| |
| |
| |
Leeswijzer
Arjan Visser
De laatste dagen
Augustus, 2003
ISBN 90 457 0261 4
€ 16,95
Uitgeverijen sturen hun debutanten de wereld in met een overdaad van loftuitingen: elke beginnende auteur is een nog net niet ontdekt supertalent. Des te opvallender is het als een debuut ook écht een hoog niveau blijkt te hebben. De laatste dagen van Arjan Visser, geboren in 1961 en van beroep programmamaker en journalist, is een knap gecomponeerd en meeslepend verteld verhaal over godsdienstwaanzin.
Het verhaal begint met een authentiek (ogend) rapport van ene professor Rijnierse, een zenuwarts uit het begin van de vorige eeuw. Hij is op onderzoek uit gestuurd naar een afgelegen dorpje, omdat zich daar een geval van godsdienstwaanzin zou hebben afgespeeld, met dodelijke afloop. Dan start het eigenlijke verhaal en maken we kennis met twee echtparen. Het ene bestaat uit een in alle opzichten mislukte huisarts en zijn energieke, maar alsmaar gefrustreerder rakende echtgenote. Van het andere echtpaar, een boer en zijn vrouw, is de man ook geestelijk niet zo stabiel en is de vrouw eveneens zeer doortastend. Door toedoen van een ietwat wazige, zelfbenoemde prediker komt er een proces op gang dat de levens van al deze mensen ingrijpend beïnvloedt.
De oud-testamentische geschiedenis van Abraham die zijn zoon moet gaan doden, wordt op een knappe manier ingepast in het verhaalverloop.
Heel mooi weet Visser door een wisselend vertelperspectief de lezer deelgenoot te maken van wat zich buiten medeweten van bijna alle betrokkenen voltrekt; wat de boerin, gedreven door een grote haat en een grote liefde, door handig manipuleren teweeg weet te brengen. Ook de hooggeleerde Rijnierse wordt op een geraffineerde manier op het verkeerde been gezet. De laatste dagen is een zeer geslaagd debuut!
JD
| |
Albertine Sterk
Het eiland van mijn vader
Bert Bakker, 2003
ISBN 90 351 2556 8
€ 17,95
De hoofdpersoon uit de debuutroman Het eiland van mijn vader van Albertine Sterk is de dertigjarige Tes van Dijk. Als haar hulpbehoevende moeder opgenomen kan worden, dient de mogelijkheid zich aan een tijdlang naar Corsica te gaan. Tes' drijfveer is een alles overheersende woede, tot stand gekomen door jarenlang opgespaarde wraakgevoelens en een daaruit voortkomend streven naar rechtvaardigheid en genoegdoening. Ze gaat op zoek naar haar Corsicaanse vader die in de jaren zestig een zeer kortstondige relatie met haar moeder had, haar vervolgens achteloos heeft laten vallen en daarmee haar verdere leven tekende. De moeder heeft de teleurstelling nooit verwerkt en haar wraakgevoelens op haar dochter overgebracht. Dochter Tes gaat nu als serveerster werken in het restaurant van haar vader ergens in het zuiden van Corsica. ‘Niemand mag het recht in eigen hand nemen, maar uit zelfbescherming moet je van je afslaan,’ houdt zij zich voor. Om te voorkomen dat ze net zo verknipt wordt als haar moeder, heeft ze maar één doel: haar vader moet uit de weg geruimd worden. Eenmaal op Corsica ontmoet Tes haar vader, die in het geheel niet meer lijkt op de vlotte liedjeszanger die haar moeder eens ontmoette. Heimelijk probeert ze het vertrouwen te winnen van de man, die niet van haar bestaan op de hoogte is, en wacht ze op een goed moment om toe te slaan. Door met medicijnen te rommelen, slaagt ze er bijna in zijn dood te bewerkstelligen. Geleidelijk komt de ommekeer. Tes dringt langzaam steeds dieper door in haar omgeving en ze leert de verhoudingen beter kennen. Ze raakt betrokken bij een bevrijdingsbeweging en illegale activiteiten als drugs- en wapensmokkel, wordt geconfronteerd met een halfbroer en wordt zelfs verliefd. In plaats van zich te richten op haar vader, raakt ze verwikkeld in een gemaskerde gewelddaad en komt ze er vervolgens achter dat ze feitelijk nog steeds wordt gebruikt, Uiteindelijk raakt ze ‘los’
en is ze in staat ‘het eiland van schoonheid’ achter zich te laten.
