| |
| |
| |
De adolescentenroman in de Tweede Fase
Leerlingen in de Tweede Fase lezen voor hun literatuurlijst zelden jongeren- of adolescentenromans. Willen ze dit zelf niet? Of mogen ze die romans niet kiezen van hun docenten? Waarom dan niet? Welke invloed heeft de invoering van de Tweede Fase op de boekkeuze voor de lijst? Speelt internet bij dit alles een rol? Wat zijn de voordelen van adolescentenromans in de bovenbouw? Welke van die romans zijn literair van goede kwaliteit en doen niet onder voor volwassenenliteratuur? Een verkenning in een gebied vol voetangels en klemmen.
Ruud Kraaijeveld
| |
Onbekend maakt onbemind?
In maart 2002 gaf ik in Groningen bij het Universitair Centrum Leraren Opleidingen op de Dag van Taal en Cultuur een workshop over adolescentenliteratuur. Toen ik bij de introductie aan de deelnemers vroeg of ze me konden vertellen wat met ‘adolescentenliteratuur’ wordt bedoeld en er voorbeelden van konden noemen, kwamen er opvallend weinig adequate reacties. Sommige docenten bekenden dat ze geen idee hadden van het soort literatuur bij deze omschrijving hoort. Een aantal deelnemers noemde een breed scala aan titels en jeugdboekenauteurs, variërend van Carry Slee tot Anne Provoost. Omdat ik op grond van eerdere ervaringen wel zoiets had verwacht, ontsloot het stapeltje adolescentenboeken dat ik vervolgens uit m'n tas haalde voor velen een vrijwel onbekend gebied. Over een deel van die boeken heb ik vervolgens verteld: inhoud, globale structuur, literaire kwaliteiten en bruikbaarheid in de klas. Men maakte volop aantekeningen over de boeken en de lijst met adolescentenliteratuur die ik na afloop uitdeelde, vond niet alleen gretig aftrek in de groep, maar na een tijdje meldden zich ook deelnemers van andere werkgroepen met de vraag of zij zo'n lijst konden krijgen. Kortom: adolescenten- of young adult-literatuur is zo goed als onbekend bij veel professionele lesgevers. Deze ervaring komt ook overeen met wat Helma van Lierop en Sandra van Bruinisse beschrijven in hun artikel ‘Jeugdromans mag je niet lezen’ in Tsjip/Letteren 12-3.
| |
Hoe kiezen leerlingen?
Als docenten weinig of geen adolescentenromans kennen, ligt het voor de hand dat die boeken niet op de lijsten van leerlingen verschijnen. Leerlingen baseren hun keuze immers vaak op wat docenten over boeken vertellen. Ook bevatten de meeste literatuurleergangen nog geen adolescentenliteratuur, dus via die weg komen ze er ook niet mee in contact. De invloed van leergangen is heel groot, dus een eerste stap is adolescentenliteratuur in die boeken te krijgen. Soms werkt een uitgeversproduct echter zelfs nadrukkelijk tegen: in de nieuwe Jonge Lijsters (editie 2002), die bestemd zijn voor de onderbouw, zitten maar liefst twee adolescentenboeken (De dagen van de bluegrassliefde van Edward van de Vendel en Anansi's web van Lydia Rood) naast duidelijke onderbouwboeken als Vrijgevochten van Thea Beckman en Pijnstillers van Carry Slee. Zo'n keuze bevestigt de bestaande vooroordelen over adolescentenromans (‘het zijn jeugdboeken voor onderbouwers’) en verhindert een doorbraak naar de bovenbouw. Verder hebben de leerlingen de neiging enigszins conservatief te kiezen: boeken die van oudsher op lijsten staan en waarover ze gehoord hebben van vrienden, vriendinnen, klasgenoten, ouders en bekenden. Aangezien adolescentenliteratuur een betrekkelijk nieuw verschijnsel is, komen ze er via die weg ook niet mee in contact. Veel docenten - maar niet alle - moedigen dat conservatieve keuzegedrag aan. Nieuwe boeken juichen ze niet toe omdat ze die niet of onvoldoende kennen. Als recente literaire boeken soms al problemen opleveren, dan is te voorspellen dat de adolescentenroman het helemaal moeilijk heeft. Ook op internet vinden leerlingen nog geen samenvattingen van of achtergrondinformatie over adolescentenliteratuur. Dat is tegenwoordig een belangrijk bezwaar. Niets over een boek
| |
| |
op het web te vinden? Dan nemen ze het niet voor hun lijst. En als ze al naar de website van een auteur gaan die (ook) adolescentenboeken heeft geschreven, komen ze nogal eens op een site met een ‘kinderboekenomgeving’ terecht.
