| |
| |
| |
Wat de waarheid is, weet niemand
Anne Provoost over jeugdliteratuur
Ter gelegenheid van de verjaardag van Annie M.G. Schmidt worden, sinds zij in 1995 is overleden, elk jaar in mei activiteiten georganiseerd ter ere van deze zeer bekende kinderboekenschrijfster. Sinds enkele jaren wordt ook de Annie M.G. Schmidt-lezing gehouden in het Academiegebouw te Leiden. Op 4 juni 2003 was het de beurt aan Anne Provoost om de lezing uit te spreken. Al vele kinderboekenschrijvers gingen haar voor, onder wie Imme Dros, Joke van Leeuwen en Bart Moeyaert. De rode draad in de lezingen van de afgelopen jaren was de relatie tussen kinder- en volwassenenliteratuur. Met de titel van haar lezing ‘En dan nu het slechte nieuws. Het kind als antagonist’ geeft Provoost aan hoe zij over de (benadering van) jeugdliteratuur denkt.
Margriet van der Wel
Anne Provoost is een Vlaamse auteur die, net als Bart Moeyaert, veel bekendheid heeft verworven in Nederland. Ze heeft in totaal vier jeugdromans geschreven. Haar laatst verschenen boek, De arkvaarders, is bekroond met de Boekenwelp en de Gouden Zoen. Van haar hand verschenen ook Mijn tante is een grindewal, bekroond met de Boekenleeuw, De Roos en het Zwijn, bekroond met de Boekenleeuw en Gouden Zoen, en Vallen, waarvoor Provoost de Zilveren Griffel, Gouden Uil, Boekenleeuw en de Woutertje Pieterseprijs kreeg. Daarnaast schreef Provoost drie boekjes voor beginnende lezers en nog enkele verhalen en toneelstukken. Met haar boeken neemt ze een bijzondere plek in in de Nederlandse jeugdliteratuur. Ze schrijft niet alleen over moeilijke onderwerpen waar ze heel serieus op in gaat, maar ze weet ook haar eigen stempel op de boeken te drukken door een duidelijk standpunt in te nemen. Ze durft het aan om over onderwerpen te schrijven die veel mensen niet geschikt vinden voor de jeugd. Hiermee spreekt ze vooral de wat oudere jeugd aan.
Provoost is fulltime schrijfster, maar neemt nog altijd rustig de tijd voor het schrijven van een nieuw boek. Aan het schrijfproces gaat meestal een grondig onderzoek vooraf: Provoost wil graag weten waarover ze schrijft.
| |
Experiment
Anne Provoost begint haar lezing met het uiteenzetten van een fictief laboratoriumexperiment. Dit experiment wordt gehouden omdat volwassenen willen weten hoe ze kinderen het beste kunnen inwijden in het leven, op welke manier ze kinderen voorbereiden op de wereld van de volwassenen. Het experiment ziet er als volgt uit: in een afgesloten ruimte bevindt zich een groepje kinderen in de leeftijd van zes tot en met zeventien jaar. In de ruimte is van alles aanwezig: speelgoed, boeken, tafels, touw, planken en nog veel meer. Vanachter een raam worden de kinderen bekeken door een groep volwassenen, bestaande uit onder andere kunstenaars, pedagogen en auteurs. De volwassenen kunnen de kinderen wel zien, maar de kinderen kunnen de volwassenen niet zien. In de afgesloten ruimte is het pikdonker. Er is wel verlichting, maar alleen de volwassenen achter het raam zijn in het bezit van de lichtschakelaar. Beetje bij beetje geven zij de kinderen meer licht. De kinderen ontdekken daardoor steeds meer nieuwe
| |
| |
spullen in de ruimte waar ze zich bevinden. De vraag is nu: hoeveel licht moeten de volwassenen geven? Hoe weten ze dat de kinderen voldoende worden bijgelicht?
