| |
| |
| |
Het culturele klimaat na de Mexicaanse Revolutie
Diego Rivera, Frida Kahlo en Tina Modotti
Hoewel het voor Zuid-Amerikaanse kunstenaars en schrijvers geen eenvoudige opgave is geweest om zich los te maken van het Europese culturele stramien (zie ‘De Payada's van de gauchos’, in: Tsjip/Letteren, jrg. 8, nr. 2) bruiste het culturele leven in Mexico gedurende de decennia na de Mexicaanse Revolutie (1910-1917). Niet alleen was er een aantal zeer talentvolle kunstenaars, ook werd het land een centrum waar binnen- en buitenlandse artiesten en politiek geëngageerde personen elkaar ontmoetten. Met name Coyoacán, een in het zuiden van Mexico-Stad gelegen koloniale wijk, werd het toneel waar de levens van Diego Rivera, Frida Kahlo en de uit Rusland gevluchte Trotsky zich afspeelden. Hun huizen en ateliers zijn nu in de vorm van zeer interessante musea te bezichtigen. Na een beeld van de maatschappelijke achtergronden volgt een overzicht van enkele prominente kunstenaars uit deze periode: de schilders Diego Rivera en Frida Kahlo en de fotograaf Tina Modotti.
Nicolien Montessori
| |
De maatschappelijke context
Nadat de Mexicaanse Revolutie officieel was beëindigd met de ondertekening van de Mexicaanse grondwet in januari 1917, bleek het gedurende de eerste tien jaar uitermate moeilijk het revolutionaire vuur in politieke banen te leiden. Wisselende regeringen konden geen politieke consensus bereiken. Met name de groepen die gevochten hadden voor rechtvaardige landverdeling voelden zich tekort gedaan door de stedelijke elite, die in de praktijk het politieke toneel beheerste. Daarnaast
De Huasteecse beschaving (Diego Rivera)
zorgde de geestelijkheid in de jaren twintig voor een nieuwe revolte, de guerra de los cristeros, uit ongenoegen met de voor deze groep zeer nadelige bepalingen in de grondwet. Het was in deze roerige periode dat de filosoof en revolutionair José Vasconcelos door president Obregón (1920-1924) werd benoemd tot minister van onderwijs. Begiftigd met een heldere visie op de toekomst van zijn land deed Vasconcelos een beroep op Mexicaanse kunstenaars om mee te werken aan de wederopbouw van het land. Hij vond
| |
| |
het belangrijk dat de Mexicaanse traditie zou gaan herleven. Derhalve zorgde hij ervoor dat de volkskunst weer tot bloei kwam. Schoolkinderen kregen gratis de beschikking over leerboeken en leerden op school traditionele volksliederen en -dansen. Hij zocht talentvolle schilders bij elkaar en stelde hun muren van openbare gebouwen ter beschikking om deze van schilderingen te voorzien. Vasconcelos was geïnspireerd door het in die periode in Latijns Amerika zeer populaire positivisme. Volgens deze uit Europa afkomstige filosofie doorliep elke maatschappij in haar ontwikkeling verschillende stadia. Het laatste en meest ontwikkelde stadium was esthetisch van aard. Vasconcelos zag het als zijn taak om Mexico dit stadium binnen te loodsen. Hij geloofde hierbij in de missie van de kunst en de bijbehorende vrijheid. Derhalve legde hij de artiesten geen enkel esthetisch of ideologisch dogma op. Niet alleen de inspanningen van Vasconcelos droegen bij tot de muurschilderkunst.
