De autoriteit
Chambers' voorbeeld van de gewenning onder het groepje docenten die van elkaar nieuwe titels, nieuwe boeken leerden, illustreert wat hij de ‘autoriteit’ noemt. Een ander voorbeeld, waarin ook het verschil tussen meisjes en jongens duidelijk wordt: ‘Je moet jongens vooral niet willen overtuigen, dat is iets psychologisch. Het heeft vooral te maken met het voorbeeld. Bijna alle docenten zijn vrouw. Dat zijn de voorlezers. Vroeger, thuis waren hun moeders ook al degenen die voorlazen. En dat terwijl die jongens juist een mannelijke voorlezer zouden moeten hebben. De vaders zouden zich meer bewust moeten zijn van hun voorbeeldfunctie.’
Vaak is het de jongste die niet leest. Dat heeft vaak te maken met het feit dat ze zich willen afzetten tegen de ouders. Chambers: ‘Vaak is die jongste, die niet-lezer wel intelligent en kan hij commando's geven door zijn gedrag van niet-lezer in te zetten. Hij beschouwt lezen als iets passiefs, terwijl hij zelf erg actief is. En dan is in zijn ogen lezen dom, simpel en iets voor mensen die heel erg anders zijn dan hij zelf. Het is de kunst om dat om te buigen.’
Als schoolbibliothecaris kwam Chambers in een situatie waarbij steeds de slimme meisjes headlibrairian waren. Na zijn komst veranderde dat. Hij heeft daar een jongen en een meisje tegelijk en samen als head aangesteld. Zij werden de autoriteit. De bibliotheek werd gevuld met van huis meegebrachte boeken, waar zij bekend mee waren. ‘En wat goed werkte, was het gegeven dat zij, de adolescenten, voorlazen aan kinderen van een jaar of vijf, zes. Dat gaf hen op hun beurt weer een gevoel autoriteit te zijn. Een aantrekkelijk bijeffect is dat leerlingen die leren praten over wat ze lazen, veel beter spreken naarmate ze meer gelezen hebben.’
Chambers geeft een derde voorbeeld van zijn begrip ‘autoriteit’, een niet aanwezige spreker met een bekende stem. Hij spreekt zelf van one-to-one-engagement, ofwel het feit te worden voorgelezen door iemand die lijfelijk niet aanwezig is, maar wiens stem wel via een cassetterecorder te herkennen is. In de praktijk leverde dat erg veel werk op. ‘Er waren te veel leerlingen om individuele bandjes voor te maken. Vervolgens bedacht men dat de tutor de bandjes in zou kunnen spreken. De leerlingen lazen de teksten en luisterden tegelijk. Dat bleek goed te werken. Omdat deze werkwijze zo populair bleek, volgde al snel een commercieel traject. Dit keer niet met de stem van de tutor, maar die van de bekende acteur. Een interessant idee voor zo'n zakelijk traject, nietwaar? Helaas, het werkte niet bij de leerlingen. Zij misten de hen vertrouwde stem. Het feit dat de tutor niet lijfelijk aanwezig is, als er wordt voorgelezen, maar zijn of haar stem wel, werkt als een toy, een soort spel. Zoiets opzetten kost niet veel tijd of energie, je moet het alleen wel willen en je moet een klein beetje kunnen organiseren. That's all.’