| |
Tweedeling
Het is voor docenten gebruikelijk de lectuur van leerlingen op een eenvoudige manier in te delen. In de onderbouw lezen de scholieren jeugdboeken en in de Tweede Fase literatuur. Dat is een helder en overzichtelijk standpunt. Maar de adolescentenroman onttrekt zich aan die tweedeling. Deze roman sluit, beter dan de volwassenenliteratuur, aan bij de belevings- en ervaringwereld van bovenbouwers én bezit ruimschoots voldoende literaire kwaliteiten voor plaatsing op de leeslijst in de Tweede Fase - tenminste, als de juiste keuzes worden gemaakt. Het gaat erom dat docenten de status en de waardevolle rol van dat type roman ontdekken, erkennen en accepteren voor het literatuuronderwijs.
Nu voldoet niet elke jeugdroman voor zestienjarigen aan de vereiste literaire kwaliteit en dat maakt het voor docenten lastig. Wat kun je nu wel en wat niet toestaan? Die twijfel en onzekerheid leiden er vaak toe dat docenten adolescentenboeken in de bovenbouw afwijzen. Het is in belangrijke mate een afbakeningsprobleem, zowel naar onder als naar boven toe.
| |
Situatie in de onderbouw
Laten we eerst even naar de situatie in de onderbouw kijken. De term jeugdboek is daar een containerbegrip dat minimaal drie soorten lectuur omvat: eenvoudige, triviaal aandoende verhalen (werk van bijvoorbeeld Carry Slee, Francine Oomen, Haye van der Heyden, Paul van Loon), jeugdboeken voor een breed publiek, maar van behoorlijke
kwaliteit (bijvoorbeeld Thea Beckman, Simone van der Vlugt, Ellen Tijsinger, Theo Hoogstraaten) en het literaire jeugdboek (bijvoorbeeld Imme Dros, Hans Hagen, Karlijn Stoffels, Bart Moeyaert). Onderbouwdocenten accepteren in de regel al deze boeken voor het fictiedossier. Alleen echte pulp (zoals de griezelboeken van R.L. Stine) zal uitgebannen worden. In havo-vwo-onder-bouwklassen zal de docent wel proberen het literaire jeugdboek te promoten, maar de leerlingen niet verbieden iets van Lieneke Dijkzeul of Simone van der Vlugt te lezen. Er is in de onderbouw dus geen duidelijke scheiding tussen literair en niet-literair, althans docenten maken daar geen punt van.
| |
| |
| |
In de bovenbouw: erkende kwaliteit
In de bovenbouw wordt dat anders. Daar eist de docent werken van literaire kwaliteit - en wordt daarin ondersteund door het examenprogramma, waarin staat dat de gelezen boeken van ‘erkende kwaliteit’ moeten zijn (en oorspronkelijk verschenen in het Nederlands). In deze formulering zit iets onduidelijks, want wat is van ‘erkende kwaliteit’? Docenten lossen dit eenvoudig op door te zeggen: wat gewoonlijk als literatuur wordt beschouwd, mede ondersteund door wat in leergangen aan literatuur voorkomt. Bij twijfel bepaal ik als docent op grond van mijn ervaring of er sprake is van die ‘erkende kwaliteit’.
Het probleem bij adolescentenromans is ten eerste dat veel docenten die tot de jeugdboeken rekenen en ten tweede dat zij vraagtekens zetten bij de ‘erkende kwaliteit’ van deze categorie, dat wil zeggen: zij vinden die boeken niet literair genoeg. Dit komt allebei voornamelijk voort uit een gebrek aan kennis over de adolescentenroman. Vaak heeft een docent bovendien in het achterhoofd dat het bij bovenbouwliteratuur om werken voor volwassenen moet gaan, hoewel daarvan nergens sprake is in het examenprogramma. In tegendeel, in de toelichting wordt daar gesproken over literaire werken die passen bij de leesontwikkelingsfase van de leerling. Daarbij zou je voor zestienjarigen in de vierde klas eerder denken aan jongerenboeken dan aan romans voor volwassenen.
| |
Afsprakensysteem
Het probleem met de adolescentenroman is onder andere dat veel schrijvers ervan ook jeugdboeken publiceren die duidelijk voor jongere lezers zijn bedoeld. De vraag rijst dan: is boek x van schrijver a nu wel een adolescentenroman en diens boek y niet? Concreet: waarom is Het boek van Bod Pa van Anton Quintana wel prima geschikt voor bovenbouwers en De vuurman en De bavianenkoning van dezelfde schrijver niet? Docenten moeten thuis zijn in de jeugd- en adolescentenliteratuur om dat verschil te kunnen maken. Vaak zijn ze dat niet. Voor leerlingen is dat ook een groot probleem - door hun beperkte leeservaring waarschijnlijk een nog groter probleem dan voor docenten.