Arbeiders lezen El Machete (foto Tina Modotti)
De schilders, met name de drie beroemdste: Diego Rivera, José Clemente Orozco en Alfaro Siqueiros, bouwden tevens voort op een oude culturele traditie, namelijk de muurschilderingen van de klassieke piramiden van de Maya's en de Azteken. Tevens waren zij goed op de hoogte van de Italiaanse fresco's en de bijbehorende technieken.
| |
De muurschilderkunst als ideologische beweging
Zowel Rivera als Orozco en Siqueiros waren opgeleid aan de San Carlos Academie, een kunstacademie die sterk gericht was op de ontwikkeling van een onafhankelijke, authentieke, Mexicaanse cultuur. Een belangrijke rol speelde hierbij de schilder Gerardo Murillo, die na zijn terugkeer uit Europa in 1902 de naam Dr. Atl aannam. Hij doceerde aan de San Carlos Academie en richtte het Centro artístico op, een vereniging voor artiesten die ideeën ontwikkelden voor de beschildering van het schoolgebouw van de Escuela Nacional Preparatoria. Dit was het eerste gebouw dat de schilders van de regering tot hun beschikking kregen. Dr. Atl, die in Europa bekend was geraakt met het impressionisme, introduceerde allerlei vernieuwende technieken.
Rivera en Siqueiros richtten samen met enkele andere artiesten het Syndicaat van technische arbeiders, schilders en beeldhouwers op. Als groep waren zij tegen het positivisme gekant, vooral tegen de racistische leer die eruit voortvloeide, namelijk dat de achterstand van de indianen wetenschappelijk zou zijn bewezen. Met hun muurschilderingen stelden de schilders de indiaanse kwestie centraal. In 1922 legde het Syndicaat een verklaring af, waarin werd verkondigd dat er een einde zou komen aan de elitaire, academische productie van individuele kunst die in ateliers werd vervaardigd. De kunst zou door het gebruik van de muren van openbare gebouwen ter beschikking komen van het gehele volk.
Bovendien zou de nieuwe productie van kunst gebaseerd zijn op de inheemse traditie van de Maya's en de Azteken. Om verder uiting te geven aan deze ideeën werd El machete opgericht. Deze krant werd het partijblad van de Communistische Partij. Door zich te keren tegen het positivisme richtten de schilders zich zowel tegen hun opdrachtgever, Vasconcelos, als tegen de San Carlos Academie waar zij opgeleid waren. Vooralsnog leverde dit geen problemen op. Hoewel Vasconcelos het niet eens was met de ideeën van de schilders, bleef hij bij zijn overtuiging dat de kunst in vrijheid moest zegevieren. Tot 1924 ging alles goed de muurschilderkunst bereikte haar absolute hoogtepunt. In dit jaar kwam echter een einde aan deze bloeitijd door het vertrek van Vasconcelos en ook doordat conservatieve studenten van de Escuela Nacional Preparatoria
| |
| |
zich tegen de kunstenaars gingen verzetten en hun werk begonnen te vernietigen. Vooral Orozco moest het ontgelden. Samen met Siqueiros trok hij weg uit Mexico Stad, waar Rivera tot 1927 het rijk alleen had. Hij wijdde zich nu aan de muren van het ministerie van onderwijs en de landbouwhogeschool in Chapingo. Geïnspireerd door een reis naar Moskou voorzag Rivera de muren van het ministerie van Russische symbolen, zoals de hamer en sikkel en de rode ster van de revolutie. Hoewel de toenmalige regeringen verre van revolutionair waren, waardeerden zij de muurschilderingen wel degelijk. Zo kregen zij het progressieve aanzien dat zij in de praktijk volledig misten. Critici, onder wie de Mexicaanse dichter en essayist Octavio Paz, hebben het propagandistische aspect van de muurschilderkunst gehekeld.
