Redactioneel
Lang spraken we over het veel - en vaak niet terecht - gemaakte onderscheid tussen hoog en laag als we over kunst en cultuur hebben. De panelen zijn de laatste jaren nogal gaan schuiven. Dat merkt u als docent natuurlijk ook, ongeacht uw vakgebied. Daarom besloten wij een aantal artikelen te wijden aan dit onderwerp. Kiene Brillenburg Wurth schreef een inleidend artikel over de hoog-laag-problematiek in de cultuurindustrie. Zij promoveerde vorig jaar op een onderzoek naar het muzikaal sublieme en de overweldigende ervaring. Haar kennis wendt ze aan voor een bijdrage waarin de laatste eeuwen, de laatste decennia, de grote denkers en verschillende disciplines de revue passeren. Heel anders van toon is zijn de bijdragen van Joop Dirksen over motto's en, zoals hij dat noemt, andere ‘insluipers’ in literaire teksten en over Wim Daniëls. In het eerste bepleit hij aandacht voor intertekstualiteit en motto's in het literatuuronderwijs en geeft aan de hand van het debuut van Ronald Giphart - typisch een auteur over wie de discussie tussen hoog en laag met verve wordt gevoerd - heel concrete voorbeelden. Dirksen in gesprek met Daniëls biedt een kijkje in de keuken van een veelzijdige schrijver, die zegt niets aan te kunnen met het onderscheid tussen literatuur en lectuur. Zijn beeld van wat jongeren willen lezen is meer gericht op herkenbaarheid en tempo, dan dat dat iets met ‘hoge literatuur’ te maken heeft. Ineke Jansen-Guldemond schreef over haar onderzoek, dat in de lijn ligt van de onderzoeken die Saskia Tellegen lange tijd uitvoerde naar het leesgedrag van wat nu vmbo-leerlingen heten. Zij legde leerlingen van de tweede klas van het vmbo en de Vlaamse tegenhanger, het technisch secundair onderwijs, fragmenten uit acht heel verschillende jeugdboeken voor. De centrale vraag is of deze leerlingen geboeid kunnen raken door fictionele teksten, wanneer deze teksten voldoen aan een aantal kwaliteiten. Aangenomen dat de mogelijkheid
tot identificatie en de aanwezigheid van (emotionele) spanning aanwezig zijn. Margriet van der Wel bezocht de Annie M.G. Schmidtlezing in Leiden, die dit jaar werd uitgesproken door de Vlaamse kinder- en jeugdboekenschrijfster Anne Provoost. Provoosts gedachten over de rol van jeugdliteratuur op hoog niveau en welke rol een boek kan spelen in de wereld van de jonge lezers, worden na lezing van deze bijdrage duidelijk. Karel Maartense vertelt u over de geheimen van televisieland, en dan met name als het gaat om educatieve televisieprogramma's over literatuur: laag over hoog?
Buiten het thema zijn bijdragen opgenomen van nieuwe en inmiddels wellicht bekende namen. Martine Braaksma voerde, in samenwerking met Eva Breedveld, een opdracht uit waarbij de actualisering van het boek Het schoolvak Nederlands onderzocht uit 1998 centraal staat. Voor de meeste docenten is het bijhouden van vakliteratuur een taak die er door de hoge werkdruk en tijdgebrek vaak bij in schiet. Braaksma en Breedveld doorzochten alle vakbladen die tussen 1997 en 2002 verschenen en screenden alle domeinen. Recent is een publicatie verschenen dat het empirisch onderzoek van de laatste jaren naar lees- en literatuuronderwijs op een rijtje zet en analyseert. De andere domeinen (en deze twee) zijn sinds kort op zeer gebruikersvriendelijke wijze digitaal raadpleegbaar. Cor Geljon duikt in het literatuuronderwijs van de moderne vreemde talen. Hij schetst een weinig rooskleurig beeld waarbij met veel heimwee wordt gekeken naar de tijd van voor de invoering van de tweede fase. Maar er zijn gelukkig ook docenten Frans, Duits en Engels die zich minder laten leiden door de exameneisen en hun hart voor de literatuur volgen. Met de komst van een aantal herziene literatuurmethoden schreef Martijn Nicolaas over een onderzoek naar de verschillende methoden voor de Tweede Fase. Hij gaat in op vragen als in hoeverre de methoden beantwoorden aan de eindtermen, of geïntegreerd literatuuronderwijs wel mogelijk is met de betreffende methode en of het leesdossier in de methode is geïntegreerd. Aan de hand van deze bijdrage kan het voor secties makkelijker worden een juiste keuze uit het forse aanbod te maken. Henk Langenhuijsen verdiepte zich in twee methoden voor CKV. Hij doet eveneens verslag van zijn bevindingen. Joop Dirksen schrijft over feiten en fictie aan de hand van het succesvolle boek Het zwijgen van Maria Zachea van Judith Koelemeijer, een populair en veel verkocht boek. Hiertegenover zet hij de veel minder gekende roman
Het konijnenmaal van Ger Thijs, en hij komt tot een verrassende conclusie.
Tenslotte zijn er de vaste rubrieken, die u inmiddels bekend voorkomen. De kennismakingsrubriek is dit keer gewijd aan de stichting FilmSet, de intermediaire organisatie tussen scholieren en filmmakers, van belang voor docenten CKV. Zoals gebruikelijk een aantal besprekingen van boeken die de redactie de moeite waard vond, de agenda voor de periode oktober 2003 tot maart 2004 en de column van Jacques de Vroomen. Namens de redactie wens ik u allen veel leesplezier.
Anne-Mariken Raukema