Al snel ontstaat er onder de volwassenen onenigheid. Ze krijgen ruzie over de hoeveelheid licht die de kinderen moeten krijgen. De ene helft vindt dat teveel licht niet goed is voor de kinderen. Ze zijn tenslotte nog zo jong, zo onschuldig en kwetsbaar, het is maar goed dat ze op die leeftijd niet alles kunnen zien. Voor zoveel informatie zijn ze nog niet klaar volgens deze groep volwassenen. Zij houden de kinderen liever nog wat langer onwetend en onschuldig. De andere helft vindt juist dat te weinig licht niet goed is voor de groep kinderen. De kinderen moeten voldoende kunnen zien, anders leren ze nooit goed verbanden te leggen en inzicht te verwerven. Ze moeten de kans krijgen om zelfstandig keuzes te maken.
Bij de kinderen ontstaan eveneens kleine ruzies. Maar zodra ze het geroezemoes van de volwassenen opmerken, komen ze in opstand. De kinderen sluiten zich van hen af, zodat ze niet meer in de gaten gehouden kunnen worden. Met een aansteker van een van hen maken ze vuur. Ze bepalen nu zelf wat ze wel en niet willen zien.
| |
Kindbeeld
Met het experiment snijdt Provoost de vraag aan in hoeverre er rekening gehouden moet worden met de jeugdige lezers. Volwassenen hebben al snel de neiging om het kindbeeld dat ze gevormd hebben voor waar aan te zien. Auteurs houden bij het schrijven van boeken rekening met hun eigen kindbeeld. De verhalen die ze schrijven, passen ze aan aan het kind: eenvoudig, onschuldig, ongevaarlijk. Maar wie zegt dat dit kindbeeld klopt? Hoe zijn volwassenen daar zo zeker van? Weten ze wel waar een kind behoefte aan heeft? Komt dat werkelijk overeen met wat volwassenen noodzakelijk achten voor kinderen? De ene groep volwassenen zegt dat bescherming goed is voor het kind. De andere groep spoort de kinderen juist aan om niet al te kinderachtig te blijven, maar ze moeten ook niet net zo worden als de volwassenen. Het wordt de kinderen op deze manier wel moeilijk gemaakt, want de volwassenen spreken zichzelf tegen: kinderen mogen niet te kinderachtig zijn, maar tegelijkertijd worden ze tegen alles in bescherming genomen. Wat zijn de grenzen bij het beschermen van een kind? Altijd zijn deze bepaald door de ouderen, en een ding zijn ze daarbij vergeten: de kinderen van tegenwoordig zijn groter dan ooit. Door de moderne opvoedingsprincipes is alles veranderd, kinderen leven niet meer in onderdrukking. Er is een kindgerichte maatschappij ontstaan, een maatschappij waarin het kind alles heeft, alles krijgt, alles zegt. Kinderen kijken niet weg als een volwassene ze aanspreekt, ze kijken terug. De volwassenen moeten weten waar hun blik heen gaat. De kinderen houden hen een spiegel voor
en dwingen hen daar in te kijken.
Het romantische beeld van de auteur die eenheid zoekt tussen het kind als de norm en de volwassene als antagonist, is tegenwoordig verdwenen. Kinderen zijn de antagonist geworden. Ze kijken niet alleen terug, maar ze praten ook terug. Al kijkende en pratende ontdekken ze dat ze al die tijd een selectie van het goede voorgeschoteld hebben gekregen. Altijd hebben ze gedacht dat mislukking een zwakte is en dat alleen het goede wordt beloond. Dit beeld blijkt niet overeen te komen met wat ze nu zelfs zien. En ze ontdekken misschien wel het belangrijkste van alles: ook volwassenen kennen de waarheid niet.
Zonder het kindbeeld van de auteurs zou er geen kinderliteratuur bestaan, zegt Provoost. Iedereen heeft bij het schrijven van een verhaal een idee in zijn of haar hoofd van wat goed zal zijn voor de jonge lezer. Maar het kindbeeld moeten we wel blijven aanpassen aan de tijd waarin we leven. Hoe machteloos is een kind tegenwoordig nog?