| |
Diego Rivera (1886-1957)
Rivera werd geboren in Guanajuato in 1886. Op zijn tiende jaar verkondigde hij dat hij naar de kunstacademie wilde. Het gevolg hiervan was dat hij de laatste jaren van de lagere school combineerde met avondlessen op de prestigieuze San Carlos Academie in Mexico Stad, waar de familie inmiddels naartoe was verhuisd. Hoewel hij hier veel heeft geleerd, waren de mogelijkheden van deze school al snel te beperkt voor Rivera. Met een studiebeurs van de regering vertrok de schilder op twintigjarige leeftijd naar Europa, waar hij van 1907 tot 1921 zou verblijven, slechts onderbroken door een kort verblijf in Mexico in 1911. Het waren gouden jaren voor de jonge kunstenaar. De eerste drie jaar woonde hij te Madrid, waar hij in contact kwam met verschillende Spaanse schrijvers. De rest van de periode woonde hij in Parijs. Hij deelde zijn leven met zijn eerste grote liefde, de Russische Angelina Beloff. Gedurende deze relatie had hij ook een verhouding met een andere Russin, Marevna, een gewoonte die hij gedurende al zijn volgende relaties zou handhaven. Tevens kwam hij in contact met beroemde Europese schilders als Picasso, Apollinaire en Mondriaan. Hij had de gelegenheid om met allerlei technieken en stijlen van schilderkunst te experimenteren. Hij raakte sterk beïnvloed door het kubisme, een stijl die hij van 1913 tot 1917 aanhield. Hij hield theoretische presentaties over dit onderwerp tijdens bijeenkomsten in het huis van Matisse en hij leverde kubistisch werk voor twee tentoonstellingen in New York. Een conflict binnen de kubistische kring, dat tijdens een diner uitliep op een handgemeen, leidde ertoe dat Rivera zich afkeerde van het kubisme. Voor het eerst stond hij voor een leegte die samen met allerlei problemen in de persoonlijke sfeer leidden tot een aanzienlijke crisis in zijn leven. Hij slaagde er niet in een nieuwe artistieke weg in te slaan.
Bovendien verkeerde zijn relatie met Angelina in een crisis door het overlijden van hun zoontje Diego toen deze anderhalf jaar oud was. Kort daarna bleek zijn minnares, Marevna, zwanger te zijn. Zij schonk het leven aan een meisje, Marika, dat hij niet erkende. Er brak een venijnig gevecht uit tussen beide vrouwen, waarbij Angelina regelmatig met zelfmoord dreigde. Ondertussen begon Rivera met betrekking tot de kunst weer vastere grond onder de voet te krijgen door zijn contacten met Dr. Elie Faure, een vooraanstaand kunstcriticus uit die tijd. Met name Faure's ideeën over kunst en architectuur, en zijn overtuiging dat, zoals in de Middeleeuwen de muren van kerken van kunst werden voorzien, in de moderne tijd de moderne gebouwen en industrieën van fresco's voorzien moesten worden, sloegen aan bij Rivera. Hij bracht deze ideeën naar voren in zijn gesprekken met Siqueiros, die hij in 1919 ontmoette. Siqueiros bracht Rivera op de hoogte van de plannen van Dr. Atl om in Mexico Italiaanse frescotechnieken toe te passen op de muren van openbare gebouwen. Aangetrokken door de mogelijkheden die er voor hem lagen, keerde Rivera in 1921 terug naar Mexico. Het probleem met zijn vrouwen was hiermee voor hem ook opgelost; hij liet beiden achter in Parijs.