De persoonlijke verbittering en wraakgevoelens van de hoofdpersoon passen goed in het Corsicaanse decor, waar bloedwraak en een stevig verweer tegen onderdrukking een tweede natuur zijn geworden. Eeuwenlang was Corsica een speelbal van landveroveraars en ook hedentendage wordt het Franse bestuur nauwelijks geduld. Naamborden van plaatsen langs de weg zijn steevast tweetalig - Frans en Corsicaans - maar bijna altijd is de Franstalige versie onleesbaar gemaakt en zijn de borden met kogels doorzeefd. Het
| |
| |
streven naar een eigen onafhankelijke positie en de haat jegens de Franse inmenging is een diepgeworteld verschijnsel. In zekere zin staat Tes van Dijk symbool voor de Corsicanen die eveneens overlopen van een doorgegeven haat en vastberaden zijn voor de goede zaak op te komen, desnoods met geweld en zonder de consequenties volledig te kunnen overzien. Albertine Sterk laat zien hoe moeilijk het soms is eigen keuzes te maken en hoe sterk gevoelens en daaruit voortvloeiende acties gevormd kunnen worden door je omgeving. De manier waarop zij het thema uitwerkt is interessant, temeer omdat zij de handelingen van de hoofdpersoon in een wijder perspectief plaatst door het in Corsica te situeren. Zeker in het begin weet zij voldoende spanning op te wekken door de onalledaagse situatie, het bizarre voornemen van de hoofdpersoon en de geslaagde beschrijvingen van het landschap. De vertelling heeft vaart en het onheil hangt voelbaar in de lucht. Op het einde haalt Sterk naar mijn idee te veel overhoop om een ommezwaai aannemelijk te maken. De gebeurtenissen raken in een stroomversnelling, maar dat gaat ten koste van de diepgang en de geloofwaardigheid. De beklemming van de eerste helft weet ze daardoor niet vast te houden. Dat neemt niet weg dat Het eiland van mijn vader een verdienstelijk debuut is.
HL
| |
Renate Dorrestein
Het duister dat ons scheidt
Contact, 2003
ISBN 90 254 1067 7/90 254 1704 3
€ 18,50 / € 23,50
‘Durf de nieuwe Dorrestein’, zo adverteert uitgeverij Contact voor Het duister dat ons scheidt. Of er veel lef voor nodig is om aan het boek te beginnen, is zeer de vraag: iedereen die ooit iets van Renate Dorrestein gelezen heeft, weet allang dat in haar boeken in een vrolijke stijl steeds weer wordt getoond hoe neurotisch u en ik, wij allen zijn. Het gedrag van haar hoofdpersonen wordt heel vaak gestuurd door schuldgevoel. Dat schuldgevoel is een van de rode draden in haar werk - zoals ik al liet zien in mijn overzichtsartikel over haar romans, in Tsjip/Letteren 12-1. Mensen lijden aan herhalingsdwang, begaan dezelfde stommiteiten als hun ouders en vervallen voortdurend het door henzelf verfoeide gedrag. Niet alleen in de liefde, in de moeizame relaties tussen mannen en vrouwen is er sprake van een perpetuum mobile, ook tussen opvoeders en kinderen sukkelen we door in een treurige tredmolen: de opoffering van moeders zorgt voor schuldgevoel bij de kinderen die, eenmaal groot, van ‘slachtoffers’ ‘daders’ worden en de geschiedenis herhalen.
Het duister dat ons scheidt vertelt over een moord, gepleegd omdat het slachtoffer dader zou zijn, ontucht met een klein meisje gepleegd zou hebben. Wat er werkelijk gebeurd is, wordt pas heel laat duidelijk, maar dan is er al met klem betoogd dat we eens moeten ophouden met ‘onszelf op te offeren’ voor een ander, dat niets is wat het lijkt, en dat kinderen, die ogenschijnlijk onbedorven wezentjes, al evenzeer als hun ouders in staat zijn tot gruwelijk gedrag.
