| |
| |
| |
Thomas Rosenboom en de historische roman
Thomas Rosenboom is een opmerkelijk auteur. Hij is schrijver van slechts enkele boeken, maar het zijn wel stuk voor stuk boeken die bejubeld en bekroond worden: bijna allemaal lijvige historische romans. Tot voor kort leefde Rosenboom in de luwte, mediamijdend. Maar daar maakt het feit dat hij het Boekenweekgeschenk 2004 heeft geschreven, natuurlijk korte metten mee. Een overzichtsartikel bij Rosenboom en zijn historische romans.
Joop Dirksen
De historische roman is een genre dat al een lange geschiedenis heeft en in die geschiedenis behoorlijk van karakter is veranderd. De man die vaak als grondlegger van het genre wordt genoemd, is Walter Scott (1771-1832). Bij hem, een romanticus, stond de verheerlijking van het verleden voorop. Ivanhoe uit 1819 bijvoorbeeld toont riddermoed, heldhaftigheid.
In Scotts voetsporen traden auteurs uit allerlei taalgebieden: Hendrik Conscience met De Leeuw van Vlaanderen (1838) en Leo Tolstoj met Oorlog en vrede (1869), om maar wat voorbeelden te noemen. Ook onze Nederlandse romantiek kent nogal wat - lijvige! - historische romans: De Roos van Dekama uit 1836 en Ferdinand Huyck uit 1840 van Jacob van Lennep, De schaapherder uit 1838 van Jan Frederik Oltmans en Hermingard van de Eikenterpen uit 1832 van Aernout Drost. In de neoromantiek vindt er een kleine opleving plaats van het genre. In de boeken uit deze periode wordt het verleden gebruikt als sfeervolle achtergrond. Voorbeelden bij ons zijn sommige romans van Arthur van Schendel, als Een zwerver verliefd (1904) en Een zwerver verdwaald (1907). In de jaren na de Tweede Wereldoorlog hebben zeer uiteenlopende auteurs historische romans geschreven; voor het gemak maar even gedefinieerd als ‘boeken waarin de tijd van handeling voor de auteur zelf ook al tot het verleden behoort’ - anders wordt natuurlijk elke contemporaine roman spoedig een historische. De Tweede Wereldoorlog zelf was overigens voor heel veel auteurs een historische periode die inspireerde tot het schrijven van romans. Er valt een compleet artikel te schrijven over de geschiedenis van de roman over de Tweede Wereldoorlog: met hoofdstukken als ‘romans van overlevers’ (Het bittere kruid van Marga Minco), ‘heldenverhalen’ (Theun de Vries, Het meisje met het rode haar), ‘kritische romans’ (Pastorale 1943 van Simon Vestdijk), ‘collaboratie en verzet’ (Het verdriet van België van Hugo Claus en De aanslag van Harry Mulisch), ‘tweede-generatieromans’ (De dochter van Jessica
Durlacher) enzovoorts.
| |
Moderne historische romans
In ons taalgebied zijn historische romans gepubliceerd bijvoorbeeld door Hella Haasse en Helga Ruebsamen, die hun kennis van de Indische wereld gebruiken in respectievelijk Heren van de thee en Het lied en de waarheid. Duidelijk is dat beide schrijfsters met weemoed terugkijken op de wereld waarin zij opgroeiden, dat ze eer betuigen aan het land van hun jonge jaren; de een via een op historisch materiaal berustend relaas, de ander voor een reconstructie van haar eigen jeugd. Nelleke Noordervliet bracht in Tine of de dalen waar het leven woont een vrouw tot leven die tot dan toe niet veel meer was dan een voetnoot was in het leven van onze grootste auteur, Multatuli. Arthur Japin publiceerde onlangs Een schitterend gebrek, waarin hij een andere historische figuur, Casanova, in de schijnwerpers zette. Deze twee boeken zetten een historische figuur in een ander licht, vanuit een interesse in die persoon. Helene Nolthenius is gefascineerd door de Middeleeuwen en door Italië, en toont dat bijvoorbeeld in Duecento. Zwerftocht door Italiës late Middeleeuwen en in Een man uit het dal van Spoleto. Margriet de Moor schetst de levensstijl in Italië in een iets latere tijd, maar beide schrijfsters tonen zeden en gewoonten in een opmerkelijk land in een tamelijk ver verleden. Allemaal auteurs die dus niet hun eigen tijd als achtergrond kiezen, maar om een of andere reden de voorkeur geven aan een historische roman. Waarom die keuze?
| |
| |
Aristoteles schreef in zijn Poetica: ‘Literatuur is filosofischer dan geschiedschrijving, die slechts het eenmalige beschrijft.’