Het tweede probleem is dat de kenmerken van de adolescentenroman heel moeilijk scherp en uitputtend te omschrijven zijn. Je kunt wel een aantal uitspraken over taalgebruik, complexiteit en thematiek doen, maar die leveren nooit helemaal een waterdichte definitie op. Daarmee onderscheidt de adolescentenliteratuur zich niet principieel van de literatuur voor volwassenen. Het afgrenzen van literatuur ten opzichte van lectuur is vaak ook lastig. Literatuurwetenschappers hebben er boekenkasten over vol geschreven. In het onderwijs wordt dat opgelost door tot de literatuur te rekenen wat in het algemeen, door critici, uitgevers, schoolboekenauteurs en publicisten, literatuur wordt genoemd. Met andere woorden: het is een afsprakensysteem. En dat systeem heeft soms weinig uit te staan met de kwaliteit van een literair werk. De hel van Boudewijn Büch mogen de meeste leerlingen op hun lijst zetten omdat Büch nu eenmaal bekend staat als literair auteur en omdat het boekje bij een literaire uitgever is verschenen. De kwaliteit ervan is echter erbarmelijk.
Beide problemen zijn oplosbaar als we een canon samenstellen van de adolescentenromans die toegestaan zijn voor bovenbouwers: een lijst van titels die we tot die categorie rekenen en op grond van literaire kwaliteiten in de Tweede Fase gelezen mogen worden. Die lijst moet natuurlijk wel periodiek worden aangevuld. Onderaan dit artikel doe ik een voorstel voor zo'n lijst. Het gaat daarbij om boeken van in mijn ogen voldoende literaire kwaliteit, zowel stilistisch en compositorisch als thematisch. Het is een korte lijst, want ik ben streng geweest. Dat is nodig, want de boeken moeten van gelijkwaardige kwaliteit zijn als de titels uit de volwassenenliteratuur die nu op de leeslijsten figureren. Ik zeg er nadrukkelijk bij dat het niet gaat om andere titels van de genoemde auteurs, want die kunnen tot het domein van de jeugdboeken voor de onderbouw behoren. Ondanks de hoge eisen die ik heb gesteld, zit er wel kwaliteitsverschil tussen de boeken onderling. Maar dat kan geen bezwaar zijn, want dit is ook het geval bij literatuur voor volwassenen.
Als we het eens kunnen worden over de adolescentenromans die voldoende kwaliteit bezitten om in de bovenbouw naast de literaire werken voor volwassenen te mogen staan, dan hebben we een belangrijke stap in de discussie genomen.
| |
Aantal adolescentenboeken beperken?
Ik kan me voorstellen dat er een zekere beperking aan het aantal adolescentenromans wordt gesteld door docenten. Het grote probleem van het literatuuronderwijs in de Tweede Fase is het geringe aantal boeken dat nog slechts gelezen hoeft te worden: zoals bekend acht op de havo, twaalf op het vwo. Er zijn docenten die zeggen: nu ze nog maar zo weinig moeten lezen, wil ik boeken van de beste kwaliteit op de lijst zien. Dit argument snijdt voor een deel hout. In zekere zin is het terugbrengen van het aantal te lezen boeken een ontwikkeling die de komst van het adolescentenboek op de lijsten in de bovenbouw tegenwerkt. Docenten zijn eerder geneigd die young adult-boeken toe te staan als de leeslijst wat omvangrijker is. Daar staat tegenover dat de
| |
| |
adolescentenboeken uit mijn lijst allemaal van voldoende kwaliteit zijn en een aantal zelfs moeilijker is dan de titels die tot nu toe op de lijsten worden gezet.
Als leerlingen één of twee adolescentenboeken op hun lijst hebben staan, kunnen daar interessante gespreks- of fictiedossieropdrachten aan worden gekoppeld: je kunt leerlingen een vergelijking laten maken tussen de literaire werken voor volwassenen en de adolescentenromans. Mijn ervaring is dat dit vaak boeiende en verrassende resultaten oplevert.