Heel fraai is het ‘wij’-perspectief in het eerste van de drie delen waaruit het boek bestaat. Door de ogen van het min of meer gelijktijdige geboren groepje kleine kinderen in een Vinexwijk krijgen we de gebeurtenissen gepresenteerd; deel twee en drie beleven we door de ogen van Loes, het meisje dat slachtoffer zou zijn geweest van het misbruik, dan respectievelijk twaalf en achttien jaar oud. Die ‘wij’ laten zien dat kinderen door hun onervarenheid misschien niet alles begrijpen: ‘Van iemand missen werd je blijkbaar een verschrikkelijke huilebalk. Mooi dat wij het nooit zover zouden laten komen!’, maar wel scherp waarnemen: ‘Papa was net bezig indruk te maken op een nieuwe buurvrouw die niet wist hoe hij rook als hij 's ochtends uit bed kwam,’ en soms erg geraffineerd zijn: ‘We moesten doen alsof we de hik hadden, anders werd het knuffelen en zoenen.’
De wrede pesterijen waaraan de ‘wij’ Loes onderwerpen, worden uiteindelijk min of meer vergoelijkt: ‘Volwassenen (...) hadden er geen flauw benul van dat wij aan de geringste stembuiging al konden horen of ze oprecht waren. Vanaf het moment dat we in de wieg lagen hadden we immers hun verzinsels en leugens moeten aanhoren, hun gedraai en gepleit, hun pogingen zich schoon te wassen, de dans te ontspringen en zelf overal beter van te worden.’
Tegen die schijnheiligheid en onechtheid van volwassenen kunnen ze niet op, maar een onecht, leugenachtig kind, kunnen ze aan: ‘Ze vonden me een liegbeest en een fantast. En zo heel ver hadden ze er niet naast gezeten: het was waar, ik was een vleesgeworden leugen.
Kinderen voelden die dingen zuiver aan. Ze lieten geen spaan van je heel als er iets onwaarachtigs
| |
| |
om je heen hing. Daarvoor waren ze, op hun nietsontziende manier, zelf veel te eerlijk. Eerlijkheid was immers het sterkste wapen dat je samen had, tegenover de duistere, leugenachtige wereld van de grote mensen.’
Hoe hard en somber stemmend Dorresteins wereldbeeld ook lijkt, uiteindelijk wordt er toch altijd nog hoop geboden. Ik citeer de conclusie uit mijn eerdergenoemde artikel: ‘Er is bij Dorrestein steeds een Nieuw Begin mogelijk. Katholiek, optimistisch, “ondanks alles”.’
Met de reclametekstschrijver van uitgeverij Contact ben ik het wel eens als hij op de omslag besluit met: ‘Het duister dat ons scheidt is een spannende onthutsende literaire roman, Dorrestein op haar best.’ Lézen dus!
JD
| |
Leesidee
Leesidee Jeugdliteratuur
www.vlabinvbc.be
Tijdschriften verschijnen negen keer per jaar. Jaarabonnement Leesidee (incl. jaarregister): € 81,68 Jaarabonnement Leesidee Jeugdliteratuur (incl. jaarregister):
€ 49,92 Gecombineerd abonnement: € 119,80
Sinds 1995 worden in Vlaanderen twee tijdschriften gemaakt die de moeite waard zijn om onder de aandacht van Nederlandse docenten te brengen. Het betreft de recensietijdschriften Leesidee en Leesidee Jeugdliteratuur. In negen afleveringen per jaar zijn ze samen goed voor zo'n 2.500 besprekingen van nieuwe Nederlandstalige boeken per jaar. Dat zijn zowel oorspronkelijk Nederlandstalige boeken en vertalingen, en zowel fictie als non-fictie. Leesidee, dat zich richt op mensen met een brede belangstelling voor boeken voor volwassenen, en Leesidee Jeugdliteratuur, met besprekingen van kinder- en jeugdboeken, bieden een breed spectrum en richten zich op lezers met een brede, all round, belangstelling. Dat komt mede doordat zo'n 300 medewerkers regelmatig bijdragen leveren. En dat zijn zowel critici als individuele vrijetijdslezers als geïnteresseerden vanuit een specifiek vakgebied. De cd-rom met daarop 15.000 recensies uit de jaren 2000-2002 is daarbij een erg handig hulpmiddel. Door de continuïteit van beide bladen wordt het literaire landschap van de afgelopen jaren goed in kaart gebracht.
