| |
| |
| |
Edelsmid en pianostemmer krijgen concurrentie
Artistieke talenten krijgen kansen in het mbo
Cultuureducatie heeft de laatste jaren een behoorlijke vlucht genomen. In het voortgezet onderwijs heeft het vak CKV inmiddels een vaste waarde. Op allerlei niveaus vinden er fantastische initiatieven plaats en de noodzaak van het vak staat gelukkig amper nog ter discussie. De ontwikkeling van de diverse CKV-loten kostte doorgaans wel veel energie en er was nauwelijks gelegenheid om over de eigen schutting te kijken. Toch liggen ook hier kansen. Dit artikel probeert een licht te laten schijnen op de ontwikkelingen binnen het mbo, met name naar aanleiding van het rapport Een kunstcluster voor het mbo? van Folkert Haanstra, hoogleraar Cultuureducatie en cultuurparticipatie aan de Universiteit van Utrecht. Uitgangspunt is de gedachte dat scholen van elkaar op de hoogte moeten zijn om vervolgens samenwerkingsverbanden te kunnen zoeken.
Henk Langenhuijsen
De meeste middelbare beroepsopleidingen hebben zich gebundeld in 46 Regionale Opleidingen Centra (ROC's), met vestigingen in het hele land. De sector wordt ook wel aangeduid met bve: beroeps- en volwasseneducatie. De ROC's hebben in totaal meer dan 400.000 deelnemers; er zijn ROC's met 1250, maar ook met 25.000 deelnemers. Op de ROC's werd in het verleden niet veel gedaan aan extra culturele activiteiten. Geen geld, geen noodzaak, geen expertise. Een vak als CKV bestaat ook nu nog niet binnen het mbo. Enkele opleidingen, met name in de sector dienstverlening/gezondheidszorg, deden traditioneel iets meer dan gebruikelijk - een modeshow, een muziekavond of stoeptekenen -, maar veel afdelingen kwamen niet verder dan een eenmalige excursie naar een museum. Een uitzondering moet worden gemaakt voor de Grafische Lycea, waar uiteraard altijd al kunstvakonderwijs in de grafische vakken werd aangeboden, en enkele specifieke mbo-kunstvakopleidingen zoals voor edelsmid of pianostemmer. De laatste jaren is er echter ook binnen het mbo veel veranderd.
Het project ‘Cultuur en School’ uit 1996 en de invoering van het vak CKV in het voortgezet onderwijs hebben ook binnen het mbo-onderwijs extra belangstelling voor cultuuronderwijs opgewekt. Daarnaast was er de groeiende notie dat aandacht voor kunst en cultuur een belangrijke economische groeifactor kan zijn. In de eerste plaats neemt cultuur een steeds grotere plaats in bij horeca, recreatie, amusement en de media-industrie. De kunst- en cultuursector raakt steeds meer verweven met de entertainment- en vrijetijdsindustrie, ongeacht wat je daar verder van vindt. Hierdoor krijgt het begrip cultuur een nieuwe, bredere betekenis, meer gericht op beleving, waarbij steeds meer sprake is van kruisbestuiving tussen de verschillende uitingsvormen. De schotten tussen traditionele kunstdisciplines vervagen steeds meer. In de tweede plaats komt de vernieuwde belangstelling voor cultuureducatie door de competentiegerichte aanpak binnen het mbo. Eindtermen worden geformuleerd aan de hand van gewenste algemene vaardigheden; creativiteit en flexibiliteit zijn daarbij belangrijke trefwoorden en die competenties kun je prima ontwikkelen via cultuureducatieve activiteiten. Bovendien wordt steeds meer ingezien dat een leeromgeving waarin cultuureducatie de kans krijgt de sfeer en het sociale klimaat aanzienlijk verbetert. Tot slot geldt de toegenomen belangstelling voor culturele diversiteit: binnen het mbo zijn relatief veel allochtonen aanwezig. Aandacht voor en uitwisseling van de eigen culturele achtergrond is een steeds groter wordende noodzaak om te kunnen functioneren als smeltkroes en om de enorme uitval van leerlingen tegen te gaan.
