hoofdpersonage Luuk het hele proces. Luuk spreekt wel in termen van ‘anders-zijn’, maar relateert hieraan geen negatieve connotatie, eerder beleeft hij zijn homoseksualiteit als een positief afwijken van de
norm, als een bijzonder-zijn. Dit houdt een betekenisvolle taboedoorbreking in vanuit een verhuld maatschappijkritisch standpunt. Typerend voor de maatschappijkritische houding die uit het boek spreekt, legt Luuk zich niet zonder meer bij de heteroseksuele norm neer: ‘Ik had gehóópt dat er een dag zou komen dat ik op de een of andere manier mocht kiezen: óf homo óf hetero. Maar er was helemaal geen keuze. Ergens in mij was allang voor mij beslist. Ik had domweg niet te kiezen. Ja, het enige waar ik nog voor kon kiezen was om net te doen of ik geen homo was. Kiezen om hetero te worden of te zijn, dat zat er definitief niet in.’
Sommige auteurs, zoals Bart Moeyaert (Het is de liefde die we niet begrijpen), Aidan Chambers (Je moet dansen op mijn graf) of Peter Pohl (Jan, mijn vriend) besteden zelfs (bewust) geen aandacht aan het acceptatieproces. Ze tekenen sterke hoofdfiguren, die hun seksuele geaardheid als een vaststaand gegeven ervaren, zonder er ellenlange bespiegelingen aan toe te voegen.
Anders gaat het met coming out en reacties van de naaste omgeving en/of maatschappij. Coming out is het persoonlijke én maatschappelijke proces waarbij holebi's zelfzeker voor hun geaardheid uitkomen. Ze zetten zelf de eerste stap door openlijk over hun homoseksuele geaardheid te praten; de omgeving - ouders, familie, vrienden, en/of de maatschappij in het algemeen - reageert hierop. Een belangrijke voorwaarde is dat iedere holebi zelf moet kunnen beslissen wanneer hij of zij zich wil ‘outen’; gedwongen coming out zoals in de roman Zie me graag van Rudi Hermans moet in ieder geval vermeden worden. In dit boek ondervindt de homoseksuele Nic hoe moeilijk het is om de geschikte woorden te vinden om zijn boodschap, zijn coming out,
| |
| |
aan zijn ouders mee te delen. Wanneer Nic echter ontdekt dat de biseksuele Leander hem met een meisje bedrogen heeft, licht hij Leanders vader in. Niet alleen de weinig respectvolle manier waarop Nic over zichzelf en Leander spreekt - ‘nicht’, ‘meid met een handvat’ -, maar ook het feit dat het psychologisch niet verantwoord is om iemand te outen die daar nog niet aan toe is, wijzen op een gebrek aan subtiliteit bij het behandelen van het thema holebiseksualiteit.
| |
Openlijk
De boeken van Bart Moeyaert en co niet te na gesproken, valt opnieuw een opmerkelijk patroon op: nadat de holebiprotagonisten hun seksuele geaardheid aanvaard hebben, willen ze openlijk
voor hun homoseksuele gevoelens uitkomen en zo de gangbare veronderstelling dat ze heteroseksueel zijn, doorbreken. Aan de eigenlijke coming out gaat een behoorlijk lange fase vooraf waarin de holebiprotagonisten de meest geschikte manier zoeken om hun coming out te doen. Mogelijke reacties van de ouders en de omgeving worden overdacht. De vrees voor reacties van de omgeving wordt treffend verwoord door Toelie in Kastanjes van Katrien Vervaele: ‘“Ik heb liever dat de anderen het niet weten,” zeg ik. Sam zwijgt. “Ze gaan ons potten noemen,” fluister ik met afschuw, ik krijg het bijna niet over mijn lippen. “Of manwijven...” Ik schrik van mijn woorden. Het is alsof ik mezelf bespot, mezelf vervloek, mezelf lelijker maak dan lelijk.’ Enerzijds kan worden opgemerkt dat een dergelijke vrees typerend is voor een verhaal dat zich in de jaren zeventig afspeelt, aangezien holebiseksualiteit destijds een groot maatschappelijk taboeonderwerp was. Anderzijds is coming out aan het einde van de twintigste eeuw nog steeds niet vanzelfsprekend. Dat valt op te maken aan de reactie van Robin in Bloot van Beatrijs Peeters, gepubliceerd in 1996: ‘Homo. Godverdomme. Ik zit er al maanden mee. Durf er met niemand over te praten. En hij flapt het er zomaar uit. Iedereen mag het horen. Gerard is een homo.’