Leesidee is opgedeeld in rubrieken als Nederlands proza, vertaald proza, poëzie en strips. De besprekingen van de non-fictie boeken zijn opgedeeld in vaste, genummerde rubrieken als wijsbegeerte, pedagogie, beeldende kunst, taal- en letterkunde en muziek, dans en film. Door deze nummering zijn besprekingen op specifieke vakgebieden van jaren her terug te vinden. Maandelijks wordt een auteur en een thema nadrukkelijk belicht. Dat laatste geldt ook voor Leesidee Jeugdliteratuur, waarbij een schrijver die in de actualiteit staat wordt belicht in een of meer achtergrondartikelen. Daarnaast is er nadrukkelijk aandacht voor illustratoren van jeugdboeken en worden per leeftijdscategorieën recent verschenen boeken besproken. Na de rubriek ‘vanaf twaalf jaar’ is er themagewijs aandacht voor strips, cd-rom's, theater en worden didactische tips gegeven.
In Leesidee Jeugdliteratuur van juni 2003 is een interview met de Vlaamse illustrator Isabelle Vandenabeele opgenomen. Zij maakte de materialen voor de Jeugdboekenweek 2003.
Achtergrondstukken zijn er over een kunstbelevingsproject, Arts Basics for Children, en het project Fahrenheit 451, bedoeld voor jongeren vanaf vijftien jaar in het beroeps- en technisch onderwijs, zeg maar ons vmbo. Ook jeugdtheater komt aan bod: een bewerking van Simenons Voetstappen in de nacht door Eva Bal, het Tweetaktfestival en het Theaterfestival in de Meervaart in Amsterdam. Uitgebreide besprekingen in de categorie ‘12+’ zijn er van onder andere Wim Daniëls' Van Dale junior spreekwoordenboek, Een wolf in de schaapskooi van Judith Clarke, Wachten op een brief van Martine Letterie en Valsspeler van Koen d'Haene.
Het aprilnummer van Leesidee opent met een doortimmerd essay over De Movo tapes van A.F.Th. (van der Heijden) en er zijn besprekingen opgenomen van het proza van Marc Boog, Tom Egbers, Elsbeth Etty, Gijs IJlander, Ivo Michiels, Lydia Rood en Charlotte Mutsaers, maar ook van de nieuwste boeken van Frédéric Beigbeder, Liefde duurt drie jaar;; Robert Edric, In een uitgestorven hemel Kirsten John, Leren zwemmen in blauw; Claude Simon, De tram en Malika Mokkedem, Een vrouwelijke Odysseus. In de poëzierubriek worden recente bundels van Hans Warren, Fernando Pessoa, Tonnus Oosterhoff, Ingmar Heytze en Christine D'haen en anderen besproken.
AMR
| |
Piet Paaltjens
Snikken en grimlachjes
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003
ISBN 90 253 4180 2
€ 19,95
In een van de lokalen Nederlands van mijn middelbare school hing een poster met daarop het gedicht ‘Immortelle XLIX’ van Piet Paaltjens (‘Wel menigmaal zei de melkboer...’). Al snel kende ik het gedicht, geraakt als ik blijkbaar werd door de melancholieke toon
| |
| |
ervan, uit het hoofd.
‘Immortelle XLIX’ is een van de ruim twintig gedichten waaruit Snikken en grimlachjes bestaat, de inmiddels tot de kelder van de canon behorende bundel die François Haverschmidt onder het pseudoniem Piet Paaltjens in 1867 publiceerde. Nadien is deze bundel ‘academische poëzie’ nog uitgebreid met enkele gedichten.
