| |
| |
| |
Marokkaanse meisjes en jeugdliteratuur in Nederland
Aan het eind van de vorige eeuw ontstaat er een vorm van migrantenjeugdliteratuur door en voor Marokkaanse migrantenmeisjes: de jeugdromans van Zohra Zarouali en een Marokkaans jeugdtijdschrift Chebba. In deze migrantenjeugdliteratuur staat de identiteitsvraag centraal. De focus op meisjes in de diasporasituatie roept vragen op over de islam en gender. Meisjes verzetten zich niet tegen hun godsdienst of tegen hun ouders. Zij stellen ook het principe van de mannelijke superioriteit niet ter discussie. Dit komt overeen met de resultaten van onderzoek onder Marokkaanse meisjes van een huiswerkbegeleidingsproject in een moskee in een stad in West-Nederland. De meeste meisjes geven aan dat de islam en gender centraal staan in hun identiteitsontwikkeling. Er klinkt geen protest. Wel dagen ze jongens uit voor hun Marokkaanse en moslimidentiteit uit te komen. Ze vragen jongens hun bevoorrechte genderpositie op te geven en hun verantwoordelijkheid te nemen voor hun familie. Ik wil hier laten zien hoe de ontwikkeling van ‘eigen’ Marokkaanse jeugdliteratuur samenhangt met de positie van Marokkanen in de Nederlandse samenleving. Ik ga eerst in op de positie van Marokkanen als etnische groep in Nederland. Daarna geef ik aandacht aan het werk van van Zohra Zarouali en aan het tijdschrift Chebba. Vervolgens geef ik de resultaten van antropologisch onderzoek naar identiteitsformatie van Marokkaanse jongeren en vergelijk ik de besproken Marokkaanse jeugdliteratuur met deze resultaten.
Edien Bartels
| |
Marokkanen in Nederland
Marokkanen in Nederland kunnen worden getypeerd als een etnische groep. Etnische identiteit is geen psychologisch concept dat kenmerken van een persoonlijkheid typeert of iets zegt over een persoon. Het gaat om een sociale identiteit, een culturele constructie waardoor een groep aangeeft hoe ze zichzelf ziet en hoe anderen hen zien op basis van culturele kenmerken. Het gaat om de wisselwerking tussen identificatie en geprojecteerde identiteit. Daardoor is etnische identiteit een dynamisch concept en wordt het geformuleerd in relatie met anderen.
Tegelijkertijd proberen mensen continuïteit te zoeken. In verband met etnische identiteit is dit zoeken vooral gericht op de gemeenschappelijke culturele traditie. Voor migranten is het gevoel voor continuïteit vanuit het verleden problematisch. Maar niet alleen het verleden, ook zoeken naar continuïteit met de toekomst speelt hier. Daarom proberen ouders hun kinderen als Marokkanen te laten opgroeien en dit betekent een vasthouden aan grenzen. Voor Marokkaanse ouders zijn deze grenzen sterk wanneer het gaat om de islam, om de reputatie van hun dochters en om de keuze van de huwelijkspartners.
De islam is sinds eind jaren tachtig voor Marokkaanse migranten belangrijker geworden. Dit wordt in verband gebracht met de gezinshereniging. Daardoor kreeg de eerste generatie weer verantwoordelijkheid waarmee een bezinning gepaard ging op het eigen culturele erfgoed. Marokkanen van de eerste generatie profileren zichzelf vooral met behulp van hun religieuze identiteit. Religie is in het algemeen een superieure ‘ethnic marker’ en voor de islam geldt dat in het bijzonder. Moslims over de hele wereld zijn deel van de ummah, de gemeenschap van gelovigen. Deze metafoor
| |
| |
voor familie biedt een geschiedenis en een plaats in het heden onder de grote wereldreligies, transcendeert lokale, politieke, etnische en sociale verschillen en geeft de groep een bovennatuurlijke legitimering.