Gelukkig voor holebi-adolescenten reageren hun ouders vrijwel steeds positief op de coming out. De reactie van Peters vader in de roman Peter van Kate Walker vormt dan ook een uitzondering. Wanneer een van zijn zonen homoseksueel zou zijn, zou Peters vader de jongen de ‘implicaties’ van homoseksualiteit duidelijk maken, en hem vervolgens via ‘gezonde oefeningen’ en ‘sport’ van zijn geaardheid afbrengen. Aanvaarding komt niet aan de orde: ‘Een man hoeft dat [holebiseksualiteit, JP] niet te accepteren, belachelijk gemaakt te worden door zijn eigen kinderen. En de vader van die perverse idioot had hem er al lang op moeten wijzen en zoiets niet aan iemand anders moeten overlaten.’
Hiertegenover staat de knap verwoorde en levensecht beschreven reactie - zowel inhoudelijk als literair - in Koorddansen van Hilde Dillen. Daniëls moeder aanvaardt de seksuele geaardheid van haar zoon zonder meer: ‘Mijn moeder weet dat ik me tot mannen aangetrokken voel. (...) Ik denk dat ze mij mijn keuze en mijn dromen laat, zonder dat ze die daarom begrijpt. Zij en ik hebben erover gepraat en ik weet dat ik haar soms pijn doe en haar toe- | |
| |
komstverwachtingen voor een deel kapot sla.’
Dillen beschrijft treffend hoe de toekomstdroom van de moeder wordt onderuitgehaald, wat een reële situatie is, en hoe de moeder dit accepteert omdat het geluk van haar kind primeert. In haar maatschappijkritische visie komt Dillen erg geloofwaardig over en het taboe op holebiseksualiteit wordt knap doorbroken. Een enkele keer wordt de seksuele geaardheid van de holebiprotagonist niet aanvaard door de directe omgeving. In Boomhuttentijd van Do van Ranst is Thomas' coming out tegelijkertijd een poging om zijn beste vriend Robin te kussen. Laatstgenoemde wijst Thomas geschrokken af met de woorden ‘vuile flikker’. Thomas, die het gevoel heeft dat zijn laatste houvast hem ontnomen wordt, pleegt zelfmoord. Pas na Thomas' dood komt Robin tot acceptatie van diens geaardheid.
| |
Pedagogische intenties
Als overkoepelende conclusie meen ik dat auteurs sterk focussen op de aanvaarding van de seksuele geaardheid. Mijns inziens versterkt het vastgestelde patroon de pedagogische intenties van de auteurs: de auteur van het ‘homoseksuele kinderboek’ probeert de lezertjes te overtuigen dat homoseksualiteit normaal is en voegt voor jonge homoseksuele lezertjes de geruststellende boodschap toe dat zij net als elk ander kind problemen moeten overwinnen om gelukkig te worden.
Om deze vaststelling te verklaren, zou ik willen verwijzen naar wetenschappelijk onderzoek dat een verband heeft aangetoond tussen emancipatie en welzijn: holebi's die hun geaardheid aanvaard hebben, lopen veel minder risico op lichamelijke en psychische problemen. Mijns inziens is het duidelijk dat de meeste auteurs deze moraal via hun
romans willen meegeven: pas wie zich out en aanvaard weet, kan echt gelukkig worden. Slechts enkele auteurs, zoals Chambers, Dillen, Moeyaert en Edward van de Vendel, doorprikken deze visie op kritische wijze: zij tonen hoe twee personen van hetzelfde geslacht een evenwichtige relatie kunnen uitbouwen, zonder dat verregaande aandacht uitgaat naar coming out en aanvaarding door de sociale omgeving.
| |
Vooroordelen en stereotypen
‘Homo's gedragen zich verwijfd. Lesbiennes lopen er onelegant bij. Balletdansers zijn altijd zo en de meeste verplegers en kappers natuurlijk ook. Holebi's zijn kunstzinnig. Homoseksuele relaties duren nooit lang.
Homo's zijn promiscue of gefrustreerd.’
