| |
| |
| |
Literatuur van kinderen tot bejaarden
De canon in de jeugdliteratuur
Helma van Lierop is hoogleraar kinder- en jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg en bijzonder hoogleraar op datzelfde vakgebied aan de Universiteit Leiden. Harry Bekkering werkt aan de Katholieke Universiteit Nijmegen als universitair hoofddocent moderne letterkunde met als specialisatie jeugdliteratuur. Na afloop van het jaarlijkse symposium over jeugdliteratuur in Tilburg op 15 januari 2003 spraken zij met elkaar over de canon in de jeugdliteratuur.
Mireille Oostindië
| |
Het begrip ‘canon’
Het begrip ‘canon’ blijft moeilijk te vatten. Van Lierop legt nog eens uit: ‘De canon zit ergens tussen wat klassiek is, dus een soort van eeuwigheidswaarde heeft, en literatuur, wat kwaliteit heeft, maar wat veel breder is. Canon betekent “richtsnoer”, “leidraad”.’
Bekkering vult aan: ‘Ja, letterlijk. Maar je kunt natuurlijk ook zeggen dat de canon eerder historisch bepaald is, tegenover de klassieken met hun eeuwigheidswaarde. Je zou kunnen zeggen dat elke eeuw of periode zijn eigen canon heeft. Bij de klassieken gaat het er meer om dat ze de tijdsgrenzen overschrijden.’
Van Lierop: ‘Je kunt zelfs nog verder gaan en zeggen dat elke groep binnen een bepaald literair systeem ook nog zijn eigen canon heeft. Je hebt dus de canon van de jeugdliteratuur, maar zelfs daarbinnen heb je dan bijvoorbeeld de canon van het onderwijs, de canon van de kinderen en de canon van de critici.’
| |
Canon van het onderwijs
Maar hoe ontstaat dan de canon van het onderwijs? Volgens Bekkering wordt deze in eerste instantie bepaald door de methodeschrijvers. ‘Maar je kunt je meteen afvragen hoe de methodeschrijvers aan hun canon komen. Ik denk dat die schrijvers zich heel dikwijls laten leiden door de critici, door wat in een bepaalde periode als goede jeugdliteratuur gezien wordt.’
Van Lierop denkt dat dit sterker geldt voor volwassenenliteratuur: ‘Ik denk dat bij jeugdliteratuur de methodemakers, en dat zijn meestal didactici, een grotere invloed hebben dan bijvoorbeeld de critici. Ze volgen natuurlijk de critici, die lezen ze, maar vervolgens kijken ze vanuit hun eigen achtergrond wat er nu bruikbaar is voor het onderwijs.’
De lijn van de basisschool naar de basisvorming is volgens Van Lierop nog vrij ononderbroken. De bekende breuk zit tussen basisvorming en Tweede Fase. Bekkering en Van Lierop zijn het erover eens dat daar wat aan moet gebeuren. Bekkering: ‘Een aantal grensboeken, boeken die wij als literatuur beschouwen en die voor zowel jongeren als voor wat ouderen de moeite waard zijn, moet eigenlijk gecanoniseerd worden, zodat ze tenminste op de boekenlijsten kunnen verschijnen.’
| |
Grensverkeer
Van Lierop vat nog even kort de grensverkeerdiscussie samen: ‘Er verschijnen sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw steeds meer jeugdboeken - en de adolescentenromans vormen een belangrijk genre binnen die groep - die gebruikmaken van literaire middelen, die tot dan toe alleen in volwassenenliteratuur voorkwamen, met andere woorden: de literaire emancipatie van de jeugdliteratuur. En naar aanleiding van die boeken, is er, eigenlijk min of meer gelijktijdig, een discussie ontstaan over de vraag of er nog wel een grens te trekken is tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur.’