| |
Rivera als muurschilder
In Mexico kon Rivera direct deelnemen aan het reeds genoemde programma van Vasconcelos. Zijn eerste muurschildering op de muren van de Escuela Nacional Preparatoria heette La creación (De schepping). Deze schildering liet nog niet veel zien van de vernieuwende, revolutionaire, op inheemse tradities georiënteerde kunst die de muralistas voor ogen hadden. De schildering toonde vooral beelden die ontsproten waren aan de Europese cultuur, zoals de Wijsheid, de Kracht, de Tragedie en de Wetenschap. Dit neemt overigens niet weg dat het om een indrukwekkend werk gaat dat 150 vierkante meter beslaat en opvallend is vanwege zijn kleurenrijkdom. Het was voor Rivera een goede kennismaking met een nieuwe techniek die zo zijn problemen met zich meebrengt. Ten eerste moet de muur geschikt gemaakt worden om te beschilderen door er gipslagen over aan te brengen, die moeten drogen en geprepareerd moeten worden. Vervolgens moet de verf speciaal geprepareerd worden. Beide zaken vormden aanzienlijke problemen waar de schilders zich langzamerhand in bekwaamden. Vervolgens moet het geplande beeld in de juiste proporties op de muur worden geprojecteerd. Anders dan op het doek zijn eventuele fouten moeilijk te herstellen, vaak is het weghakken van de gipslaag de enige oplossing. Uiteindelijk werd er
| |
| |
inderdaad een frescotechniek ontwikkeld, die inhield dat de eerste schildering bedekt werd met een dunne laag gips die vochtig moest blijven zolang erop gewerkt werd. Dit betekende iedere dag een race tegen de klok om de tweede laag verf op te brengen voordat het gips was opgedroogd. Daarbij kwam het bovendien aan op teamwerk. Rivera moest leiding kunnen geven aan de mensen die de verf mengden en de gipslaag aanbrachten. Bovendien had hij te maken met opdrachtgevers en critici. De enorme hoeveelheid muurschilderingen die volgden, tonen aan dat Rivera er uitstekend in geslaagd is de techniek te beheersen en alle problemen het hoofd te bieden. Na dit eerste werk volgden onder meer zijn werk op de muren van het Ministerie van Onderwijs (1922-1926), de kapel van de Nationale School voor Landbouwonderwijs in Chapingo (1926-1927) en de muren van het paleis van Hernán Cortés in Cuernavaca. Beroemd is zijn schildering met de Spaanse verovering als thema. De Spanjaarden worden afgeschilderd als kwade wolven, de indianen geïdealiseerd als paradijselijke wezens. De indiaanse geschiedenis en symboliek zijn over het algemeen een belangrijk thema geworden in het werk van Rivera. Op de muren van het Nationale Paleis van Mexico schilderde hij ‘de Huasteecse beschaving’, met daarop beelden van een indiaanse markt en indiaanse boeren tijdens het werk op het land. Beroemd zijn zijn vele schilderingen van indiaanse bloemenverkopers op de markt. Hierbij schildert hij de indianen vaak als tamelijk folkloristische figuren af. Door de strijd tegen de indianen in de historische context van de verovering te plaatsen, omzeilde hij de kwestie van de indiaanse onderdrukking in zijn eigen tijd. Dit werd hem door andere muurschilders, met name door Orozco, niet in dank afgenomen. Orozco vond het een kwalijke zaak om een nostalgisch beeld op te roepen van indianen die nog op sandalen liepen. Hij vond daarentegen dat de kunst er toe moest bijdragen dat
indianen in staat zouden worden gesteld om fatsoenlijke schoenen te kopen.
| |
Diego Rivera in de Verenigde Staten
In 1930 werd Rivera in de gelegenheid gesteld om in de Verenigde Staten aan het werk te gaan. Samen met Frida Kahlo, zijn twintig jaar jongere vrouw met wie hij net getrouwd was, vertrok hij naar Californië. Voor Rivera was het een uitermate plezierige ervaring. Een van zijn eerste opdrachten betrof het beursgebouw in San Francisco. Hij kon het succes in zijn werk combineren met allerlei amoureuze avonturen, onder anderen met de tenniskampioene
Frida Kahlo in de armen van haar min
Helen Wills Moody. Bovendien raakte hij geïnspireerd door het op de vooruitgang gerichte bruisende klimaat in de Verenigde Staten. In 1930 ging het echtpaar voor een jaar terug naar Mexico, waarna een nieuw verblijf in de VS volgde. Rivera kreeg de gelegenheid om zijn werk tentoon te stellen in het Museum of Modern Art in New York. Bovendien kreeg hij opdracht de muren te beschilderen van het Kunstinstituut van Detroit. Tot slot werd hij door de Rockefellers gevraagd om de muren van de hal van het gebouw van de Radio Corporation Arts te beschilderen. Deze eervolle opdracht zou leiden tot Rivera's ondergang in de VS. Er ontstond een conflict doordat Rivera de beeltenis van Lenin prominent op de voorgrond schilderde. Uiteindelijk leidde deze affaire tot een verbreking van
| |
| |
het contract en tot het einde van de internationale carrière van Rivera als revolutionair kunstenaar.