Om de islam als ‘ethnic marker’ vast te houden, is het noodzakelijk de volgende generatie tot moslim te maken. Moslimouders hebben ook de verplichting hun kinderen een religieuze opvoeding te geven. Maar een religieuze opvoeding in de diaspora levert problemen op. Deze kan niet op dezelfde manier gegeven worden als in de tijd van de eerste generatie en evenmin op dezelfde manier als in de huidige Marokkaanse samenleving. Daarom komt de vraag op of migrantenouders succesvol zijn in hun religieuze opvoeding en wat de centrale ‘nieuwe’ thema's zijn in deze constructie van islam. Onderzoek door de universiteit van Utrecht onder Turkse en Marokkaanse jongeren in Rotterdam maakt duidelijk dat de tweede generatie zichzelf ziet als moslim. Ouders zijn dus succesvol in het overbrengen van hun religie aan hun kinderen. Het gaat er dan om de centrale thema's in deze constructie van de islam te onderzoeken. Overigens is voor moslims de uitdrukking ‘constructie van islam’ een contradictie. Zij verzetten zich daartegen. Voor hen bestaat er slechts één islam, de islam van de Openbaring, de islam voor altijd en overal. Ieder kind dat uit een moslimvader is geboren is een moslim. Omdat ik mij richt op de vragen rond meisjes en de islam als ‘ethnic marker’, zal ik beginnen met Marokkaanse jeugdliteratuur in Nederland geschreven door Marokkanen, speciaal voor meisjes.
| |
Nederlands-Marokkaanse jeugdliteratuur
Jeugdliteratuur is in Marokko en andere Arabische landen nauwelijks ontwikkeld; een kinderboekencultuur ontbreekt. De verklaringen zijn duidelijk: er is een hoog percentage analfabeten en veel kinderen gaan niet naar school. Middelbaar en universitair onderwijs werd tot voor kort in het Frans gegeven, alfabetisering van schoolkinderen vindt plaats in het klassiek Arabisch. Het Berbers kent bovendien geen geschreven traditie, zeker voor ongeletterde Berberfamilies van het platteland is lezen geen vanzelfsprekendheid. Hun situatie wordt gekenmerkt door een orale literaire traditie. Er worden verhalen, liederen en gedichten verteld, vooral door ouderen en vrouwen. Deze orale literaire traditie verdwijnt steeds meer, vooral door de televisie en radio. De meeste Marokkanen in Nederland zijn Berbers. Het is pas de tweede generatie die door scholing in Nederland de vanzelfsprekendheid van lezen kan oppikken, zoals die leeft binnen de Nederlandse bevolking.
Onderzoek naar Turkse en Marokkaanse jongeren die een havo- of vwo-opleiding hebben genoten, laat zien dat lezen een belangrijke vormende activiteit is geweest. Deze jongeren onderscheiden zich van jongeren op een lager niveau van onderwijs door hun leesgedrag. Het lijkt erop dat lezen een succes voorspellende en ondersteunende activiteit is en al binnen één generatie overgenomen en uitgedragen kan worden. Ook schrijven op het gebied van de Nederlandse literatuur, is binnen één generatie door Marokkanen in Nederland opgenomen. Deze ontwikkeling is sterk ondersteund door de organisatie El Hizjra die jaarlijks een landelijke literaire schrijfwedstrijd voor Nederlands-Arabische jongeren van vijftien jaar en ouder organiseert. Daarmee probeert zij Arabisch Nederlandse literatuur tot ontwikkeling te brengen. De schrijfwedstrijd is bedoeld voor jongeren vanaf vijftien jaar en daarmee eigenlijk geen wedstrijd in jeugdliteratuur te noemen. Wat is dan het kenmerkende van jeugdliteratuur? Naast de bijzondere vorm van taal en de harmonie tussen vorm en inhoud waardoor er sprake is van literatuur, zoekt Judith Eiselin dat in de mogelijkheid tot identificatie. Literatuur voor volwassenen vraagt dit minder. Waar herkennen Marokkaanse jongeren zich dan in en welke problemen worden behandeld? De mogelijkheid tot identificatie wordt in ieder geval aan oudere Marokkaanse meisjes geboden in de boeken van Zarouali en in Chebba magazine.
| |
Zohra Zarouali
Zohra Zarouali, geboren in 1969 in Marokko, kwam in 1976 naar Nederland. Na het behalen van haar mbodiploma sociale dienstverlening werkte ze voor het tijdschrift El Mihzan en in een tehuis voor weggelopen meisjes. Ze publiceerde in 1991 Als je het mij vraagt, een boek met interviews met Marokkaanse kinderen. Haar meest bekende boek, Amel, verscheen in 1989. Amel en Faisal volgde in 1993. Haar derde boek Sanae dateert van 1997. Haar laatste boek, Een doel voor ogen, verscheen in 2000. Deze boeken voorzien duidelijk in een behoefte: in bibliotheken worden ze dagelijks opgevraagd.