Sindsdien zijn vele drukken, in verschillende edities verschenen.
Onlangs werd een meer wetenschappelijk editie opgenomen in de prestigieuze Deltareeks. Deze reeks - voortkomend uit een samenwerkingsverband tussen het Ministerie van OC&W, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Nederlandse literaire uitgevers - heeft als doel om de belangrijkste werken uit de oudere Nederlandse letterkunde permanent beschikbaar te stellen. Eerder verschenen edities van onder andere de Mei van Herman Gorter, Camera Obscura en Hildebrand en Kleine gedigten voor kinderen van Hieronymus van Alphen.
De bezorgers van de nieuwste editie van Snikken en grimlachjes - Marita Mathijsen, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, en Dick Welsink, educatief conservator bij het Letterkundig Museum - hebben ervoor gekozen eerst de gehele bundel als ‘verantwoorde leestekst’ op te nemen en vervolgens aandacht te besteden aan achtereenvolgens de waardering voor en de mythevorming rond Haverschmidt/Paaltjens, de biografie van de auteur, de literairhistorische context, de tekst als literair werk, de receptiegeschiedenis en ten slotte de ontstaans- en drukgeschiedenis. De grootste waarde van deze editie, hoe zorgvuldig, helder en volledig de eraan voorafgaande paragrafen ook zijn, ligt mijns inziens in de meest omvangrijke afdeling van het commentaargedeelte, de afdeling ‘Aantekeningen’, waarin de zeer vele extraliteraire verwijzingen in de gedichten nauwkeurig geduid worden. Haverschmidt schreef immers voornamelijk voor zijn medestudenten (de meeste van de in de bundel opgenomen verzen verschenen oorspronkelijke in Leidse studentenalmanakken) die de al dan niet verhulde verwijzingen gemakkelijk, in ieder geval veel gemakkelijk dan de lezer van nu, konden thuisbrengen.
Deze uitgave van Snikken en grimlachjes is niet bedoeld voor direct gebruik in het onderwijs, zeker niet in het voortgezet onderwijs. Wel kan de docent naar hartelust putten uit de grote hoeveelheid achtergrondinformatie over gedichten, bundel, auteur en tijd, voor een of meer boeiende lessen over deze verzen, waarvan er enkele ook de leerling van nu nog zeker zullen aanspreken - ik denk aan de reeksen ‘Immortellen’ en ‘Tijgerlelies’, maar ook aan het gedicht ‘De zelfmoordenaar’.
JB
| |
Mirjam Pressler
Malka Mai
Querido, 2003
ISBN 90 451 0022 3
€ 13,95
Malka Mai is nog maar zeven jaar oud als in september 1943 de oorlog in volle vaart over haar heen komt. Uit angst voor nazi-Duitse deportaties vlucht haar moeder, Hanna Mai, met haar twee dochters de Pools-Hongaarse grens over. Van de ene op de andere minuut verlaten ze het dorp waar ze wonen. In Hongarije wordt Malka ziek. Hanna moet besluiten haar jongste dochter een paar dagen achter te laten. Die paar dagen worden, door de ongelukkige omstandigheden, weken en zelfs maanden. Pas in maart van het volgend jaar vindt Hanna haar dochter terug. De Duitse Mirjam Pressler, gerenommeerd vertaalster en romancière, bewerkte het door de echte Malka Mai geschreven verslag tot een indringende jeugdroman. Vooral in de laatste hoofdstukken grijpt het verhaal naar de keel: de beschrijving van de dagelijkse honger (‘Soms dacht ze ook dat de honger zo bij haar was gaan horen dat het niet uitmaakte of ze wel of niet at, ze zou het gevoel nooit meer kwijtraken.’) alsook die van Malka's ontlastingproblemen komen zeer authentiek over. Bijzonder triest is het einde: hoewel Hanna Mai haar dochter terugvindt, is het duidelijk dat Malka's fundamentele gevoel van alleen zijn, net als haar herinnering aan de honger, niet meer zal verdwijnen. In het nawoord, waarin Pressler vertelt hoe het Hanna en Malka Mai na de oorlog is vergaan, staat dan ook een schrijnend zinnetje: ‘Het gezin heeft (...) niet meer samengeleefd.’