| |
Frida Kahlo (1907-1954)
Het leven van de schilderes Frida Kahlo heeft van begin tot einde in het teken gestaan van fysieke en geestelijke pijn. Zij werd geboren in Het blauwe huis in Mexico Stad als dochter van Guillermo Kahlo, een in Duitsland geboren fotograaf van joods-Hongaarse afkomst, en een Mexicaanse moeder. Elf maanden later werd een zusje geboren. De borstvoeding van Frida werd overgelaten aan een indiaanse min. Het verdriet hierover heeft zij tot uitdrukking gebracht in een schilderij waarin zij in de armen ligt van de indiaanse vrouw die met een gezicht als een masker de andere kant opkijkt. Haar jeugd werd verder bepaald doordat zij getroffen werd door kinderverlamming, hetgeen haar een blijvende handicap aan haar been opleverde. In 1925 werd zij het slachtoffer van een verkeersongeluk dat bepalend zou zijn voor haar hele leven. De bus waarin zij zat, botste tegen een tram. Haar lichaam werd doorboord door een stang die door haar vagina naar buiten kwam. Dit had een aantal gebroken ruggenwervels en ernstig heupletsel tot gevolg. Later zou blijken dat ze door dit ongeluk vele operaties zou moeten ondergaan, veelal aan bed gekluisterd zou zijn en bovenal dat ze geen kinderen meer kon krijgen. Verschillende zwangerschappen mondden uit in miskramen.
De liefde zou een onuitputtelijke bron van geestelijke ellende voor haar blijken te zijn. Na een mislukte verloving werd ze op twintigjarige leeftijd verliefd op Diego Rivera, die toen 42 jaar oud was. Hij had op dat moment al twee vrouwen in Parijs achtergelaten. Voor hij met Kahlo in het huwelijk trad, had hij een langdurige relatie
Frida's miskraam in Detroit
gehad met Lupe Marín, met wie hij twee kinderen had. De relatie met Kahlo verliep uitermate turbulent. Het gelukkigste jaar was wellicht 1929, toen zij in Cuernavaca woonden en Rivera bezig was met de opdracht in het Paleis van Cortés. Daarna vertrokken zij naar de Verenigde Staten. Wat een voortreffelijke tijd was voor Rivera, bleek een ramp te zijn voor Kahlo. Zij voelde zich niet op haar gemak in dit kapitalistische land en ze bleek het Engels onvoldoende te beheersen. Bovendien leed ze onder de amoureuze escapades van haar echtgenoot, vooral tijdens haar miskraam in Detroit. Ze schildert zichzelf in een bed dat eenzaam opgesteld staat met een onherbergzaam industrielandschap op de achtergrond.
In de loop van haar huwelijk beantwoordde Kahlo de ontrouw van haar man door allerlei escapades met mannen en vrouwen, onder wie de kunstenares Georgia O'Keeffe. Er waren zelfs vrouwen die het zowel met Kahlo als met Rivera hadden aangelegd. Haar eigen ontrouw maakte haar verdriet om de onbereikbaarheid van Rivera echter niet goed. Op het schilderij Diego en ik staat Rivera afgebeeld op het voorhoofd van haar eigen betraande zelfportret. Met een lege blik kijkt Rivera in de verte. De zaken werden op de spits gedreven toen Rivera een verhouding begon met Frida's zuster Cristina. In 1939 leidde dit tot een echtscheiding, door Kahlo gesymboliseerd met een zelfportret waarop ze haar haar heeft afgeknipt. Boven het schilderij staat de tekst van een oud Mexicaans liedje: ‘Toen ik van je hield, was het om je haar; nu je dit hebt afgeknipt, houd ik niet meer van je.’ Gedurende de scheiding begon zij een verhouding met Trotsky. Rivera dwong
| |
| |
Trotsky het huis van Kahlo te verlaten. Na een jaar besloten Frida en Diego te hertrouwen. Dit feit bracht zij tot uitdrukking in haar schilderij Zelfportret met vlecht uit 1941. Het huwelijk blijft een emotionele lijdensweg, zoals ook blijkt uit de dagboeken van Kahlo, waarin zij herhaaldelijk getuigt van haar wanhopige emotionele afhankelijkheid van deze man.
