Stamperius-bibliotheek
De nieuwe bibliotheek voor de jeugd werd een groot succes. Jarenlang verschenen er vier nieuwe delen bij Van Nooten. Voor scholen werd de mogelijkheid gecreëerd om in te tekenen voor een abonnement; zij kregen dan ieder kwartaal een nieuw deeltje toegestuurd. In 1894 ging de serie over naar een nieuwe uitgever: Veerman.
Veerman breidde het abonnementssysteem verder uit. Naast een abonnement op een jaarserie konden scholen nu ook kiezen voor een doorlopende intekening van maandelijkse deeltjes.
Zij ontvingen dan iedere maand een nieuw of een eerder uitgegeven deeltje. Dit was een groot voordeel voor zowel de scholen als de uitgever: de uitgever was ervan verzekerd dat ook de oudere deeltjes werden afgenomen, en de schoolbibliotheken waren verzekerd van een regelmatige aanwas van nieuwe boeken.
De uitgever had veel contact met scholen. In een prospectus staat dat de redacteur vaak om advies wordt gevraagd bij het vormen van nieuwe schoolbibliotheken en dat enkele malen zijn ‘bemoeiingen het stichten van zo'n nuttige instelling ten gevolge hebben gehad’. Volgens de uitgever zijn de seriedeeltjes in bijna alle schoolbibliotheken aanwezig.
De boeken uit De nieuwe bibliotheek werden echter niet alleen aan scholen verkocht. Ook gewone particuliere klanten werden als een doelgroep gezien. Veerman bracht daarom twee verschillende uitvoeringen van de seriedelen uit: naast een goedkope, gekartonneerde uitgave voor schoolbibliotheken was er ook een duurdere uitvoering in een linnen bandje. Die uitgave was geschikt als cadeau.
Nu de serie zich richtte op een bredere doelgroep, kreeg de reeks meer concurrentie. Als serie voor schoolbibliotheken was De nieuwe bibliotheek in 1887 een uniek verschijnsel. Er bestond één andere serie die speciaal voor scholen bedoeld was: De bibliotheek voor de jeugd van uitgeverij Versluys. Toch was dit geen concurrerende uitgave. De twee series vulden elkaar juist aan: De nieuwe bibliotheek was voor kinderen op de lagere school; de serie van Versluys bevatte daarentegen vrij moeilijke literatuur die op middelbare scholen kon worden gelezen.
Schoolbibliotheekseries waren dus zeldzaam, maar rond de eeuwwisseling kwamen er wel steeds meer gewone jeugdseries op de markt, die ook wat betreft naam niet veel van De nieuwe bibliotheek voor de jeugd verschilden. Vanaf 1898 verscheen bijvoorbeeld De bibliotheek voor jongens en meisjes en in 1900 startte J.M. Bredée uit Rotterdam De nieuwe geïllustreerde bibliotheek voor de jeugd. Veerman moest dus stappen ondernemen om de herkenbaarheid van zijn serie te vergroten. Zijn bibliotheek viel vooral op door de redacteur. Stamperius had inmiddels een grote bekendheid verworven met artikelen die hij in allerlei tijdschriften publiceerde en de boeken die hij schreef. Daarom noemde Veerman zijn serie steeds vaker ‘Stamperiusbibliotheek’. In 1918 kreeg de serie officieel deze naam.