Migrantenboeken in de klas
Marianne Hermans voert promotieonderzoek uit in het kader van het MPS-programma, de multiculturele en pluriforme samenleving. De veranderingen op het gebied van kunst- en literatuuronderwijs en de invloed daarvan op de cultuurdeelname van de leerlingen staan centraal. Zij legde in haar inleiding het accent op de rol van de docent (zie ook Tsjip/Letteren 11.3, waar meer de rol van leerling werd beschreven).
Een belangrijk onderwijsdoel is de leerlingen voor te bereiden op een succesvol bestaan in een (multiculturele) samenleving. In een ideale onderwijsomgeving zou dan ook, naast het traditionele curriculum, werk van allochtone auteurs aan de orde moeten komen. De kernvraag van Hermans is welke plaats het werk van allochtone Nederlandse schrijvers, en schrijvers uit nietwesterse culturen inneemt en of deze werken ook doordringen tot de boekenlijsten of leesdossiers. Of marginaliseren literatuurdocenten deze auteurs? In 2000 hebben 65 docenten Nederlands en 86 docenten CKV-1 - alle uit de bovenbouw van vbo tot en met vwo - een vragenlijst ingevuld over doelen en inhoud van hun literatuurlessen. Op scholen met veel allochtone leerlingen is vaak wel enige aandacht voor intercultureel literatuuronderwijs. Van alle docenten vond ruim tweederde dat het aandacht zou moeten krijgen, maar de praktijk bleek weerbarstiger; veel docenten weten niet wat ze ermee aan moeten of staan er niet bij stil in de drukte van de dagelijkse onderwijspraktijk. Het opleidingsniveau van de docenten was meer bepalend dan het wel of niet ervaren zijn in het lesgeven aan etnisch-gemengde klassen. De meningen onder vwo-docenten waren het meest verdeeld; in deze groep zitten relatief gezien de minste voorstanders van intercultureel literatuuronderwijs. Docenten zien het als zowel middel als doel: een middel om te komen tot wederzijds begrip, maar ook om het doel van de bredere literaire bagage van de leerling te bereiken.
Onderzoeker Maurice Crul toonde eerder aan dat het succes van Turkse en Marokkaanse leerlingen mede afhankelijk is van het leesgedrag. Ter versterking van het zelfbeeld en ter identificatie is het lezen van teksten van (tweede generatie) allochtone schrijvers als Hans Sahar en Zohra Zarouali is voor hen erg belangrijk.
In de Tweede Fase is meer aandacht voor de persoonlijke beleving van literatuur. Aansluiting bij de beginsituatie van de leerling is voor het ontwikkelen van een individuele leessmaak erg belangrijk. Het aanbevelen van interculturele literatuur is een specifieke vorm van leesbevordering, die voor alle leerlingen, ongeacht hun achtergrond, zinvol kan zijn. Docenten die werken in multi-etnische klassen hebben daar meer en positiever ervaring mee dan hun collega's op overwegend ‘witte’ scholen.
Voor wat betreft de vrijheid om zelf titels te kiezen - die in vbo en mavo (vmbo) groter is dan in havo en vwo - geeft ruim de helft van de docenten aan dat vertaalde boeken niet zijn toegestaan.
Op de stelling ‘Literatuuronderwijs biedt bij uitstek de mogelijkheid om