Het is onnodig te zeggen dat deze uitspraken pertinent onwaar zijn, maar ze brengen wel pijnlijk realistisch in beeld hoe afwijzend sommige mensen aan het begin van de eenentwintigste eeuw tegenover holebiseksualiteit staan. Inherent aan het karakter van deze vooroordelen en stereotypen is het feit dat ze niet bewijsbaar zijn en veralgemeend worden als eigenschappen van alle individuen van een bepaalde groep. Vanuit deze theoretische achtergrond drong zich een analyse op naar de manier waarop vooroordelen en stereotype beeldvorming in de adolescentenromans geïntegreerd worden. Een zekere omzichtigheid is geboden aangezien jeugdliteratuur ten aanzien van maatschappelijke kwesties verschillende standpunten kan innemen; zowel maatschappijbevestigend als - kritisch.
In Bloot wordt een expliciet maatschappijbevestigende houding aangenomen. De lesbische Robin noemt zichzelf in een adem met drugsverslaafden en criminelen, net als holebi's zijn het maatschappelijk onaangepaste individuen. Wanneer de beide homoseksuele personages, Robin en Gerard, na een zelfmoordpoging in een psychiatrische instelling belanden, bevestigt Beatrijs Peeters impliciet het verouderde, maar nog steeds gangbare maatschappelijke cliché dat holebi's als labiele persoonlijkheden hun problemen niet zelfstandig kunnen overwinnen en dus geen ‘normaal’ leven kunnen leiden. Persoonlijk meen ik dat Peeters het recht heeft om een maatschappijbevestigend standpunt in te nemen en holebiseksualiteit te problematiseren, maar in het licht van haar goedbedoelde boodschap - Bloot is geschreven om homoseksuele jongeren een hart onder de riem te steken - krijgt zo'n (onbewuste) discriminatie een wrange bijsmaak. De roman Peter van Kate Walker bevat een ongenuanceerd stereotype beschrijving van holebi's: ‘Dit is de manier waarop flikkers het doen, ze sluipen op kleine jongetjes af en nemen ze van achteren!’
Dergelijke uitspraken zijn niet enkel problematisch omwille van de weinig genuanceerde beeldvorming tegenover holebiseksualiteit, het is tevens opvallend dat de auteur dergelijke uitspraken lijkt goed te praten: ‘De gedachte kwam gewoon in mijn hoofd, oké? We zijn zo geprogrammeerd.’
| |
| |
Vanuit Walkers optiek is het niet geheel onlogisch dat ze zich van kritische reflecties onthoudt; als mensen quasi-behaviouristische reacties vertonen - bij het horen van het woord holebiseksualiteit, denken ze automatisch aan vooroordelen -, zijn ze hiervoor niet verantwoordelijk en dus hoeven dergelijke uitspraken niet genuanceerd te worden. Gelukkig wordt de stereotype beeldvorming in een aantal romans genuanceerder behandeld en bijwijlen zelfs kritisch onderuitgehaald. In Gebr. wordt de bevooroordeelde maatschappelijke houding knap in beeld gebracht: ‘Ik dacht dat ik de enige jongen op de wereld was die verliefd kon worden op een andere jongen. Dat ik dús homo was, had ik niet door. Ik kende het woord al wel, maar homo's waren ouwe viezeriken die het lekker vonden om seksspelletjes te doen met jongetjes die ze hadden gelokt.’
Luuk associeert zich niet met het bevooroordeelde beeld van homoseksuelen. Dat homoseksualiteit een maatschappelijk taboeonderwerp is, blijkt uit het feit dat homo's op tv onherkenbaar worden gemaakt. Luuk trekt hieruit zijn conclusies: ‘Ik schrok ook, want ik dacht dat mensen alleen maar onherkenbaar op de televisie kwamen als ze een misdaad hadden begaan. Zo erg was het dus!’
Tegelijkertijd nuanceert Van Lieshout de bevooroordeelde houding wanneer Luuk zich met behoud van de eigen identiteit out tegenover zijn ouders en door hen aanvaard wordt.
| |
Conclusie
In 1983 besluiten Jan van Vaerenbergh en Annelies Devos hun onderzoek naar de representatie van holebiseksualiteit in de jeugdliteratuur met een eerder pessimistische mededeling: ‘Voor wie er nog behoefte aan heeft, blijft het vooralsnog wachten op een écht (en) goed boek over homofilie.’
Ik ben van mening dat er ondertussen ‘echte (en) goede’ boeken over holebiseksualiteit voorhanden zijn, hoewel ze een minderheid van de geselecteerde adolescentenromans uitmaken.