| |
| |
| |
MBO Kunstonderwijs
Sinds 2001 bestaat er een landelijk platform MBO Kunstonderwijs, dat streeft naar coördinatie van activiteiten en totstandkoming van een kwalificatiestructuur. Ook vinden op diverse ROC's culturele projecten plaats, die door Cultuur en School worden gesubsidieerd. Een zeer belangrijke klimaatsverandering wordt veroorzaakt door tal van gloednieuwe mbo-opleidingen op creatieve grondslag. Het zijn opleidingen die hun bestaansrecht soms nog moeten bewijzen, maar die zich dikwijls kunnen verheugen in een grote belangstelling van vmbo- en zelfs havoleerlingen. Als gevolg van de beperking door de vier sectoren ontstaan nu ook vmbo-opleidingen die zich profileren als een creatieve school en die als een soort voortraject aan de slag gaan. Veelal worden daartoe samenwerkingsverbanden aangegaan met bloedverwanten in het mbo en vindt er afstemming plaats met betrekking tot de doorlopende leerlijn en de didactische aanpak. Een voorbeeld hiervan is het Hooghuis Lyceum in Oss, dat binnenkort start met de vmbo-opleiding Vorm en ambacht, een opleiding die formeel niet bestaat. Naast de verplichte vakken van de sector techniek krijgen leerlingen onder meer tekenen, schilderen en ruimtelijk en grafisch vormgeven. De school heeft afspraken gemaakt met het Koning Willem 1 College in Den Bosch en het St. Lucas in Boxtel, zodat de leerlingen naadloos door kunnen stromen naar vergelijkbare creatieve mbo-opleidingen die zij bieden.
In 1999 verscheen het rapport Meer amusement en cultuur in het bve-segment?, waarin mogelijkheden op het terrein van amusement en cultuur in het beroepsonderwijs werden verkend. De conclusie was dat er legio mogelijkheden zijn, met name op het gebied van ondersteunende en technische functies, terwijl de aansluiting tussen
de sector amusement en cultuur en het beroepsonderwijs niet sterk ontwikkeld was. Ook werd geconstateerd dat veel afgestuurde studenten aan hoger kunstonderwijs uiteindelijk niet als uitvoerend kunstenaar aan de bak kwamen en derhalve genoegen namen met een functie op mbo-niveau. Een onnodige omweg dus. Daarbij komt dat de aansluiting vmbo-mbo op het gebied van kunstonderwijs nog erg gebrekkig is: het nieuwe vak CKV is vooral bedoeld als oriëntatie en daar staat tegenover dat sinds de invoering van het leerwegenstelsel voor leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen er geen mogelijkheid meer is om examen in een kunstvak te doen. Alle reden dus om het vacuüm binnen het mbo op te vullen.
Volgens Haanstra bestaat er grote behoeft aan mbo-ers op het gebied van amusement, culturele vrijetijdsbesteding, edutainment en ondersteunende activiteiten achter de schermen. Het platform MBO Kunstonderwijs is druk bezig met het in kaart brengen van beroepsmogelijkheden en heeft al
| |
| |
meer dan eens als vliegwiel gefunctioneerd voor nieuwe opleidingen. Critici wijzen erop dat de vraag naar mbo-ers in de wereld van kunst en cultuur wel eens gebaseerd zou kunnen zijn op voorbijgaande trends en dat er op den duur te veel overlap ontstaat met hboopleidingen, waardoor bevoegheden diffuus worden. Niet realistische beroepswensen spelen de critici eveneens in de kaart. Veel leerlingen komen op de nieuwe mbo-opleidingen binnen met een droom en hopen ooit een echte musicalster of een tweede Jan des Bouvries te worden. Geleidelijk leren ze die droom in de realiteit te plaatsen. Ook een wildgroei aan opleidingen en een uitholling van bestaande kwalificaties vormen een gevaar voor de onlangs ingeslagen weg.
| |
DAT
De afgelopen jaren zijn enkele opvallende pilots van start gegaan, die zeer succesvol zijn. Een van de afdelingen, waar opleidingen op creatieve grondslag worden aangeboden, is de DAT, de afdeling Design, Art en Technologie van het Koning Willem I College in 's-Hertogenbosch. Dit ROC, dat de afgelopen jaren ook onderdak bood aan het bij cabaretliefhebbers bekende Koningstheater, heeft aan cultuur vanwege de blijvende waarde altijd een bijzondere status toegekend. De afdeling DAT is daarvan een uitvloeisel. Beeldende vorming is de belangrijkste insteek, omdat voor de podiumkunsten elders al veel aandacht bestond, met name in de Randstad. De afdeling kent verschillende poten. De drie belangrijkste zijn: interieurstylist - afdelingschef wonen -, fotonica - variërend van fotograaf tot cameraman en 3D-webdesigner - en meubelontwerper/meubelmaker. Daarnaast biedt de opleiding onderdak aan een vooropleiding voor de beeldende kunstacademie, ABCreatief, en een vooropleiding theater. De belangstelling is groot en studenten komen van heinde en verre. Binnen het onderwijs wordt onder meer gebruik gemaakt van projectonderwijs; de afdeling beschikt over een grote open ruimte waar verscheidene groepen naast elkaar werken.