Historische romans zouden dus het algemeen menselijke kunnen presenteren tegen een historische achtergrond. Maar wat is de meerwaarde van die achtergrond? Van Walter Scott is de uitspraak: ‘Historische fictie en geschiedschrijving kunnen elkaar uitstekend aanvullen.’
De historische roman heeft, daar zijn alle partijen het wel over eens, over het algemeen echter geen historiografische waarde. Probleem voor de lezer is immers dat zinnige en correcte uitspraken over de historische werkelijkheid gecombineerd kunnen worden met onzinnige. Scott is daar heel open over: ‘I have buried myself in libraries to extract from the nonsense of ancient days new nonsense of my own.’
Als we het hebben over de historische romans van Thomas Rosenboom is een citaat van Groezinger veelzeggender: ‘Historische romans vertellen ons meer over de opvattingen van de auteur en zijn tijd dan over de beschreven periode.’
| |
Thomas Rosenboom
Thomas Rosenboom werd geboren in 1956 als tweede kind in een gezin van drie. Hij studeerde drie jaar psychologie in Nijmegen en daarna letteren in Amsterdam, welke studie hij cum laude afrondde met een scriptie over Johannes Kinker, die als eerste het werk van Emmanuel Kant in Nederland introduceerde. In 1983 debuteerde hij met De mensen thuis, drie verhalen rondom één hoofdpersoon, Timon, een jongen die met een mengeling van zelfingenomenheid en wereldvreemdheid zich geen plaats weet te verwerven in zijn omgeving. Vriend van verdienste uit 1985 is een roman gebaseerd op een moordzaak uit de jaren vijftig De ware geschiedenis krijgt in Rosenbooms handen een ander einde, maar het gaat hem duidelijk ook veel meer om het karakter van de hoofdpersoon dan om de gebeurtenissen. Die hoofdpersoon is een jongen met een minderwaardigheidscomplex, die vriendschap probeert te kopen door illegale klussen op te knappen voor rijke, verwende jongens uit een milieu dat duidelijk niet het zijne is, maar waar hij graag toe zou behoren.
De eerste ‘echte’ historische roman van Rosenboom is Gewassen vlees uit 1994: een omvangrijke roman die zich afspeelt in de achttiende eeuw. Hoofdpersoon is Willem Augustijn van Donck, de vijfendertigjarige fatterige zoon van een Friese burgemeester. Hij is jurist, aangesteld als baljuw in Zeeuws-Vlaanderen, maar is alleen bekommerd om zijn relatie met zijn vader. Die houdt afstand en Willem probeert zijn gunsten te winnen door zich te bewijzen in een dubieus project. Tussendoor leeft hij zich uit op ondergeschikten, wordt heen en weer geslingerd in uiteenlopende, maar steeds erg hevige emoties: wreedheid en medelijden wisselen elkaar vaak snel af.
In 1999 verschijnt Publieke werken, een verhaal dat zich afspeelt aan het begin van de negentiende eeuw. Een plattelandsapotheker, Anijs, en een vioolbouwer, Vedder, moeten opboksen tegen een omgeving die zij als vijandig ervaren. Door een gebrekkig zelfbeeld en een nog gebrekkiger inschatting van hun situatie gaan ze ten onder, al ervaren ze dat zelf niet als zodanig.