Er verschijnen niet veel nieuwe boeken die de dagen van kinderen in de Tweede Wereldoorlog beschrijven. Dit boek is een belangrijke aanwinst in het genre. Overigens wordt het de (adolescente) lezer niet erg gemakkelijk gemaakt. Het verhaal wordt volgens twee lijnen verteld, die van Malka, maar ook die van Malka's moeder Hanna. Vooral in het begin van het boek is het opletten geblazen om de twee lijnen uit elkaar te houden. Daarbij lijkt die keuze voor een adolescent publiek soms wat onlogisch: er is namelijk nog een tweede dochter, Minna. Zij is even oud als het lezerspubliek dat wordt aangesproken, maar van haar komen we alleen te weten wat Hanna, haar moeder, over haar denkt.
De stijl is sober. Er is weinig dialoog en soms legt de schrijfster onnodig uit wat we zojuist hebben kunnen lezen (‘Ze had niet alleen haar kind verloren, ze had ook zichzelf verloren.’)
Ook de manier van uitgeven maakt het boek niet erg aantrekkelijk: het omslag is grijs en toont een meisje dat zeker niet zeven jaar oud is. De titel, die uiteraard voor de hand lag, roept weinig
| |
| |
spanning op. Het boek zal het dus gedeeltelijk van de promotie door ouders en leraren moeten hebben. Of van een bekroning? In Duitsland kreeg het een grote literaire prijs, en dat lijkt me ook in ons land niet ondenkbaar.
EvdV
| |
Thea Beckman
Gekaapt!
Lemniscaat, 2003
ISBN 90 5637 516 4
€ 10,00
Thea Beckman, de grand old lady van de Nederlandse historische jeugdromans, is in juli 2003 tachtig jaar geworden. Haar verjaardag werd door uitgeverij Lemniscaat groots gevierd met een kinderfeest in het Spoorwegmuseum in Utrecht, in aanwezigheid van de jarige, en de verschijning van haar nieuwste boek, Gekaapt! Tot 1 januari 2004 is dit boek voor € 10,00 te koop, daarna kost het € 12,95.
In Gekaapt! gaat het over Gerlof, zoon van een Kampense koophandelaar in de vijftiende eeuw. Gerlof moet het vak nog leren en gaat daarom met zijn oom Josef mee op handelsreis. De reis loopt echter niet helemaal zoals gepland: het schip waarop de twee meevaren wordt op volle zee gekaapt door twee beruchte piraten. Gerlof pikt dit natuurlijk niet en als hij weer veilig thuis is, broedt hij op een vergeldingsactie. Dan is er ook nog zus Gese. Zij is verliefd op Simon van Utrecht, een koopman die is geëmigeerd naar Hamburg. En haar vader wil nou net dat Gese met een Kampense handelaar trouwt. Daar kan Gese zich natuurlijk niet zomaar bij neerleggen.
Gerlof en Gese zijn echte Beckman-personages: puur Hollands, met stevige karakters en met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Niet helemaal geloofwaardig als het om Gese gaat, want welk meisje in de vijftiende eeuw zou ooit tegen haar vader in opstand komen zoals zij doet? Maar goed, dergelijke anachronismen hebben wij Beckman natuurlijk al lang vergeven. Het gaat bij haar immers om het spannende verhaal.
Helaas voel je als lezer al vanaf de eerste bladzijde dat het allemaal wel goed zal komen met Gerlof en de zijnen. Er staan hun weliswaar wat akelige dingen te wachten, maar die worden door Beckman zo romantisch beschreven dat ze eigenlijk niet meer spannend zijn. Daarnaast heeft Beckman nog steeds de onhebbelijkheid om veel dingen uit te leggen, liefst nog tussen haakjes: ‘De Sint-Anna was een kogge van honderd last (ongeveer tweehonderd ton, tamelijk groot dus), met breed dek (...).’ Of: ‘Kampen bezat een eigen werf. Daar werden geen nieuwe koggen gebouwd (die kwamen meestal uit Danzig of Stralsund), maar beschadigde schepen konden er worden gerepareerd of verbouwd.’ Soms lijkt het of de schrijfster liever een geschiedenisles geeft dan een roman schrijft, en dat doet wat afbreuk aan het verhaal, want: we hebben die informatie niet nodig om van het verhaal te genieten.