Hoe is de taal en stijl in de boeken van Zarouali? De commentaren zijn matig. ‘Zarouali schrijft een beetje houterig,’ schreef Judith Eiselin. Ook noemt zij de ‘tegen de Bouquetreeks aanleunende stijl’. Marjoleine de Vos typeert de boeken als ‘tamelijk onmachtig’.
Zarouali's stijl is door Eiselin wel Omschreven als ‘felrealistisch’. Bij De Vos valt de typering ‘emancipatorisch’. Eiselin vergelijkt de hoofdpersoon Amel met Joop ter Heul. Deze vergelijking slaat eigenlijk alleen op de innerlijke gemoedstoestand van Amel: ze is verliefd op een Nederlandse jongen.
| |
| |
Amel kiest niet tegen de wens van haar ouders, maar voor een Marokkaanse moslimman. Binnen die beperking kiest ze wel zelf een man, en niet voor de partij van haar vader. Wat voor Nederlandse recensenten ‘emancipatie’ heet, betekent eigenlijk dat ze zich beweegt op de grens van de etnische groep. Ze gaat haar eigen gang, maar blijft binnen de grenzen die gesteld worden. Hierin ligt het engagement van de boeken van Zarouali. Ook in interviews komt dit terug: Zarouali geeft aan dat een breuk met ouders niets oplevert. Haar boodschap is dat meisjes een eigen weg moeten zoeken zonder zich af te keren van hun achtergrond. Hun probleem is eerder het ontbreken van een oriëntatie dan van emancipatie. In één generatie is de breuk die migratie oproept niet geheeld. De islam is daarom heel belangrijk als brug en stabiele oriëntatie.
| |
Inhoudelijke ontwikkeling
De inhoudelijke ontwikkeling van de vier boeken toont een verschuiving.
Van een Marokkaans schoolmeisje met Nederlandse vriendinnen in conflict met haar ouders, gaat de lijn naar een zelfstandige Marokkaanse vrouw die hoog opgeleid is en tegen de wens van haar ouders kiest voor een huwelijk dat leidt tot een scheiding en een lange tijd van alleenstaand ouderschap. In het vierde boek kiest de hoofdpersoon, een studente, zelfstandig op kamers wonend, ervoor om de man op wie ze verliefd is toch af te wijzen en zich op haar studie te concentreren. De macht en invloed van de ouders verdwijnen in de boeken. De eigen keuzes en onafhankelijkheid van de hoofdpersoon worden steeds sterker benadrukt. De strijd van de hoofdpersoon is geen feministische strijd tegen de overheersing van mannen, maar eerder een strijd in het zoeken naar zichzelf. Mannen staan niet tegenover vrouwen, maar zijn zwak terwijl juist vrouwen de sterke partij vormen. Mannen zijn zelfs slachtoffer van sterke vrouwen en van zichzelf; ze weten niet te kiezen tussen hun moeder en zussen enerzijds en hun vrouw anderzijds. Soms ook worden mannen voorgesteld als onvolwassen en nog onverantwoordelijk in relaties.
In de boeken leiden allerlei Marokkaanse gewoonten tot conflicten, maar de hoofdpersonen gaan niet geheel hun eigen gang. In het derde boek spelen de ouders nog maar een ondergeschikte rol en gaat het eerder om manvrouwconflicten waarbij vooral mannen nog veel van vrouwen kunnen leren. De lijn in de conflicten verandert ook van conflicten tussen ouders en kinderen in het boek Amel, naar meer persoonlijke conflicten in de keuze voor liefdespartners in Amel en Faisal, naar identiteitsconflicten rond vragen als ‘wat wil je met je leven’, ‘waar hoor je thuis, in Marokko of in Nederland’ in Sanae, tot identiteitsvragen rond de
‘ik’, en over verschil tussen verstand en gevoel, in Een doel voor ogen. Het einde van de boeken is steeds positief. De hoofdpersoon maakt daadwerkelijk keuzes en merkt dat het de juiste keuzes zijn.
