| |
| |
| |
Snel (weg)wijs
Vakliteratuur over het schoolvak Nederlands samengevat
Ook al heeft iedere docent in zijn of haar aanstelling een aantal uur voor het bijhouden van vakliteratuur, toch schiet de tijd vaak te kort om al die wetenschappelijke publicaties te lezen. En dat is jammer, want iedere docent kan voordeel halen uit de resultaten, conclusies en aanbevelingen uit onderzoek. Om de docent tegemoet te komen en in een poging de kloof tussen wetenschap en onderwijspraktijk zo ver mogelijk te dichten, komt medio september een website uit waarop alle wetenschappelijke publicaties uit diverse didactische en onderwijskundige bronnen over het schoolvak Nederlands in het tijdvak 1997 tot en met 2002 staan samengevat. In opdracht van de Nederlandse Taalunie en Stichting Lezen hebben we het stokje van Mariëtte Hoogeveen en Helge Bonset overgenomen. Zij publiceerden in 1998 Het schoolvak Nederlands onderzocht, waarin ze het empirisch onderzoek naar het schoolvak Nederlands in het tijdvak 1969 tot en met 1996 beschreven.
Martine Braaksma en Eva Breedveld
Onze inventarisatie behelst publicaties van 1997 tot en met 2002 over zeven verschillende domeinen van het schoolvak Nederlands in het voortgezet onderwijs: literatuuronderwijs, leesonderwijs, schrijfonderwijs, mondelinge taalvaardigheid, taalbeschouwing en argumentatie, domeinoverschrijdend onderzoek en Nederlands als tweede taal. Hoe zijn we daarbij te werk gegaan? We hebben eerst een literatuuronderzoek uitgevoerd in verschillende Nederlandse en Vlaamse bronnen zoals onderwijskundige en didactische tijdschriften - bijvoorbeeld Moer, Vonk en Pedagogische Studiën -, proefschriften, verslagbundels van conferenties en andere uitgaven van onderzoek.
Niet alle publicaties kwamen in aanmerking kwam voor onze inventarisatie. We hebben ons beperkt tot empirisch onderzoek, onderzoek waarbij er waarnemingen in de werkelijkheid worden verricht zoals casestudies, enquêtes en experimenteel onderzoek, van 1997 tot en met 2002 in Nederland en Vlaanderen, op het gebied van onderwijs Nederlands als eerste en tweede taal, voor leerlingen van twaalf tot achttien jaar.
De publicaties zijn volgens een bepaald stramien overzichtelijk samengevat: in gemiddeld twee à drie pagina's presenteren we de achtergrond, vraagstelling, methode, resultaten, conclusie en aanbevelingen van ieder onderzoek. Per domein is er ook een nabeschouwing over alle onderzoeken in dat domein.
| |
Enkele uitkomsten
Om een indruk te geven van de bruikbaarheid van de inventarisatie laten we hieronder al enkele uitkomsten volgen. We doen dat hier (natuurlijk!) voor het domein literatuuronderwijs.
Het blijkt dat binnen het domein literatuuronderwijs in vergelijking met de andere domeinen het meeste onderzoek is verricht. Van de in totaal 65 onderzoeken op alle zeven domeinen zijn er vijfentwintig onderzoeken naar literatuuronderwijs uitgevoerd, dit is 38 procent. Over deze vijfentwintig onderzoeken is gerapporteerd in 36 verschillende publicaties. Per onderzoek kunnen dus meerder publicaties bestaan. In totaal is er in 89 verschillende publicaties gerapporteerd over de 65 onderzoeken naar het schoolvak Nederlands op alle domeinen.
In tabel 1 staat een overzicht van het aantal onderzoeken en publicaties naar literatuuronderwijs ingedeeld in subdomeinen. De tabel laat zien dat binnen het onderzoek naar literatuuronderwijs het meeste onderzoek verricht is naar de beginsituatie van de leerling en naar onderwijsleeractiviteiten, vormen
| |
| |
|
Subdomein |
Aantal Publicaties |
Onderzoek naar doelstellingen Bijvoorbeeld: ‘Wat wil het literatuuronderwijs bereiken?’ |
- |
- |
|
Onderzoek naar de beginsituatie van de leerling Bijvoorbeeld: ‘Wat lezen leerlingen in hun vrije tijd?’ |
13 |
16 |
|
Onderzoek naar onderwijsleermateriaal Bijvoorbeeld: ‘Voldoen de methoden aan de exameneisen?’ |
- |
- |
|
Onderzoek naar onderwijsleeractiviteiten, descriptief onderzoek Bijvoorbeeld: ‘Hoe ziet literatuuronderwijs er in de praktijk uit?’ |
9 |
14 |
|
Onderzoek naar onderwijsleeractiviteiten, construerend onderzoek Bijvoorbeeld: ‘Hoe werkt een nieuwe didactische aanpak?’ |
1 |
2 |
|
Onderzoek naar onderwijsleeractiviteiten, effectonderzoek Bijvoorbeeld: ‘Hoe effectief is een nieuwe didactische aanpak?’ |
- |
- |
|
Instrumentatie- en evaluatie-onderzoek, beoordelingsinstrumenten Bijvoorbeeld: ‘Is de beoordeling van het leesdossier betrouwbaar?’ |
- |
- |
|
Instrumentatie- en evaluatie-onderzoek, onderzoek naar prestaties Bijvoorbeeld: ‘Worden de gewenste doelstellingen gehaald?’ |
2 |
4 |
|
Totaal |
25 |
36 |
|
Tabel 1 - Onderzoek naar literatuuronderwijs: aantal onderzoeken en publicaties per subdomein |
van descriptief onderzoek. We zullen ter illustratie wat uitgebreider op deze twee subdomeinen ingaan en enkele onderzoeken kort bespreken. In ons complete overzicht is uiteraard meer te vinden, ook over de onderzoeken binnen de andere subdomeinen.