Maar dit alles neemt niet weg dat Beckman gewoon lekkere boeken schrijft. Begin je aan een van haar boeken, dan wil je gewoon weten hoe het afloopt. En natuurlijk verslind je met evenveel plezier daarna een ander Beckman-boek. Dat leesplezier hebben al veel ouders van nu mogen ervaren met de boeken van Beckman, en dat plezier willen we de kinderen van nu natuurlijk niet ontnemen. Gekaapt! is misschien niet geschikt om in de les te behandelen, maar het is zeker een gezellig boek voor thuis op de bank.
MO
| |
Ingeborg Hendriks (red.)
De wereld in kiezelsteen
Lemniscaat, 2003
ISBN 90 5637 504 0
€ 15,95
Filosoferen met kinderen is in. Niet alleen zijn er overal cursussen filosoferen met kinderen te volgen en kwamen de uitgeverijen Damon en Lemniscaat al met een aantal leerboeken, er is zelfs een Centrum voor Kinderfilosofie dat verbonden is aan Hogeschool INHOLLAND in Alkmaar. Op de website van dit centrum, www.kinderfilosofie.nl, staat te lezen dat ‘kinderfilosofie is gericht op het leren verwoorden van je eigen wereldbeeld, hoe het komt dat je denkt zoals je denkt. Dit gebeurt in dialoog. Het betekent zowel het analyseren van je eigen gedachten, hoe ze verschillen van anderen, als ook het nadenken over speculatieve vragen.’
Om de dialoog te beginnen, wordt vaak gebruikgemaakt van een literaire tekst. Ingeborg Hendriks stelde een bloemlezing van teksten uit de jeugdliteratuur samen die de opening kunnen vormen voor een filosofisch gesprek. Dit boek, De wereld in een kiezelsteen. Een filosofische ontdekkingsreis door de jeugdliteratuur, is opgebouwd uit drie onderdelen, ‘Wie ben ik?’, ‘Zicht op de wereld’ en ‘Achter de dingen’. Ieder deel begint met een inleiding van Hendriks zelf,
| |
| |
gevolgd door een verzameling teksten, of, zoals de uitgever het noemt, kiezels waarlangs een speurtocht kan gaan. Soms zijn deze kiezels wel wat klein: korte fragmenten uit romans die meer vragen oproepen over het hoe en waarom van de beschreven personages dan echt filosofische vragen. Deze kiezels kun je leuk over het water laten ketsen, maar meer ook niet. Eén tekst van Sjoerd Kuijper valt zelfs uit de toon. Deze tekst is duidelijk geschreven voor jongere kinderen en past qua niveau niet goed bij de rest. Andere teksten bieden wel openingen tot een filosofisch gesprek met kinderen, langere teksten waarin iemand zich afvraagt waarom hij er is, wie hij is en waarom de wereld is zoals die is, teksten van onder meer Maria van Eeden, Ted van Lieshout, Koos Meinderts, Janosch en Toon Tellegen.
Tijdens het lezen van het boek wordt de lezer vergezeld door een gids, een getekende creatie van illustratrice Nynke Mare Talsma. Zij heeft haar best gedaan, maar het boek is wel wat saai gebleven. De gids stelt de vragen die de ingang tot dieper nadenken kunnen zijn. Soms is hij (of zij?) wat erg dwingend en hadden de teksten ook voor zich kunnen spreken. Wie met De wereld in een kiezelsteen wil gaan filosoferen met kinderen, kan voor tips en voorbeelden van gesprekken terecht bij de eerder genoemde site van het Centrum voor Kinderfilosofie. Via deze site kunnen lezers ook hun (praktijk) ervaringen met het boek doorgeven. De wereld in een kiezelsteen kan door kinderen vanaf tien jaar zelfstandig worden gelezen - hoewel ik mij afvraag of een kind van deze leeftijd het prettig vindt om steeds heel korte stukjes te lezen in plaats van een afgerond verhaal. In de basisvorming is het voor docenten Nederlands natuurlijk gemakkelijk om een bloemlezing met dergelijke teksten te hebben. Een vmbo-klas kan er zeker iets mee. In een havo- of vwo-groep zou ik echter eerder een volledige jeugdroman in de literatuurles als uitgangspunt nemen voor gesprekken die dan misschien niet filosofisch heten, maar dezelfde vragen kunnen behandelen als het Centrum voor Kinderfilosofie voorstelt.