Met alles wat er op de televisie en in de bioscoop is te zien, is de jeugd heel wat gewend. Wil een kind nog wel de bescherming die hij nu krijgt?
| |
Nieuwe waarheden
Op het moment dat Provoost begint met het schrijven van een boek, heeft ze een synopsis in haar hoofd. Tijdens het schrijfproces kan er echter nog van alles gebeuren, geen enkele mogelijkheid wordt uitgesloten. Provoost vergelijkt het schrijven een boek met ‘een kampje bouwen’ (‘vadertje en moedertje spelen’ in Nederland). Een schrijver moet je zien als een kind dat door de tuin loopt. Alles is wat het is, maar met wat inspiratie wordt de bloempot de soepketel en het zand wordt de soep. Dingen worden anders bekeken en zo gaat dat ook bij het schrijven van een boek. Het gaat om het creatief oplossen van problemen. Op het moment
| |
| |
dat bij Provoost de drang ontstaat om een verhaal te vertellen, wil ze dit verhaal vorm geven met taal. Deze talige verwoording geeft haar voldoening.
Het gaat volgens Provoost dan ook niet alleen om de inhoud van een verhaal, maar vooral ook om de manier waarop het verhaal wordt verteld. Haar doel is haar lezers in verwarring achter te laten wanneer het boek uit is. Tijdens het lezen moeten ze nieuwe en andere waarheden ontdekken. En net als iedere auteur schrijft ook Provoost verhalen vanuit het kindbeeld dat ze in de loop der tijd heeft gevormd. In Mijn tante is een grindewal zien we een kwetsbaar kind, Tara. Zij komt in de buurt van haar nichtje Anna wonen, die daar helemaal niet blij mee is. Tara is gemeen en gedraagt zich vreemd. Ze draagt een geheim met zich mee, dat naar het einde toe duidelijk wordt voor de lezer. De eerste versie van het boek eindigde op het moment dat Anna ontdekt dat Tara wordt misbruikt door haar vader. Maar jonge lezers kun je niet zo achterlaten, dacht Provoost. Daarom heeft ze later het proces van genezen dat Tara doormaakt aan het boek toegevoegd.
In Vallen komt naar voren hoe beïnvloedbaar jongeren zijn. Het hoofdpersonage Lucas komt in aanraking met de denkbeelden van het rechtsextremisme. Als lezer ontdek je hoe snel en gemakkelijk je kunt worden meegesleurd met de ideeën van iemand anders. De vraag hoe het andere personage Caitlin haar voet heeft verloren, lijkt in dit licht ineens minder belangrijk.
| |
Mooie dingen
Provoost is van mening dat de jeugd niet alleen maar mooie dingen voorgeschoteld moet krijgen. Een kind moet leren inzicht te krijgen, en dat kan het beste bij een boek waarin moeilijke en verdrietige gebeurtenissen voorkomen.
Provoost vindt dat je alles kunt en moet vertellen aan kinderen. Het gaat om de manier waarop je het brengt. Natuurlijk zal niet ieder kind hetzelfde reageren, niet één kind is tenslotte hetzelfde. Daarom schrijft Provoost ook niet voor een bepaalde leeftijdsgroep, ze schrijft voor die groep mensen die geïnteresseerd zijn in haar werk. Of dat nu kinderen, adolescenten of volwassenen zijn. Ze schrijft niet voor jongeren, maar over jongeren. Ze wil dat haar lezers gaan nadenken bij het lezen van haar boeken. Iedereen moet zijn eigen waarheid leren ontdekken in de verhalen, lezers moeten hun eigen weg zien te vinden. Als schrijfster van de boeken heeft zij dat ook moeten doen. Natuurlijk moet je kinderen hoop blijven geven, maar dit geldt vooral voor het echte leven. In de literatuur moet je kinderen ook blootstellen aan de chaos in de wereld. Ze mogen best weten wat er allemaal in de wereld
| |
| |