| |
Onderzoek naar de beginsituatie van de leerling
De meest gebruikte methoden om de beginsituatie van de leerlingen vast te stellen zijn vragenlijstonderzoek onder leerlingen en verschillende soorten tests bij leerlingen, zoals het (hardop denkend) lezen van een verhaal en het beantwoorden van vragen na afloop.
Welke onderwerpen zijn binnen dit subdomein zoal onderzocht? Ten eerste is er onderzoek uitgevoerd naar het leesgedrag en leeservaringen van leerlingen, door bijvoorbeeld Lilian van der Bolt en Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen. Het blijkt dat lezen met emotionele betrokkenheid en lezen voor stemmingsregulatie veel voorkomende verschijnselen zijn bij jeugdige lezers in het algemeen, en in het bijzonder bij meisjes, basisschoolleerlingen en scholieren met een hoge leesfrequentie. Het stemmingsregulerend lezen loopt terug naarmate de leerlingen verder in het leerjaar komen, maar leesplezier en uithoudingsvermogen blijven wel constant. Ook blijkt dat het merendeel van de vmbo-leerlingen lezen wel een plezierige, maar vermoeiende bezigheid vindt. Ze worden vooral geboeid tijdens het lezen van informatie over nuttige zaken in het hier-en-nu. Vmbo-meisjes lezen ook om al lezend het leven te veraangenamen.
Andere onderwerpen binnen het subdomein ‘onderzoek naar de beginsituatie van de leerling’ zijn leesbevordering door ouders, school en bibliotheek, begrip van fictie door leerlingen, de overgang van jeugdliteratuur naar volwassenenliteratuur en verschillen tussen allochtone en autochtone leerlingen en (multi)cultureel literatuuronderwijs. Naar dat laatste onderwerp is onder andere onderzoek verricht door Marianne Hermans en Cor Geljon en Dick Schram. Uit die onderzoeken bleek onder meer dat allochtone leerlingen minder kunnen profiteren van bepaalde culturele praktijken thuis, zoals het praten over boeken, voorbeeldgedrag van lezende ouders of de aanwezigheid van boeken thuis. De mening van allochtone leerlingen over Nederlandse romans loopt vrijwel parallel aan die van autochtone klasgenoten. Het merendeel van de allochtone leerlingen heeft geen bezwaar tegen klassikale behandeling van een boek uit de eigen literatuur.
| |
Onderzoek naar onderwijsleeractiviteiten
Binnen het subdomein ‘onderzoek naar onderwijsleeractiviteiten, descriptief onderzoek’ zijn negen onderzoeken verricht. De onderzoeksmethode varieert hier: vragenlijsten onder, en interviews met docenten, vragenlijsten onder leerlingen en tests bij leerlingen, bijvoorbeeld het lezen van een fictiefragment en het beantwoorden van vragen. Het gaat in dit subdomein onder andere om onderzoek naar de praktijk
| |
| |
van het leesdossier en de literaire ontwikkeling van leerlingen, canonvorming, de adolescentenroman en docenten en leerlingen over fictie en fictieonderwijs in de basisvorming. Daarover concluderen Erik van Schooten en Ron Oostdam dat het nieuwe fictie-onderwijs in de basisvorming aansluit bij de interesses van zowel docenten als leerlingen. Docenten en leerlingen staan positief tegenover de verbreding van het onderwijs met aandacht voor lectuur en niet-schriftelijke vormen van fictie. Wel is er een duidelijke discrepantie tussen docenten en leerlingen: docenten houden vooral van literaire fictie en leerlingen van populaire fictie.
| |
Aanbevelingen voor de onderwijspraktijk
In onze samenvattingen van de onderzoeken en in de nabeschouwingen hebben we, indien mogelijk, aandacht besteed aan de implicaties van de onderzoeken voor de onderwijspraktijk. Een aantal aanbevelingen van de onderzoekers geven we ook hieronder vast weer.