Opvallend is dat Zarouali in haar boeken niet kiest voor de Marokkaanse of de Nederlandse samenleving. In de boeken speelt het conflict van de tweede generatie ‘tussen twee culturen’ een rol op de achtergrond, maar het domineert niet. De tweede generatie is niet ontworteld, maar zoekt wel naar een nieuwe vorm, iets Marokkaans en iets Nederlands. Haar boeken bewegen zich op de grenzen tussen beide groepen. In Amel en Amel en Faisal gaat het om conflicten rond de huwelijkspartner. In Sanae gaat de hoofdpersoon een tijd als alleenstaande gescheiden moeder wonen en zelfs alleen door Marokko trekken, terwijl ze haar kind achterlaat. In Een doel voor ogen wijst de hoofdpersoon de Marokkaanse jongen op wie ze verliefd is af, om niet in conflict te komen met haar ouders. In de
| |
| |
boeken is wel kritiek op de Nederlandse vooroordelen ten aanzien van buitenlanders, maar ook Marokkaanse gewoonten zoals de ontmaagding en de maagdendoek oogsten kritiek. In Een doel voor ogen distantieert de hoofdpersoon zich ook van gewoonten die onder Marokkaanse migranten spelen: statusconsumptie, concurrentie en sterke sociale controle. Het totale beeld is dat van sterke meiden/vrouwen die zich voor problemen gesteld zien maar de juiste keuzes maken volgens de islam en voor de eigen afkomst. De ondertoon is die van begrip voor de haast onontkoombare conflicten. Duidelijk is dat in de loop van de boeken de mogelijkheden voor meisjes en vrouwen sterk verruimd worden.
| |
Chebba magazine
Chebba magazine is een gratis tijdschrift voor en door Marokkaanse meisjes dat viermaal per jaar verschijnt als uitgave van Chebba, (jong) onderdeel van het Stedelijk (Amsterdams) Jongerenwerk. Het ziet er aantrekkelijk uit met veel kleuren en foto's. Tot op heden zijn er acht nummers van uitgekomen. Het tijdschrift kent enkele terugkerende onderwerpen zoals interviews met geslaagde Marokkaanse vrouwen: een adjunct-directrice op een basisschool, een trambestuurster, een arts, een schoonheidspecialiste. De geïnterviewde vrouwen lijken als rolmodellen te fungeren. Steeds weer is de boodschap dat meisjes vol moeten houden met hun studie en zoals een van de redactrices in nummer zes stelt: ‘Zo hoog mogelijk opkomen.’
De onderwerpen zijn divers. Er is soms een vragenrubriek, een verhaal over een stad in of reis naar Marokko, een informatieve behandeling van onderwerpen zoals paranormale verschijnselen, partnerkeuze, omgang met ouders, de nieuwe koning van Marokko, kennis over de islam, de relatie ouders en
dochters. Eigen schrijfsels krijgen een plaats. Chebba nummer zes is een ‘extra dikke literatuurspecial’ waarin de winnaars van de El Hizjra literatuurwedstrijd 2000 aan het woord komen, naast twee volwassen Marokkaans-Nederlandse schrijvers. Chebba organiseert excursies, feesten, discussiebijeenkomsten over cultuur, religie en de liefde. Daarvan wordt schriftelijk en met veel foto's verslag gedaan.
Anders dan de boeken van Zohra Zarouali lijkt het magazine Chebba gericht op meiden/vrouwen die hoog opgeleid zijn: mbo, vmbo, havo, vwo. Voor die groep biedt het duidelijk mogelijkheden tot identificatie. De onderwerpen worden niet altijd diepgravend behandeld, maar de keuze van onderwerpen en de richting van uitwerking is doordacht, zoals de ‘extra dikke literatuurspecial’. De vorm en presentatie is verfrissend en de toon plezierig zelfbewust. Steeds weer wordt naar voren geschoven dat meiden moeten kiezen en daarvoor moeten vechten en volhouden. Het magazine sluit goed aan bij het proces van modernisering dat zich in de westerse samenlevingen voltrekt waarbij jongeren zich steeds meer gesteld zien voor het maken van keuzes, maar de keuzes zelf zijn wel opmerkelijk. Er wordt nauwelijks gekozen ‘tegen’ iets, tegenstellingen en vergelijkingen worden niet uitgewerkt.