Een bijkomend voordeel van adolescentenboeken in de bovenbouw is het vergroten van de mogelijkheden tot samenhang in het literatuuronderwijs. In de derde klas kunnen de leerlingen al een paar adolescentenboeken lezen, met name vertaalde romans van bijvoorbeeld Cynthia Voigt, Per Nilsson of Aidan Chambers (daarvan heb ik hieronder ook een lijstje samengesteld), want die mogen bij Nederlands in de Tweede Fase niet op de lijst. Hopelijk bieden de lijsten bij dit artikel een opening naar de onderwijspraktijk. In ieder geval wordt meer duidelijk waarover we nu precies praten en schrijven. Misschien zorgt zo'n concretisering in de vorm van een titellijst voor wat meer praktische gerichtheid in de discussie over dit onderwerp.
Ruud Kraaijeveld is docent Nederlands in het voortgezet onderwijs. Daarnaast schrijft hij schoolboeken voor de basisvorming en de Tweede Fase. Hij publiceerde diverse achtergrondboeken over jeugdliteratuur, werkt mee aan leesbevorderingsprojecten en recenseert jeugd- en volwassenenliteratuur voor diverse tijdschriften.
| |
Aanbevolen literatuur
Helma van Lierop-Debrauwer en Sandra van Bruinisse, ‘Jeugdromans mag je niet lezen’. In: Tsjip/Letteren 12(3), 2002. |
|
Helma van Lierop-Debrauwer, ‘Over de “Grote Gelijkenis”. Adolescentenromans voor jongeren en voor volwassenen’. In: Literatuur zonder leeftijd 14(53), 2000. |
|
Karin Laarakker, ‘Lezen op je eigen niveau. De overgang van jeugd- naar volwassenenliteratuur’. In: Tsjip/Letteren 12(3), 2002. |
|
Joke Linders, ‘Literatuur is wezensvreemd aan doelgroepen. Het bestaan, bestaansrecht en bestaande literatuur voor adolescenten’. In: Literatuur zonder leeftijd 14(53), 2000. |
|
Marita de Sterck, ‘Een vaste stek? De adolescentenroman tussen Nijntje en Nabokov’. In: H. van Lierop-Debrauwer, H. Peters en A. de Vries (red.), Van Nijntje tot Nabokov. Stadia in geletterdheid. Tilburg: Tilburg University Press, 1997. |
|
Edward van de Vendel, ‘Help! De noodzaak van de adolescentenroman! Of: het loslaten van het doelgroepdenken’. In: Literatuur zonder leeftijd 14(53), 2000. |
| |
Literatuurlijst vertaalde adolescentenromans voor 3-havo-vwo
Katharina von Bredow, Ik en mijn broer |
Melvin Burgess, Junkies |
Aidan Chambers, De tolbrug |
Pete Hautman, De tijdkring |
Helen Kim, Een lange regentijd |
Kyoko Mori, Dochter van Shizuko |
Per Nilsson, De geur van Melisse |
Per Nilsson, Jij, jij en jij |
Per Nilsson, Anders dan jij |
Peter Pohl, We noemen hem Anna |
Joyce Sweeney, Vrije val |
Cynthia Voigt, Met het mes op tafel |
Cynthia Voigt, De dochter van de waard |
Cynthia Voigt, Elske |
| |
Literatuurlijst adolescentenromans voor de Tweede Fase
Imme Dros, Ongelukkig verliefd |
Imme Dros, Odysseus, een man van verhalen |
Imme Dros, Ilios |
Ed Franck, Het huis van eb en vloed |
Hans Hagen, Rec. play |
Hanneke de Jong, De laatste brief |
Ted van Lieshout, Gebr. |
Bart Moeyaert, Wespennest |
Bart Moeyaert, Het is de liefde die we niet begrijpen |
Anne Provoost, Vallen |
Anne Provoost, De arkvaarders |
Anton Quintana, Het boek van Bod Pa |
Anton Quintana, De hemelruiter |
Lydia Rood, Anansi's web |
Jan Simoen, Met mij gaat alles goed |
Jan Simoen, En met Anna? |
Marita de Sterck, Splinters |
Marita de Sterck, Wild vlees |
Marita de Sterck, Op kot |
Edward van de Vendel, De dagen van de bluegrassliefde |
Jan de Zanger, Hadden we er maar wat van gezegd! |
|
|