In 2003 verschijnt De nieuwe man, een verhaal dat zich opnieuw afspeelt in het begin van de negentiende eeuw. Scheepsbouwer Bepol, in zijn woonplaats Wirfum een notabele, maar temidden van zijn collega's op de vergaderingen van Scheepsbouwersvereniging een vleesgeworden minderwaardigheidscomplex en als gevolg daarvan behoorlijk paranoïde. Hij geeft zijn meesterknecht Niesten, door wie hij gefascineerd wordt, niet alleen de hand van zijn enige dochter, maar benoemt hem ook tot zijn opvolger. Hij stimuleert hem tot eigen inbreng in het bedrijf, maar als Niesten een verrassend grote order binnenhaalt in een tijd van slapte, reageert Bepol daar vanuit een mengeling van heel uiteenlopende gevoelens zó onhandig op dat wat een succesverhaal had moeten worden, uiteindelijk een regelrechte tragedie wordt.
| |
Rol van de historie
Wat is nu de plaats, de rol van de historie in het werk van Rosenboom? Rosenboom zelf heeft zich een aantal malen uitgesproken over dat aspect: ‘Ik wil in eerste instantie onderhoudend vertellen, vermaken; ik stel het belang van een goede plot boven de stijl. Ik probeer voortdurend de aandacht gevangen te houden door een niet aflatende spanning. In iedere scène moet er iets op het spel staan, moet er strijd worden gevoerd. Mij is het in de eerste plaats te doen om de uitbeelding van een dramatisch gegeven dat niet speci- | |
| |
fiek historisch is bepaald. Het gaat mij om de hybris, waar het menselijk bestaan steeds onder gebukt gaat. In hun pogingen om boven hun eigen beperkingen uit te stijgen schieten mensen meestal hun doel voorbij. De hoofdpersonen bij mij zijn geen slachtoffer, ze graven hun eigen graf. Het tegelijkertijd komische en tragische van deze strevingen fascineert mij, niet zozeer de historische context waarin de drama's plaatsvinden.’
Deze relativering wordt ontkracht in een ander interview: ‘De mooiste romans uit de wereldliteratuur spelen zich af op een min of meer afgesloten en voor de meeste mensen onbekende locatie: het onbewoonde eiland van Robinson Crusoë, de kastelen van de koningsdrama's van Shakespeare. Dat effect van afgeslotenheid en vreemdheid is er vaak ook bij een verhaal dat in het verleden speelt. Misschien wel omdat het verleden voor ons afgesloten en vreemd is. Ik houd van boeken die zich in een “andere, ver verwijderde” wereld spelen, waarin zich dan toch het eeuwig-menselijke drama voltrekt.’
Schrijven over mensen uit onze eigen tijd kan Rosenboom niet, zegt hij: ‘Deze tijd is zó sterk materialistisch van aard, dat het enige thema dat telt, de hebzucht is.’
Terwijl het bij Rosenboom gaat om thema's als aanzien, eer, erkenning. Of dat overigens zaken zijn die in onze tijd niet meer spelen, valt te betwijfelen. Maar hij stelt dat hij onmogelijk drama kan peuren uit het heden: ‘Een verhaal moet zich afspelen in een maatschappij met waarden en normen, waar de karakters tegen aanlopen. In onze tijd “kan alles”, is er geen schaamte meer.’
| |
De Rosenboomhoofdpersoon
Uit de historische romans van Rosenboom
leer je in ieder geval, zoals Groezinger stelde, de auteur goed kennen: elk van zijn boeken heeft ongeacht de periode waarin het verhaal speelt steeds dezelfde Rosenboomhoofdpersoon in een typische Rosenboomverhaallijn: een man met een minderwaardigheidscomplex, is gefascineerd door een Ander, die Autoriteit uitstraalt of bezit. Hij wil indruk maken op die Ander, erkend worden door hem, maar in zijn streven daarnaar overschat hij zijn eigen mogelijkheden, met een fatale afloop als gevolg. Opvallend is dat de hoofdpersoon bij Rosenboom met zijn auteur meegroeit in leeftijd, in volwassenheid: in zijn eerste boek, De mensen thuis is de hoofdpersoon een jongetje, in Vriend van verdienste een adolescent, in Gewassen vlees een twintiger, en in Publieke werken en De nieuwe man een oudere man. De jongere hoofdpersonen hebben allemaal ook openlijk agressieve, (bijna) sadistische trekjes, bij de oudere hoofdpersonen is dat aspect veel minder duidelijk aan de orde. Rosenboom zegt daarover dat hij zelf pas laat de puberteit met de bijbehorende hardheid en agressie achter zich heeft gelaten en nu zijn hoofdpersonen dus ‘menselijker’ maakt. In die hoofdpersonen botsen zelfoverschatting en besef van eigen nietigheid, is er machtswellust naast empathie, krachtig (ogend) optreden naast ontreddering. Rosen- | |
| |
booms hoofdpersonen praten en praten en praten, als een bezwering van de stilte. Je krijgt als lezer regelmatig de neiging om hen in hun eigen belang de mond te snoeren. Bepol uit De nieuwe man realiseert zich een aantal malen dat hij alleen door te blijven praten het gevoel kan houden dat hij de situatie beheerst: ‘Zijn praten was een lopen over dun ijs: zodra hij staan bleef begon het ondraaglijk te kraken en moest hij weer verder, maar hij wist niets meer.’