Niet alles wordt positief voorgesteld: er worden dramatische gebeurtenissen beschreven, bijvoorbeeld de reactie van de familie van ongehuwd zwangere meisjes in een Marokkaans dorp, maar er wordt geen veroordeling gegeven. In de beschrijvingen van die problemen is Chebba geëngageerd, maar afkeuring blijft uit. Wel valt er steeds te leren van die problemen. Het verleden wordt meegenomen om iets nieuws op te bouwen. Er is ook geen verzet tegen ouders maar eerder het omgekeerde: ouders worden erbij gehaald. De inhoud is vooral gericht op het zoeken naar gewenste combinaties zonder mensen voor het hoofd te stoten. Begrippen als ‘girrrrl’ en ‘empowerment’ worden wel een enkele keer gebruikt, maar niet in een strijd tegen onrecht, eerder in een strijd om met anderen de situatie te verbeteren. In die zin is Chebba magazine duidelijk aan het zoeken: wat willen we in deze samenleving en hoe willen we dat? Weinig ligt vast, eigenlijk alleen de Marokkaanse afkomst en de islam. De invulling daarvan is open en daarom ook onderwerp van zoeken. Daarbij krijgen individuen een eigen verantwoordelijkheid. Maar ook al staan individuen en keuzes centraal, Chebba ademt geen individualisme. De onderwerpen zijn serieus en de boodschap ‘je best doen en hoog klimmen’ is nadrukkelijk aanwezig. Genieten gaat bij voorkeur via educatie. Van het zogenaamde hedonistisch individualisme dat in Nederlandse jongerentijdschriften de toon voert, is niets te merken. Er zijn altijd mensen waarmee rekening gehouden moet worden, speciaal de ouders. De keuzes die meisjes maken of worden voorgehouden, worden niet bepaald door de ouders, maar wel gezocht binnen de grenzen die ouders stellen en die vallen binnen het bereiken van een maatschappelijk zo hoog mogelijke plek in de Nederlandse
| |
| |
samenleving. Binnen die grenzen blijkt er voor Marokkaanse meisjes veel mogelijk.
| |
De visie van Marokkaanse meisjes
Samen met studenten heb ik antropologisch onderzoek gedaan onder Marokkaanse jongeren die een huiswerkbegeleidingprogramma volgen in een moskee. Hoe kijken zij aan tegen deze ‘eigen’ jeugdliteratuur?
‘De boeken van Zohra Zarouali zijn heel populair onder de meiden. Ze verslinden ze,’ aldus een medewerkster van de huiswerkbegeleiding. De meisjes zelf zijn enthousiast. Wel hebben ze opmerkingen over de inhoud: de werkelijkheid is anders dan in de boeken gepresenteerd. In Marokkaanse gezinnen loopt het niet zoals beschreven. Toch waarderen ze deze verhalen erg. De verhalen van Zarouali vertellen welke vragen je als Marokkaans meisje in de toekomst tegen kunt komen en voor welke problemen je gesteld kunt worden. Daarom zijn ze van mening dat die boeken eigenlijk over hun toekomst gaan en over de weg die ze moeten kiezen. ‘Dat is net als met islam,’ zegt Fatima, ‘want islam zegt dat je je eigen weg moet kiezen.’
Chebba magazine vinden alle meisjes geweldig. Het geeft goed weer welke problemen ze tegenkomen en met welke dilemma's ze te maken krijgen. Het is als het ware een spiegel. De werkelijkheid is volgens de meisjes zoals in Chebba staat beschreven: de media geven een verkeerd beeld. In Chebba krijgen ook het geloof en de ouders een duidelijke plek - daar zijn ze het mee eens. Soms komen er ook jongens aan het woord met vragen die hen bezighouden. De onderwerpen in Chebba zijn heel divers. Dat wil niet zeggen dat ze het er altijd mee eens zijn. Zo levert een artikel over een Marokkaanse die met een tot de islam bekeerde Surinamer was gehuwd, veel discussie op.