Lilian van der Bolt is van mening dat het de leerling ten goede komt wanneer binnen het onderwijs zowel de leeshouding van afstand en kritiek als de leeshouding van betrokkenheid en overgave gestimuleerd worden en de leerling vaardigheden wordt bijgebracht om deze twee leeshoudingen zo efficiënt mogelijk af te wisselen.
Marianne Hermans denkt dat literatuuronderwijs dat gebruik maakt van cultureel diverse teksten, allochtone leerlingen verder kan helpen. Ook Nederlandse leerlingen kunnen zich daarmee bewust worden van de persoonlijke betekenis die het lezen van literatuur kan hebben. Behalve voor het trainen van de leesvaardigheid en het brengen van leesplezier, is multiculturele literatuur geschikt voor bredere doelen, zoals het bevorderen van gelijkwaardigheid en cultureel bewustzijn. Hermans geeft enkele punten om rekening mee te houden bij het werken met multiculturele teksten:
- | Voorzie de leerlingen van adequate achtergrondinformatie, die het onderwerp van verschillende invalshoeken belicht. |
- | Maak niet de fout een leerling als vertegenwoordiger van zijn cultuur te zien. Maak wel gebruik van zijn ‘ervaringsdeskundigheid’, maar geef hem niet het idee dat hij de (enige) expert is op het gebied van die bepaalde cultuur.
Nodig een schrijver uit op school en laat de leerlingen een boek van deze schrijver voorbereiden. Stel twee leerlingen aan als inleider en discussieleider. Stel een panel samen van een stuk of zes leerlingen die het boek heel goed gelezen hebben, en laat hen hun favoriete passage voorlezen. Nadat ze hun motivatie voor deze keuze gegeven hebben, kan de
|
| |
| |
| schrijver reageren. Tot slot kunnen vragen gesteld worden, ook vanuit het publiek. |
Cor Geljon en Dick Schram vinden dat intercultureel literatuuronderwijs bestemd is voor allochtone en autochtone leerlingen, het liefst voor hen samen. Via reflectie op teksten uit een andere cultuur dan de hunne komen leerlingen in contact met andere houdingen, waarden en instituties en dat maakt dat ze zich meer bewust worden van hun eigen culturele normen en waarden en vooral van de betrekkelijkheid hiervan. Teksten met eenzelfde thema zijn zeer geschikt om cultureel verschillende referentiekaders, gevoelswaarden en betekenislagen met elkaar te vergelijken. Het gaat dan niet in eerste instantie om het zoeken naar overeenkomsten maar juist om de confrontatie met het vreemde.
| |
Website
We hopen met dit voorproefje een indruk te hebben gegeven van de bruikbaarheid van de website http://taalunieversum.org/onderwijs/onderzoek/ van de Nederlandse Taalunie, die medio september zal verschijnen. Op deze website staat ook het onderzoek van Hoogeveen en Bonset uit 1998. Stichting Lezen brengt binnenkort een papieren publicatie uit van de beschrijving van het onderzoek naar de domeinen literatuuronderwijs en leesonderwijs.
Martine Braaksma werkt als onderzoeker aan het Instituut van de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam en als docent Nederlands in het voortgezet onderwijs.
Eva Breedveld is werkzaam als docent taalbeheersing en taalkunde bij de Educatieve Faculteit Amsterdam.
| |
Gebruikte en aanbevolen literatuur
Cor Geljon en Dick Schram. ‘Het beeld van de ander. De mogelijkheden van interculturele literatuurdidactiek’. In: Dick Schram en Cor Geljon (red.), Grensverleggend literatuuronderwijs. Zutphen: Thieme, 1998, p. 156-189. |
|
Erik van Schooten en Ron Oostdam. ‘Fictieonderwijs en basisvorming: attitudes van docenten en vormgeving van het onderwijs’ In: Spiegel 15 (1997), 1, p. 31-67. |
|
Erik van Schooten en Ron Oostdam. ‘Leerlingen in de basisvorming over fictie en fictieonderwijs’. In: Spiegel 16 (1998) 1, p. 47-82. |
|
Lilian van der Bolt. Ontroerend goed: een onderzoek naar affectieve leeservaringen van leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs. (Proefschrift Universiteit van Amsterdam) Amsterdam, 2000. |
|
Marianne Hermans. ‘Cultuur en lezen. Verschillen tussen allochtone en autochtone scholieren in leesgedrag en literatuuronderwijs’. In: Anne-Mariken Raukema, Dick Schram en Cedric Stalpers (red.), Lezen en leesgedrag van adolescenten en jongvolwassenen. Delft: Eburon, Stichting Lezen reeks 5, 2002, p. 155-173. |
|
Mariëtte Hoogeveen en Helge Bonset. Het schoolvak Nederlands onderzocht. Een inventarisatie van onderzoek naar onderwijs Nederlands als eerste en tweede taal in Nederland en Vlaanderen. Leuven/Apeldoorn: Garant, 1998. |
|
Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen: Waarom is lezen plezierig? Delft: Eburon, Stichting Lezen reeks 2, 2002. |
|
|