Van Lierop en Bekkering denken dat in een aantal gevallen die grens niet meer te trekken valt. Zeker onder de adolescentenromans zitten boeken die zeer de moeite waard zijn om in de Tweede Fase besproken te worden, hetzij bij Geïntegreerd Literatuuronderwijs (GLO), hetzij bij Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV). Van Lierop: ‘De onbekendheid van docenten met die boeken verhindert dat een beetje. De vooroordelen die er nog steeds bestaan over jeugdliteratuur maken dit soms onmogelijk. Daardoor valt een behoorlijk aantal boeken tussen de wal en het schip. Te complex voor leerlingen uit de basisvorming, maar ze krijgen ook geen toegang tot de Tweede Fase.’
Is er dan iets veranderd nu de discus- | |
| |
sie zo levendig gevoerd werd en wordt? Bekkering geeft een kort historisch exposé: ‘Vroeger was het zo dat de didactici deel uitmaakten van de letterenfaculteit zelf. En nu is het al jaren zo dat een aparte club de lerarenopleiding voor zijn rekening neemt. En die club heeft vaak andere ideeën over het een en ander, en misschien ook minder kennis om hier uitspraken over te doen. En ik zou dus graag meer samenwerking zien tussen laten we zeggen de vakmensen, de disciplinegeoriënteerde mensen en de vakdidactici. Dat is in Nijmegen niet het geval en ik denk dat dat bij alle letterenfaculteiten speelt. En dat heeft zijn nadelen voor de jeugdliteratuur.’
| |
Smaak
Zijn er verschillen aan te geven als het gaat om smaak en canonisering van volwassenenliteratuur en jeugdliteratuur? Volgens Bekkering is dat evident: ‘Je hoeft alleen maar naar kinderjury's te kijken om vast te stellen dat daar de keuzes anders zijn dan bij volwassen jury's.’
Van Lierop denkt dat de verschillen tussen de diverse canons dan ook groter zijn dan in volwassenenliteratuur. Bekkering is het daar niet helemaal mee eens: ‘Karin Laarakker heeft immers onderzocht wat de verschillen in smaak zijn tussen volwassenen en jongeren als het gaat om volwassenenliteratuur. Daar kwam ook uit dat dat grote verschillen zijn, je hebt dus mutatis mutandis hetzelfde in de volwassenenliteratuur. Ronald Giphart bij de jongelui, W.F. Hermans bij de volwassenen.’ Van Lierop: ‘Jawel, maar dan heb je het over enerzijds de leerlingen, anderzijds de volwassenen. Maar bij jeugdliteratuur heb je ook nog de critici. Er is meer variatie.’
Bekkering: ‘Dat komt dan dus doordat bij jeugdliteratuur de bemiddelaars van verschillende soorten zijn.’
| |
Uitgevers
Ook uitgevers zijn bemiddelaars. Zij zetten vaak leeftijdsaanduidingen op een boek. In hoeverre hebben de adolescentenromans hier last van? Van Lierop: ‘Ik denk dat de spraakmakende uitgevers de laatste tijd steeds vaker van de leeftijdsaanduiding afstappen.’ Bekkering: ‘En dat is goed, omdat een leeftijdsaanduiding om het zo maar te zeggen discriminerend werkt. En dat willen we niet! Het heeft natuurlijk ook de maken met de jeugdliteratuur zelf, die ook steeds minder discriminerend kan zijn, omdat het voor de een en voor de ander de moeite waard is.’ Van Lierop: ‘Ja, literatuur zonder leeftijd.’
Toch kan een leeftijdsaanduiding voor docenten wel handig werken, ze hebben een snel overzicht. Er verschijnt immers zo veel aan nieuwe jeugdliteratuur. Maar Bekkering zegt onverbiddelijk: ‘De docent moet zijn vak maar bijhouden!’
Van Lierop gaat verder: ‘Uiteraard heeft hij het druk, maar ik vind wel dat hij zelf ook die boeken moet lezen. Hij getroost zich wel de moeite om de volwassenenliteratuur bij de te houden, maar heeft plotsklaps geen tijd meer voor de jeugdliteratuur. Ja, dat gaat er bij mij niet in.’