Romans waarin holebiseksualiteit als een onproblematisch gegeven geïntegreerd wordt, zoals De kwestie Leo van Christophe Honoré, Het is de liefde die we niet begrijpen van Bart Moeyaert en Je moet dansen op mijn graf van Aidan Chambers dragen mijn persoonlijke voorkeur weg. Enkele adolescentenromans waarin holebiseksualiteit het hoofdthema is, verwerken de thematiek op knappe inhoudelijke en literaire wijze waardoor ze mijns inziens eveneens als ‘goede’ adolescentenromans beschouwd kunnen worden: De dagen van de bluegrassliefde van Edward van de Vendel, Gebr. van Ted van Lieshout en Koorddansen van Hilde Dillen. Deze zes adolescentenromans bieden een genuanceerd beeld van het thema. Sporadisch gaat aandacht uit naar thema's als ‘bewustwording’, ‘aanvaarding’ en ‘coming out’, zonder tot een exclusieve en eenzijdige benadering te vervallen. Deze adolescentenromans nemen een maatschappijkritisch standpunt in dat op genuanceerde wijze wordt uitgewerkt, zonder tot moralisme te vervallen. Deze romans dichten de kloof tussen het specifieke discours van jeugdliteratuur enerzijds en de holebithematiek anderzijds op een geloofwaardige en genuanceerde wijze. Persoonlijk hoop ik dat de ‘nieuwe trend’ zich in de toekomst doorzet en steeds meer auteurs holebiseksualiteit als een subthema of eigenschap van nevenpersonages zullen behandelen, aangezien dit de meest interessante adolescentenromans, zowel inhoudelijk als literair, oplevert.
Jürgen Peeters is docent Nederlands en Duits in het voortgezet onderwijs. Hij schreef de scriptie Holebiseksualiteit in de adolescentenroman. Ook is hij jeugdboekenrecensent.
| |
| |
| |
Gebruikte en aanbevolen literatuur
Aidan Chambers, Je moet dansen op mijn graf. Amsterdam: Querido, 1992. |
|
Frances Ann Day, ‘Suggested Guidelines for Evaluating Books with Lesbian and Gay Content.’ In: Nancy Garden, Lesbian and gay voices. An Annotated Bibliography & Guide to Literature for Children and Young Adults. London: Greenwood Press, 2000, p. 23-25. |
|
Hilde Dillen, Koorddansen. Nijmegen: SUN, 1997. |
|
Imme Dros, De trimbaan. Amsterdam: Van Goor, 1987. |
|
Rita Ghesquière, Het verschijnsel jeugdliteratuur. Leuven: Acco, 2000. |
|
Brenda Groenendaal, ‘Tegennatuurlijke turfjes’. In: Homologie (15), 1993-2. |
|
Rudi Hermans, Zie me graag. Antwerpen: Standaard Uitgeverij, 2002. |
|
Christophe Honoré, De kwestie Leo. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 2001. |
|
Christine A. Jenkins, ‘Young Adult Novels with Gay/Lesbian Characters and Themes 1969-92: A Historical Reading of Content, Gender, and Narrative Distance’. In: Journal of Youth Services in Libraries (6-7), 1993-1994-1. |
|
Bart Moeyaert, Het is de liefde die we niet begrijpen. Amsterdam: Querido, 1999. |
|
Beatrijs Peeters, Bloot. Hasselt: Clavis, 1996. |
|
Peter Pohl, Jan, mijn vriend. Amsterdam: Querido, 1999. |
|
Marita de Sterck, ‘Grond onder de voeten. Over de initiërende waarde van jeugdliteratuur’. In: Leesgoed (24), 1997-3, p. 109. |
|
Edward van de Vendel, De dagen van de bluegrassliefde. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 1999. |
|
Ted van Lieshout, Gebr. Amsterdam: Van Goor, 1996. |
|
Do van Ranst, Boomhuttentijd. Averbode: Altiora, 1997. |
|
Jan van Vaerenbergh en Annelies Devos, ‘Homofilie en eerste seksualiteit in de jeugdliteratuur’. In: Jan van Coillie (red.), Refleks 4 Visies op jeugdliteratuur. Lier: Van In, 1983, p. 3-33. |
|
Katrien Vervaele, Kastanjes. Tielt: Lannoo, 1999. |
|
Kate Walker, Peter. Antwerpen: Standaard Uitgeverij, 1993. |
|
|