Dat zou geen probleem moeten zijn - de man is immers moslim - maar volgens de meisjes kan het eigenlijk niet.
Uit het commentaar van de meisjes komt duidelijk naar voren wat voor hen de kernpunten zijn in de boeken van Zohra Zarouali en in Chebba magazine, hoe ze zich kunnen identificeren en op welk terrein engagement speelt. Als meisjes zich wel kunnen identificeren met deze ‘eigen’ literatuur maar stellen dat de werkelijkheid toch anders is, dan is de laatste vraag voor dit artikel: hoe gaan Marokkaanse meisjes om met de problemen waar ze zich voor gesteld zien. Kiezen ze om, zoals de hoofdpersonen in de boeken van Zarouali en zoals in Chebba wordt gezocht, binnen de grenzen te blijven of proberen ze die grenzen te verruimen en zelfs te overschrijden?
| |
Identiteitsformatie
Antropologisch onderzoek door de studenten onder de Marokkaanse meisjes die de huiswerkbegeleiding bezoeken, laat zien dat zij verschillend getypeerd kunnen worden. Er zijn ‘educatieve meisjes’ en ‘recreatieve meisjes’. De educatieve meisjes zijn gericht op scholing en blijven in gedrag dicht bij ouders. Recreatieve meisjes gaan veel meer in tegen de wensen van ouders en proberen plezier te maken, ook met jongens. Hun focus is niet gericht op school en huiswerk, maar eerder op een gezellige omgeving.
Educatieve meisjes in de moskee zeggen geïnspireerd te worden door hun geloof. Met deze opmerkingen sluiten meisjes aan bij de gedachte dat het zich ontwikkelen een centrale notie is in de islam. Studeren, lezen wordt heel erg gewaardeerd binnen de islam. Een goed mens wordt beschouwd als iemand met veel aqel, wijsheid, beheersing. Het grootbrengen van kinderen is erop gericht hen veel aqel bij te brengen. De weg naar aqel loopt via qraya, studeren/leren. Aan de islam ontlenen zij legitimering voor hun oriëntatie op school. Zij ervaren hun geloof ook als een ondersteuning hard te leren en goed hun best te doen. Door hun inzet voor school en hun goede prestaties laten deze meisjes hun verantwoordelijkheid zien. Zij genieten het vertrouwen van hun ouders en krijgen veel vrijheid. Gerichtheid op educatie verruimt dus de speelruimte voor meisjes. Recreatieve meisjes weigeren zich aan te passen en zetten zich niet echt in voor hun schoolwerk. Ouders hebben vaak weinig vertrouwen en proberen de bewegingsvrijheid van deze dochters te beperken, hetgeen vaak leidt tot gezinsproblemen.
Een andere onderscheiding is ook mogelijk en wel tussen ‘gelovige meisjes’, ‘eigen-geloof-meisjes’ en ‘afwijzende meisjes’. De gelovige meisjes dragen een hoofddoek en zien hun geloof als richtinggevend. Zij proberen zich te houden aan de regels van de islam. Ze zijn gericht op onderwijs en presteren. Islam biedt hen de mogelijkheid de traditionele vrouwenrol te overstijgen en zich te voegen in de Nederlandse samenleving en daarin zo hoog mogelijk te presteren in onderwijs en beroep. Zij krijgen daarvoor ook ruimte en vrijheid van hun ouders. Duidelijk zal zijn dat de educatieve meisjes en de gelovige meisjes samenvallen. De eigen-geloof-meisjes stellen dat ze alle regels van de islam niet na kunnen leven. Zij geven meer accent aan het gevoelsmatige aspect van hun geloof, geloven met je hart. Zij zijn nog zoekend en flexibel in hun interpretaties van hun geloof. Deze meisjes worden door de ouders wel vertrouwd en hebben ook een redelijke bewegingsvrijheid, maar stellen hun opleiding minder centraal dan de gelovige meisjes. In deze groep verkeren educatieve en recreatieve meisjes.
| |
| |
De afwijzende meisjes kennen veel problemen met hun ouders. Naar de maatstaven van hun ouders zijn ze te vrij, getypeerd als ‘te Nederlands’. Deze groep bestaat uit recreatieve meisjes die proberen uit te gaan en contacten met jongens te leggen. Daardoor hebben zij een slechte reputatie. Vanuit de Marokkaanse gemeenschap zijn het deze afwijzende meisjes die het meeste risico lopen de groepsgrenzen te overschrijden en dat soms ook daadwerkelijk doen.