Bekkering voert nog een verzachtende omstandigheid aan voor de docenten: ‘Hij heeft het ook niet geleerd. In de lerarenopleiding wordt nog niet aan die kennisvoorziening bijgedragen.’
| |
De docent
De rol van de docent is interessant. Met het grote gat tussen basisvorming en Tweede Fase is dat een ingewikkelde. Gelukkig is dat gat de laatste tijd wel steeds kleiner geworden, maar we zijn er nog niet. Wat kan een goede docent nu doen om die kloof zo klein mogelijk te maken? Bekkering: ‘Hij moet er oog voor hebben dat de strakke grenzen tussen jeugd- en volwassenenliteratuur een vloeiende lijn wordt.’
Van Lierop: ‘Het vergelijken van jeugden volwassenenliteratuur kan nog steeds een middel zijn om te laten zien dat het meer in elkaars verlengde ligt dan dat er sprake is van een breuk. Daar moet je de docent steeds van doordringen.’
Bekkering: ‘Daar moet de docent zich ook van willen laten doordringen. Dat is een belangrijk punt.’
Het vergelijken van twee boeken kan ook een mooie opdracht zijn voor leerlingen. Van Lierop: ‘Er zijn verschillende thema's die in jeugdliteratuur en in volwassenenliteratuur voorkomen.
Kies eens twee boeken die qua thema vergelijkbaar zijn, een dat is uitgegeven als jeugdliteratuur, een ander dat is uitgegeven als volwassenenboek, en ga op zoek naar de verschillen. Je moet de leerlingen natuurlijk wel helpen met het gereedschap, hoe pak je dat nou aan?’
Bekkering: ‘Je kunt dus bij wijze van spreken doen alsof het gaat om een contrastieve analyse, en uit het contrast blijkt dan dat er helemaal geen contrast is.’
Bij een aantal boeken zal er wel een contrast te vinden zijn, maar dat is volgens Van Lierop en Bekkering dan alleen maar interessant.
De docent moet altijd, ongeacht het onderwijstype waar hij les geeft, ‘rekening houden met’: hij moet de beginsituatie peilen en pas dan kan hij verder. Van Lierop: ‘Als je je daar niet in verdiept, dan kun je niks.’
Bekkering: ‘Je moet weten wat ze weten, wat ze zelf gelezen hebben, en je moet zelf lezen. Maar de docent moet natuurlijk wel weten wat er aan aanbod is.’
Van Lierop: ‘Dat moet hij inderdaad zelf doen, maar er zijn ook een heleboel hulpmiddelen om daar snel een beetje zicht op te krijgen.’
| |
| |
| |
Tweede Fase
Het is moeilijk aan te geven of de bemoeienissen van de Tweede Fase al zichtbaar zijn als je de hedendaagse eerstejaarsstudent vergelijkt met die van een aantal jaren geleden. Van Lierop heeft wel de indruk dat de interesse en de bereidheid om dingen te lezen groter is geworden, maar of dat nu iets is van de Tweede Fase? Bekkering wil zich ook in alle behoedzaamheid en voorzichtigheid uitdrukken over dit onderwerp: ‘Ik heb wel het idee dat de belangstelling van de studenten de laatste twee jaar weer groter wordt voor jeugdliteratuur. Het heeft misschien te maken met het feit dat men dat hele plezierige en gemakkelijke lectuur vindt om zich gedurende hun studie Nederlands mee bezig te houden. En ik weet niet precies of je dat nu positief of negatief moet waarderen. Het heeft natuurlijk ook te maken met die hypes, zoals van Harry Potter. Er spelen ook allerlei andere maatschappelijke factoren een rol. Kortom: pas over een aantal jaren kun je er in algemene zin iets over zeggen.’
| |
Tijd
Bekkering wil verder nog het volgende zeggen: ‘In het gehele onderwijs, zowel in de basisvorming en in de Tweede Fase als op de basisschool, moet de docent niet alleen inspelen op wat kinderen weten, maar er naar streven nieuwe dingen, boeken waar ze in een thuissituatie niet mee geconfronteerd worden, op school aan te bieden en te bespreken. Dat is ook een vorm van canonisering natuurlijk. Maar het verleggen van je grenzen, daar gaat het om.’