De creatieve mbo-opleidingen maken gebruik van een duidelijk gat in de markt, al zijn ze voor ROC's nog dikwijls eerder last dan lust: ondanks de hogere kosten worden ze als interessant pr-middel gedoogd. Vanwege het voor leerlingen dikwijls nog onduidelijke profiel is de uitval groter dan bij andere opleidingen. Over de beroepsen doorstudeermogelijkheden is nog te weinig bekend. Veel leerlingen bloeien daarentegen zichtbaar op, omdat ze eindelijk hun ‘creatieve ei’ kwijt kunnen, verlost zijn van het schoolse leren en vooral omdat ze worden aangesproken en beoordeeld op talenten die jarenlang zijn onderbelicht. De sfeer op de opleidingen is doorgaans ontspannen, terwijl er tegelijkertijd hard wordt gewerkt. Leerlingen krijgen een grote mate van zelfstandigheid en leren eigen keuzes te maken. Docenten zoeken veelal nog naar de juiste aanpak, waarbij integratie van vakken, het zoeken van een evenwicht tussen theorie en praktijk, het bepalen van het juiste eindniveau en het vinden van een passende toetsing centraal staan. Juist die pioniersmentaliteit spreekt voor veel docenten, die dikwijls zelf ook parttime werkzaam zijn in diverse creatieve sectoren, tot de verbeelding.
| |
Andere voorbeelden
Een ander opmerkelijk voorbeeld is de MBO Theaterschool Rotterdam, een samenwerking tussen het Albeda College en Jeugdtheater Hofplein. Het is de eerste theateropleiding op mboniveau, waardoor het vele artistieke talent met een vmbo-diploma een volwaardige kans krijgt. Volgens de directeur van het Albeda College is het niet meer dan een rechtvaardiging en emancipatie dat je ook op mbo-niveau kunst moet kunnen studeren. Naast de theateropleiding ontwikkelt het College initiatieven om de opleiding bouw/hout/timmeren te verrijken met decorbouw en de opleiding welzijn met dansprojecten.
In een paar jaar tijd zijn er meer onderwijsinstellingen gekomen die via een eigen aanpak mbo-scholieren in aanraking brengen met cultuur. Zo zijn het Alfa-college in Groningen, het Deltion College in Zwolle en het ROC van Amsterdam recent gestart met de specialisatie Kunst, cultuur en amusement (KCA) in de opleiding Sociaalcultureel werker. Bij deze richting wordt veel aandacht besteed aan drama, muziek en dans. Naast het zelf acteren, musiceren en dansen wordt geleerd hoe je projecten op het gebied van deze kunstvormen kunt opzetten en begeleiden. De student wordt voorbereid op werk bij organisaties die evenementen, festivals en concerten organiseren, maar ook op banen binnen het jongerenwerk, in activiteitencentra en in het recreatiewerk. Ongeveer hetzelfde vindt plaats op het Rijn IJssel College te Arnhem en het ROC van Utrecht. De Utrechtse afdeling Techniek en innovatie heeft in de afgelopen jaren een brug gelegd tussen techniek en creativiteit, resulterend in een drietal opleidingen te weten: Architectuur, Industrieel design en Sound and vision/Mediatechnologie. Alle opleidingen bewegen zich op het snijvlak van techniek en creativiteit. Aan het Techno Lyceum van het Friesland College te Leeuwarden is dit schooljaar de opleiding Pop en media gestart en de CIOS-scholen in Heerenveen en Haarlem hebben opleidingen Dans. In het ROC Midden-Brabant in Tilburg wordt binnen het college Dienstverlenend en gezondheidsonderwijs (DGO) aan alle
| |
| |
eerstejaars studenten het programma Cultuureducatie aangeboden. Het heeft een verplicht karakter en telt 400 studielasturen per schooljaar. De doelen zijn: leerlingen kennis laten nemen van het cultureel erfgoed, ze wegwijs maken in de wereld van kunst en cultuur en ze actief laten deelnemen aan praktische activiteiten op het gebied van de kunsten. In de toekomst wil deze ROC opleidingen gaan aanbieden op het gebied van kunst binnen de modische opleidingen. Dit cluster zal gaan bestaan uit de opleidingen Uiterlijke verzorging, Mode en kleding, Design, Vormgeving en media.