| |
Conclusie
In het begin van dit artikel heb ik gesteld dat Marokkanen als etnische groep sociale grenzen trekken. Om de groep in stand te houden moet de tweede generatie ook binnen die grenzen blijven. Maar die tweede generatie groeit op in de Nederlandse samenleving en heeft ook hier haar oorsprong. Zij zien een toekomst in Nederland. Willen ze zich in de Nederlandse samenleving kunnen handhaven dan zullen ze regelmatig situaties tegenkomen waarin ze tegen die grenzen aanlopen. Die grenzen liggen echter niet vast. Het zijn vooral meisjes en de islam, waaromheen grenzen worden geformeerd. Maar de resultaten van antropologisch onderzoek naar identiteitsformatie onder Marokkaanse meisjes laat herdefiniëring zien. Veel Marokkaanse migranten profileren zich op basis van de islam. Ten behoeve van hun kinderen zetten ouders nu als centraal thema binnen de islam de focus op studie en leren.
Hoe is deze positie van Marokkanen als een etnische migranten groep nu verbonden aan de ontwikkeling van ‘eigen’ Marokkaanse jeugdliteratuur? Op de eerste plaats is het opmerkelijk dat binnen één generatie Marokkanen een omslag hebben gemaakt met betrekking tot lezen en schrijven van literatuur. Van een groep met hoog analfabetisme zijn ze veranderd in een geletterde groep die heel actief is in de productie van Nederlandse literatuur, niet alleen voor jongeren maar ook ten behoeve van volwassenen. Dit kan getypeerd worden als een stille revolutie. Op de tweede plaats is de creatie van ‘eigen’ Marokkaanse jeugdliteratuur van belang. De boeken van Zohra Zaourali bewegen zich rond de grenzen zonder die te overschrijden. Die grenzen worden wel verruimd. Hoewel de beschrijving van de situaties volgens Marokkaanse meisjes niet echt Marokkaans is, kunnen ze zich wel identificeren. De verruiming van de grenzen wordt gezocht in het maatschappelijk functioneren. Chebba magazine is minder concreet, maar ook daarin wordt beoogd de grenzen te verruimen en de ouders en de islam daarin te betrekken. Tenslotte is hier de ontwikkeling van ‘eigen’ jeugdliteratuur in relatie tot de sociale werkelijkheid van belang. Die sociale werkelijkheid is complexer dan in de ‘eigen’ jeugdliteratuur naar voren komt. Toch komt ook uit antropologisch onderzoek naar voren dat Marokkaanse meisjes in hun identiteitsontwikkeling patronen creëren die in ieder geval in de eigen jeugdliteratuur te herkennen zijn. Maar anders dan in de eigen literatuur loopt het in de werkelijkheid niet altijd positief af en kiezen de meisjes er soms voor zich buiten de groep te stellen.
Edien Bartels is cultureel antropologe aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Haar dissertatie Eén dochter is beter dan duizend zonen. Arabische vrouwen symbolen en machtsverhoudingen tussen de seksen uit 1993 is gebaseerd op antropologisch veldwerk in Marokko, Tunesië en onder Marokkaanse migrantenvrouwen in Nederland. Momenteel doet zij met studenten onderzoek in een Marokkaanse moskee en onder Marokkaanse jongeren.
| |
Gebruikte literatuur
Judith Eiselin, ‘Echtscheiding ligt er een beetje uit’. In: NRC Handelsblad, 29 september 1995. |
|
Judith Eiselin, ‘Ontluikende geletterdheid. De boekvoorkeur van allochtone kinderen’. In: NRC Handelsblad, 27 september 1996. |
|
Judith Eiselin, ‘Toch herkenning’. In: NRC Handelsblad, 8 september 2000. |
|
Addy van Overbeeke, ‘Maagd zijn tot je trouwt is mooi’. In: NRC Handelsblad, 10 november 1994. |
|
Marjoleine de Vos, ‘Volwassenen in kinderkleren’. In: NRC Handelsblad, 24 maart 1995. |
|
|