MO
| |
Bekijk 't met Palet
Video bij Palet
ThiemeMeulenhoff, 2003,
ISBN 90 0648 20 3 x
€ 49,50
Leerlingen van het vmbo hebben doorgaans een korte spanningsboog en hebben bovendien een zekere ‘culturele koudwatervrees’ wat betreft gevestigde kunstuitingen. De videoband Bekijk 't met Palet is daarom een prima aanvulling op de methode Palet, een CKV-methode voor het vmbo van ThiemeMeulenhoff. De video is ook geschikt voor de bovenbouw en evenzeer te gebruiken als je niet met Palet werkt.
Aanvankelijk bekruipt je het gevoel dat de makers van de videoband te veel willen behagen: onrustige beelden, opzwepende muziek en jongeren die in de weer zijn met spuitbussen. Maar gelukkig blijven de makers niet steken in deze populistische aanpak en dient de werkwijze vooral als herkenning, als een poging aan te sluiten bij de belevingswereld. Vermoedelijk werkt het wel, al zou ik toch graag eens van deze clichématige voorstelling verlost willen worden. Wat volgt zijn zeven korte filmpjes van hooguit tien minuten rond de volgende onderwerpen: beeldende kunst, industriële vormgeving en architectuur, fotografie, theater, televisie en film, muziek en dans. De fragmenten zijn totstandgekomen in nauwe samenwerking met de stichting Bekijk 't, die al eerder op aansprekende wijze vmboleerlingen in contact bracht met onder meer podiumkunst. Ogenschijnlijk gemakkelijk leggen de makers verbanden en proberen ze leerlingen te verrassen of met nieuwe ogen te laten kijken. Zo komen we via graffiti uit bij de Nachtwacht. Bijzonder aardig en dicht bij huis is het fragment over industriële vormgeving, waarin gekeken wordt naar de hedendaagse rode brievenbus en de fluitketel en ook is een gesprek opgenomen met een ontwerper van Hema-producten. Als het over architectuur gaat, zien we beelden van het fraaie open gebouw van het Montessori College Oost in Amsterdam, ondersteund met uitspraken van leerlingen en de architect. Dat zal op zijn minst moeten leiden tot het kritisch onder de loep nemen van het eigen schoolgebouw en de eventuele bouwkundige wensen van leerlingen. Bij fotografie zijn we hoe een fotograaf zijn werk kan manipuleren, wat verrassende resultaten oplevert, ook al staat het wellicht wat ver van de eigen jongerenpraktijk. Het onderdeel televisie & film is niet zo opmerkelijk en het maken van een smeuïg actualiteitenprogramma zien als een kunstdiscipline gaat wellicht wat ver. Bij theater is iets te gemakzuchtig
gebruik gemaakt van de eigen opnamen van de theaterproductie van Bekijk 't van enige tijd geleden. Bij dans en muziek, veruit de
| |
| |
populairste kunstdisciplines, wordt de diversiteit op aanstekelijke wijze benadrukt. Veelal staat ook het beleven centraal en in die zin spreekt het zeker tot de verbeelding. Bij het onderdeel dans zien we bovendien een geslaagde kennismaking met het Internationaal Danstheater dat een speciale jongerenvoorstelling maakte.
‘Apart, maar wel genieten,’ aldus een van de jeugdige bezoekers. Dat geldt welbeschouwd ook voor deze videoband. Natuurlijk staat er veel niet op en kan het matige multiculturele gehalte bekritiseerd worden, maar toch kunnen de fragmenten goed als introductie of als aanvulling gebruikt worden.
HL
|
|