Verdiepingsopdracht literatuur
Lesbrief bij Tsjip/Letteren, oktober 2003
1. Doel: bereiken van grotere literaire competentie
In ons streven naar het vergroten van de literaire competentie van onze leerlingen is, mits doordacht ingezet, de verdiepingsopdracht, de afrondende opdracht bij ieder leesverslag, het meest effectieve middel.
De mens is geneigd tot inertie, de leerling is, ook in ons literatuuronderwijs, vaak geneigd tot een ‘pas op de plaats’: lezen wat hij/zij aankan, registreren wat hem/haar opvalt en ‘dat is het dan’. Het is aan zijn/haar docent om voor ‘beweging’ te zorgen, om mogelijkheden tot groei aan te dragen. Als de docent weloverwogen verdiepingsopdrachten geeft, dwingt hij de leerling als het ware om vérder te kijken, zich echt te verdiepen in aspecten van het werk die hij uit zichzelf wellicht niet had opgemerkt.
Zo kan stap voor stap een breder, diepgaander, completer kijk op literaire teksten ontstaan, een grotere literaire competentie worden bereikt.
Het is verstandig om de verdiepings-opdrachten zó op te geven dat de verschillende facetten van het literaire werk aan bod komen. Bijvoorbeeld:
• Opdrachten op het gebied van de verhaalstructuur:
Beschrijf eens zo concreet mogelijk de functie en het effect van opvallende structuuraspecten als de vertelwijze, of de ruimte, of de verhaalvolgorde, of opvallende motieven.
• Opdrachten die het inlevingsvermogen vergroten:
Schrijf de notities die een belangrijke bijfiguur maakt in zijn dagboek, over enkele cruciale momenten uit het verhaal, of schrijf de briefwisseling tussen de hoofdpersoon en zijn/haar tegenspeler naar aanleiding van het/een verhaalconflict.
• Opdrachten die de auteur betreffen:
Ga via vooraf uit de bibliotheek mee te nemen materiaal na in hoeverre dit boek aansluit bij de thematiek in de rest van het werk van deze auteur.
• Opdrachten kunnen ook als doelstelling hebben om de communicatie tussen lezers te bevorderen, om meningen ‘scherper’ te krijgen:
Haal tevoren in de bibliotheek wat recensies over het door jou gelezen werk en markeer daarin alle uitspraken die je opvallen: geef aan met welke uitspraken je het, waarom, eens bent, en met welke, waarom, niet.
Ook internetverslagen kunnen zo nuttig gemaakt worden:
Download van twee verschillende sites een leesverslag van het door jou gelezen werk, en becommentarieer heel concreet hun inhoud: geef aan waar je het wél en waar je het niet met de leesverslagschrijver eens bent, en waarom.
• Opdrachten kunnen leiden tot aandacht voor de stijl:
Kijk eens kritisch naar de stijl, het taalgebruik van deze auteur: zinslengte, complexiteit van de zinsbouw, woordkeus, beeldspraak: hoe ‘gemakkelijk’ of ‘moeilijk’, hoe ‘beeldend’ is zijn stijl?
• Opdrachten kunnen creatief van aard zijn:
Zoek tevoren een foto in krant of tijdschrift, een afbeelding van een schilderij of tekening, of een gedicht, dat qua thematiek mooi aansluit bij waar het in het door jou gelezen boek eigenlijk om draait. Schrijf vervolgens een A4-tje om dat verband helder toe te lichten.
• Ook het motto kan nuttig zijn als startpunt van een verdiepings-opdracht (zie mijn artikel in Tsjip/Letteren 13.3) Als er geen motto in het boek staat, zou de leerling zelf aan de slag gezet kunnen worden (met behulp van een Citatenboek) om een geschikt motto te zoeken; natuurlijk zal hij/zij zijn/haar keuze concreet dienen toe te lichten.