gebeurt. Volgens Provoost zou je dit eveneens kunnen zien als een soort bescherming. Je bereidt de jonge lezers op deze manier voor op het leven. Het geruststellen van kinderen moet geen gewoonte worden, daar leren ze niks van. Heel belangrijk voor Provoost is dus niet de hoeveelheid licht die een kind nodig heeft, maar de manier waarop het licht wordt ontvangen. Het gaat om de verandering van lichtinval. Wat er in de schemering gebeurt, is net zo belangrijk als wat er in het volle daglicht gebeurt. Daarbij komt nog dat het licht de tijd en de ruimte beïnvloedt. Provoost ziet het liefste zo min mogelijk toverij in jeugdboeken. Schrijvers moeten proberen de neiging te onderdrukken alles met een toverstokje op te willen lossen. Ze neemt de boeken over Harry Potter als voorbeeld. Zodra Harry zich in het nauw gedreven voelt, komen zijn tovertalenten hem zeer goed van pas om de problemen op te lossen. Vaak druist zijn gedrag ook nog eens tegen de regels van Zweinstein, de toverschool, in. Toch is hij de held van het verhaal. Maar: dit is niet de waarheid. In de echte wereld zullen kinderen immers berispt worden in plaats van als held worden ingehaald. Kinderen krijgen door dergelijke verhalen een verkeerd wereldbeeld. Provoost wil graag dat deze betovering doorbroken wordt. Zij confronteert in haar werk het kindbeeld met het mensbeeld. Ze laat de zoektocht zien. Ze laat op haar manier zien hoe de jeugd het beste in de volwassenenwereld ingewijd kan worden. Volgens haar zijn kinderen juist onderbelicht: we geven ze te weinig kans om te kunnen overleven. Door ze altijd maar in bescherming te nemen, leren ze niet voor zichzelf op te komen. We moeten niet uitgaan van ons eigen idee, maar veel meer rekening houden met de kinderen zelf. We zouden eens moeten proberen een relatie met de kinderen aan
te gaan, in plaats van steeds maar te zeggen wat wel en wat niet goed voor ze is.
| |
Waarheid
Terug naar het experiment. Dat is mislukt: op de vraag hoeveel licht kinderen nu eigenlijk moeten krijgen, kunnen de volwassenen geen antwoord vinden. Provoost concludeert dat de volwassenen nog steeds niet weten wat nu eigenlijk het beste is voor de kinderen. Het enige waar zij rekening mee houden, is het kindbeeld dat ze voor zichzelf hebben gevormd. Zo komen ze er nooit achter hoe ze kinderen het beste in kunnen wijden in het leven. Ze dachten dat ze met hun levenservaring wel zouden weten wat wel en wat niet goed zou zijn voor kinderen. Maar dit bleek niet zo te zijn. Wat moet er dan gebeuren?
Provoost geeft aan dat het volgens haar niet gaat om het kindbeeld dat de volwassen voor zichzelf hebben gevormd, maar om de blik van de kinderen. Ze zijn nieuwsgierig en willen van alles weten. Ze ontdekken tegenwoordig op steeds jongere leeftijd nieuwe dingen. Het kind wordt in deze maatschappij sneller volwassen en eerder onafhankelijk. Het wil niet meer de bescherming die wij ze geven. Daarom moeten we ze ook blootstellen aan de gevaren in het leven. De jeugd heeft inmiddels allang ontdekt dat ook de volwassenen niet de antwoorden hebben op alle vragen. Iedereen is op zoek naar een waarheid. Soms lijkt het of iemand de waarheid heeft gevonden, maar spoedig blijkt zij al niet meer te kloppen.
Wat wel de waarheid is, weet niemand. Zolang we maar niet bang zijn om te laten zien dat wij ook niet altijd alles weten.
Margriet van der Wel studeert Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Leiden. Haar specialisatie is jeugdliteratuur.
De tekst van de lezing die Anne Provoost uitsprak, is terug te vinden in Literatuur zonder leeftijd 62 (2003). De lezing is ook gepubliceerd op de website van de schrijfster, www.anneprovoost.com.
| |
Gebruikte en aanbevolen literatuur
Anne Provoost, Mijn tante is een grindewal. Antwerpen: Houtekiet, 1990. |
|
Anne Provoost, Niet uitlachen! Tilburg: Zwijsen, 1991. |
|
Anne Provoost, De wekker en het mes. Tilburg: Zwijsen, 1991. |
|
Anne Provoost, Kauwgom voor de held. Tilburg: Zwijsen, 1993. |
|
Anne Provoost, Vallen. Antwerpen/Baarn: Houtekiet/Fontein, 1994. |
|
Anne Provoost, De Roos en het Zwijn. Amsterdam: Querido, 1997 |
|
Anne Provoost, De arkvaarders. Amsterdam: Querido, 2001. |
|
|