En: ‘Wilde Gaat [zijn vrouw, JD] dat hij zweeg? Maar wie zou er dan praten? Nu al kreeg hij het gevoel alsof ze ondergedompeld raakten in de stilte; als hij niet snel verder sprak zouden ze nooit meer bovenkomen - zijn praten leek op watertrappen, maar dan met drie mensen op zijn schouders.’
| |
Taalgebruik
Al in Rosenbooms eerste werk, De mensen thuis, is het taalgebruik opvallend. Recensenten spreken van ‘archaïsch’ taalgebruik, dat vervreemdend werkt. Verschillende keren wordt de vergelijking gemaakt met Reves Werther Nieland, dat niet alleen een ongeveer even oude hoofdpersoon kent, maar ook in een ietwat plechtstatige taal is verteld, waarbij ook enige vervreemding optreedt: in beide boeken wordt de wereldvreemdheid van de jongen benadrukt door zijn verheven manier van praten, de voorliefde voor het ritueel, de bezwering die steunt op plechtige frasen. Met name het taalgebruik in Gewassen vlees trekt natuurlijk de aandacht: Rosenboom heeft een twintigste-eeuwse versie van het achttiende-eeuwse Nederlands ontwikkeld. Dat stelt eisen aan de lezer, maar eenmaal gewend aan de stijl zit de lezer compleet in een voorbije tijd en mentaliteit. Ook in Publieke werken en De nieuwe man valt het taalgebruik op, tref je woorden aan die allang verdwenen zijn uit Van Dale. Het verdient aanbeveling een oudere Van Dale bij de hand te hebben, wil je ten minste alle onbekende goed-Nederlandse woorden opzoeken. Die voorliefde voor plechtstatige, ietwat archaïsche taal komt voort uit Rosenbooms instelling ten aanzien van de moderne tijd: hij wil ‘de volle breedte’ van de Nederlandse taal benutten, een poging om op te boksen tegen het steeds verder versimpelen van onze taal: ‘leuk’ als alomvattend waarderingswoord is een gruwel in het oog van Rosenboom. Aan de lezer worden dus wel eisen gesteld, maar ook voor wie niet elk onbekend woord meteen opzoekt in het woordenboek - weet u wat een ‘verwulfde boeg’ is, of een ‘sprille blik’? - is het effect over het geheel genomen positief: de sfeer van afstandelijkheid wordt door het taalgebruik heel sterk voelbaar.
| |
Moderne mens
Tijdsbeeld en taalgebruik dragen bij aan de merkwaardige mix van betrokkenheid en afstand die je als lezer voelt. Het is duidelijk dat Rosenboom zich contenter voelt in voorbije tijden dan in het hier en nu: in de historische roman kan hij zijn visie op de moderne mens en de moderne tijd uitstekend kwijt.
Joop Dirksen, redacteur van Tsjip/Letteren, is leraar Nederlands en CKV-1 aan het Pleincollege Eckart in Eindhoven. Hij is auteur van de Handleiding leesdossier en van Dossier lezen, een literatuuronderwijsmethode.
| |
Meer informatie
Alle gebruikte citaten die niet afkomstig zijn uit het werk van Rosenboom komen uit de dissertatie van Serge Heirbrant: Componenten en compositie van de historische roman, Gent, 1995. |
|
|