naar profiel (uiteraard alleen van toepassing bij de Tweede Fase) en naar opleiding aan de faculteit der letteren. Hierboven werd al aangegeven dat ongeveer 40% van de studenten de Tweede Fase heeft doorlopen. Bij de profielen is het beeld als volgt: het profiel Cultuur en Maatschappij is het sterkst vertegenwoordigd (31 studenten; 66%). Dat zal niemand verbazen. Daarnaast waren er toch ook nog elf studenten met het profiel Economie en Maatschappij (24%). Het kleinste aantal kwam van het profiel Natuur en Gezondheid: vier studenten (10%). Het profiel Natuur en Techniek was niet vertegenwoordigd. Zestig procent van de eerstejaars heeft geen profiel, want zij deden oude stijl. Bij de opleidingen is alleen melding gemaakt van de vijf opleidingen met de meeste deelnemers aan de enquête: Communicatie- en informatiewetenschappen (25% van de totale populatie die meedeed), Algemene
cultuurwetenschappen (16%), Kunstgeschiedenis (15%), Engels (14%) en Nederlands (10%).
Bij de eerste vraag houden de verschillende scores elkaar in evenwicht. Er zijn ongeveer evenveel studenten die aangeven dat het literatuuronderwijs op hun middelbare school hen extra gemotiveerd heeft voor een letterenstudie als studenten die die stelling verwerpen. Tweede-Faseleerlingen scoren hier wat lager dan studenten oude stijl. Verder valt op dat studenten Nederlands op dit onderdeel het hoogst scoren. Studenten die het profiel Natuur en Gezondheid hadden, scoren hier zeer laag. Gezien het geringe aantal van vier studenten dat deze vraag beantwoordde, mogen hier geen conclusies aan verbonden worden.
Bij de vraag naar het belang van het vak CKV-1 is het nogal logisch dat Tweede-Fasestudenten hoger scoren dan hun collega's oude stijl. Studenten oude stijl kennen het vak niet. Opvallend is hier overigens dat CKV-1 ook bij Tweede-Faseleerlingen niet erg hoog scoort: 2,7 op een schaal van 1 tot 5. Kunstgeschiedenis scoort hier het hoogst - wat gezien de studie niet verwonderlijk is. De scores van de verschillende profielen lopen hier nauwelijks uiteen.
De helft van de letterenstudenten vindt het normaal om minstens twee boeken per maand te lezen. Een kwart weet het niet en het laatste kwart vindt het niet normaal. Daar zitten misschien verwoede lezers tussen die twee boeken per week gewoon vinden, maar ongetwijfeld ook lezers die het op twee per kwartaal houden. Hier scoort de Tweede Fase iets lager dan oude stijl. Bij de studierichtingen steekt Nederlands er met kop er schouders boven uit: bijna een punt hoger dan de andere studierichtingen. Bij de profielen komt hetzelfde beelde naar voren als bij de vraag naar het literatuuronderwijs: Natuur en Gezondheid scoort beduidend lager, ook nu weer met de kanttekening dat er slechts enkele studenten met dit profiel deelnamen aan de enquête.
Het meest uitgesproken is de score bij de vraag naar de rol van de docent in het literatuuronderwijs. Studenten zijn het in grote mate eens met de stelling dat een enthousiaste docent van grote invloed is op het leesgedrag van de leerlingen. De Tweede-Faseleerlingen scoren hier iets hoger dan de oude stijl. Nederlands en Kunstgeschiedenis voeren de lijst aan, maar de rest volgt op geringe afstand. Bij de profielen scoort Economie en Maatschappij het hoogst. De laatste vraag betrof het oordeel dat leerlingen kunnen geven over een literair boek. Hebben leerlingen zelf het gevoel dat ze zijn uitgegroeid tot de literair competente lezers die de Tweede Fase zo graag wilde? Ruim 45% heeft dat gevoel inderdaad, 23% weet dat eindelijk niet en de rest, zo'n 30%