En welke boeken moeten dan zeker in de canon? Voor Bekkering is dat Winterijs van Peter van Gestel, ‘omdat het zo mooi voor iedereen is, van kinderen tot bejaarden.’
Van Lierop noemt Alan en Naomi van Myron Levoy. Bekkering reageert: ‘O, dat is wel van een tijdje geleden, hè?’ Van Lierop: ‘Ja, dat weet ik, maar de canon moet toch ook even de tijd krijgen, of niet?’
Mireille Oostindië is docent Nederlands op het Christelijk Gymnasium Sorghvliet in Den Haag. Ze is (eind)redacteur van Tsjip/Letteren. In dit blad publiceerde zij onder meer over poëzie in de onderbouw en schreef zij recensies over jeugdliteratuur.
| |
| |
| |
Waar kan de docent dan zijn informatie vinden over jeugdliteratuur? Hieronder een lijstje met wat willekeurige bronnen waar u uw zoektocht kunt beginnen.
Boeken
Bazar. Lezen met plezier in het vmbo. Rotterdam: Partners, 2001. (In opdracht van Stichting Lezen.) |
|
Kees Broekhof, Aartje van Dijk en Ed Olijkan, Werken met Bazar. Ervaringen van scholen en bibliotheken. Utrecht: Sardes, 2002. |
|
Jan Van Coillie: Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Antwerpen/Den Haag: Davidsfonds/Infodok en Biblion, 1999. |
|
Rita Ghesquiere: Het verschijnsel jeugdliteratuur. Leuven/Amersfoort: Acco, 1997. |
|
Ruud Kraaijeveld, Net echt en toch verzonnen. Jeugdliteratuur en fictie voor de basisvorming. Zutphen: ThiemeMeulenhoff, 1995. |
|
Ruud Kraaijeveld, Literatuur lezen in de Tweede Fase. Zutphen: ThiemeMeulenhoff, 1996. |
|
Wilma van der Pennen (red.) Gids Boek en jeugd 12+. Den Haag: Biblion, 2002. (Alsmede overzicht op cd-rom van boeken, audiovisuele media, bekroningen en adressen.) |
|
Marita De Sterck, Schrijver gevonden, encyclopedie van de jeugdliteratuur. Tielt/Den Haag: Lannoo/Biblion, 1999. |
| |
Tijdschriften
Jeugdliteratuur in de basisvorming. NBD/Biblion, www.nbdbiblion.nl. |
|
Literatuur zonder leeftijd. NBD/Biblion, www.nbdbiblion.nl. |
|
Leesgoed. NBD/Biblion, www.nbdbiblion.nl: over kinder- en jeugdboeken en leesonderwijs en de leesontwikkeling van kinderen en jongeren. |
|
Leesidee. Vlabin-VBC, www.vlabinvbc.be: een recensietijdschrift voor actuele kinder- en jeugdliteratuur. |
|
Levende Talen Magazine en Tijdschrift. Beide tijdschriften zijn van de Vereniging van Leraren in Levende Talen, www.levendetalen.nl. |
|
Moer. Het tijdschrift van de Vereniging voor het Onderwijs in het Nederlands, VON, T (010) 467 32 86. |
|
Tsjip/Letteren. Tijdschrift voor literaire, culturele en kunstzinnige vorming. ThiemeMeulenhoff, www.thiememeulenhoff.nl. |
| |
Cd-roms
jeugd Lite Rom, artikelen over jeugdliteratuur vanaf 1900. Den Haag: Biblion, 2002. |
|
Ruud Kraaijeveld, Toetsen jeugdliteratuur. Zutphen: ThiemeMeulenhoff, 1997. |
| |
Websites
www.bib.vlaanderen.be |
www.boeklog.nl |
www.goudenmuis.nl |
www.jeugdliteratuur.be |
www.jongejury.nl |
www.leesplein.nl |
www.let.uu.nl/hist/scholen-net/kcv/jeugdliteratuur.html |
www.lezen.nl |
www.querido.nl/lesbrief |
www.schrijversnet.nl |
www.villakakelbont.be |
|
|