Naast deze structurele vernieuwingen zijn er momenteel tal van cultuureducatieve projecten die beslist de moeite waard zijn om nader te bekijken, ook voor CKV-docenten in het voortgezet onderwijs, al was het maar ter inspiratie. Onlangs heeft het ministerie voor bijna zes ton voor dertien cultuureducatieve projecten in de beroeps- en volwasseneducatie uitgegeven. Veel projecten zijn in meer of mindere mater overdraagbaar. Op de website http://bve.cultuurenschool.net is een aantal van de projecten terug te vinden. De beoordeling van het platform MBO Kunstonderwijs en de daaruit voortgekomen ontwikkelingen is overwegend positief, zo bleek tijdens een onlangs gehouden ‘expertmeeting’. Maar kanttekeningen en zorgen werden ook geuit: denk aan het arbeidsmarktperspectief en laat je niet leiden door populariteit, selecteer aan de poort en wordt geen aftreksel van het hbo, maar maak een eigen herkenbaar mbo-profiel. Op de website www.mbokunstonderwijs.nl is een volledig verslag te lezen.
| |
Clusters
Om te voorkomen dat er een wirwar aan opleidingen ontstaat is het platform inmiddels gestart met het formuleren van afgebakende beroepscompetentieprofielen. Het domein ‘Kunst, cultuur en media’ is onderverdeeld in zeven clusters die zijn gecentreerd rond zeven kunstdisciplines, waarbij opvalt dat vooral muziek en geluid, dans en beweging, theater, audiovisueel en 2D/3D tal van mogelijkheden bieden, terwijl letteren en cultureel erfgoed duidelijk in de minderheid zijn. Vooral de achterstand van letteren is zorgelijk en dat zou kunnen illustreren dat het platform MBO Kunstonderwijs wel degelijk gevoelig is voor trends en niet in staat is zelf afgewogen beleidsvoornemens neer te leggen. Het illustreert vermoedelijk evenzeer dat de ontlezing ook op dit niveau onverminderd doorgaat en dat de belangstelling voor muziek, dans en beeldend alleen nog maar toeneemt. Toch zijn er op letterenterrein wel degelijk mogelijkheden: mbo-studenten kunnen uitstekend opgeleid worden voor een pr-functie of als medewerker bij een vakblad voor bijvoorbeeld interieur en wonen.
| |
Cultuurindustrie
Mbo-studenten die worden opgeleid ten behoeve van de ‘cultuurindustrie’, het moet veel CKV-docenten onaangenaam in de oren klinken. De associatie met Walt Disney en soortgelijke commerciële lopende-band-kunstuitingen en het voornamelijk gericht zijn op vermaak en kortstondige belevingen staat haaks op het idee wat in hun ogen kunst en cultuur hoort te zijn. Cabaret heette jarenlang kleinkunst, kunst met een kleine k, vanwege het (te) hoge amusementsgehalte. Echte kunst moet veel verder gaan dan amuseren. Kunst met de grote k is meer dan een aangenaam briesje, eerder een orkaan. Maar het één sluit het ander niet uit. Hoge en lage kunsten vinden elkaar steeds vaker en je kunt je ogen niet sluiten voor wat er in de maatschappij gebeurt. Mbo-opleidingen bieden een geweldige kans aan een grote groep leerlingen zich te verdiepen en te bekwamen op cultuureducatieve terreinen, zowel op creatief, educatief als organisatorisch gebied. Dat is een geweldige winst, waarmee ook scholen voor vmbo, havo en vwo hun voordeel kunnen doen. Sterker nog: de ontwikkelingen binnen het mbo gaan verder dan wat er doorgaans nu bij CKV gebeurt. Binnen het mbo is ook erg veel ervaring met een leerling- en praktijkgerichte aanpak, ik vermoed meer dan op veel scholen voor voortgezet onderwijs; ook de bereidheid om te vernieuwen is groter en de opvatting over wat kunst is, is breder gemaakt. Het zou mij niet verbazen als de aanduiding ‘Kunst, cultuur en media’ wel eens de vervanger zou kunnen worden van de toch wat beperkte en afgemeten term CKV.
Belangrijk is dat CKV-docenten zich bewust worden van het gegeven dat kunstzinnige en culturele vorming pas echt zin heeft als er een doorlopende leerlijn is, vanaf de basisvorming naar algemeen vormend en wellicht daarna als beroepscompetentie. Samenwerking en uitwisseling levert ongetwijfeld winst op.
Henk Langenhuijsen is docent Nederlands aan de afdeling DAT van het Koning Willem 1 College en schrijft over theater en cultuureducatie.
| |
Gebruikte en aanbevolen literatuur
R. Baarda en P. Smets, Meer amusement en cultuur in het bve-segment? Amsterdam: Max Goote Kenniscentrum voor Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, 1999. |
|
Folkert Haanstra, Een kunstcluster voor het mbo? Amsterdam: Max Goote Kenniscentrum voor Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, 2002. |
|
|