Haar lichamelijk letsel was ook een inspiratiebron voor haar schilderijen. Een groot deel van haar werk vervaardigde ze in bed, waarin zij meestal lag met een nauw korset om haar wervelkolom te beschermen. In 1944 schilderde zij De gebroken zuil naar aanleiding van het feit dat zij een stalen korset moest gaan dragen. Door het midden van haar lichaam loopt een lonische zuil die op vele plaatsen - net zoals haar rug - is gebroken. Het opengescheurde, desolate landschap op de achtergrond is symbolisch voor haar gemoedstoestand. Het duidelijkst kwam haar verdriet wellicht naar voren in het schilderij Het gewonde hert (1946) waarop ze zichzelf beschildert als een hert dat doorboord is door pijlen. Het was de teleurstelling om een mislukte operatie aan haar wervelkolom in New York.
Ondanks alles wist Kahlo een succesvol leven op te bouwen. Haar werk werd goed ontvangen in Mexico en in het buitenland met tentoonstellingen in New York en Parijs. Breton erkende haar als surrealistisch schilder; Kandinsky raakte tot tranen geroerd door haar werk; Picasso was onder de indruk van haar artistieke en persoonlijke kwaliteiten. Uit haar correspondentie blijkt dat zij vele internationale vriendschappen onderhield. Over het algemeen maakte zij indruk door haar warme persoonlijkheid en haar Mexicaanse verschijning, daar zij zich over het algemeen kleedde in Mexicaanse klederdracht.
| |
Tina Modotti (1896-1942)
Minder bekend in Nederland, maar zeker niet minder interessant is de Italiaanse fotograaf Tina Modotti. Als dochter van een fabrieksarbeider reisde ze in 1913 met haar ouders mee naar San Francisco, waar zij aanvankelijk zelf ook in een fabriek ging werken. Zij werd verliefd op Roubaix de L'Abrie Richéy, een dichter en schilder van Canadese afkomst. Eenmaal getrouwd vestigden zij zich in Los Angeles.
Modotti was een uitermate aantrekkelijke vrouw die er genoeg van kreeg de kost te verdienen met textielarbeid. Zij zocht haar geluk in Hollywood, waar zij werd opgenomen in de wereld van film en fotografie. Haar huis werd een ontmoetingscentrum voor kunstenaars. Modotti fungeerde als model voor de fotograaf Edward Weston, een gehuwde man met wie zij spoedig een affaire begon. Tevens leerde ze de fijne kneepjes van het vak van hem, zodat ze zelf aan het werk kon gaan als fotograaf. Toen Roubaix op eenendertigjarige leeftijd plotseling overleed, vertrokken Weston en Modotti samen naar Mexico. Weston verliet zijn vrouw; zijn jongste zoon ging met hen mee. Enkele bijzonder gelukkige jaren volgden. Modotti kreeg bekendheid als fotograaf en werd opgenomen in de cirkel van kunstenaars en intellectuelen in Mexico. Zij kon met haar werk in haar onderhoud voorzien en raakte bekend met andere beroemde fotografen, zoals Lola en Manuel Alvarez Bravo. Zij fotografeerde de fresco's van Rivera, Xavier Guerrero en Orozco. Vaak fotografeerde zij de indiaanse bevolking in Mexico Stad of in meer inheemse deelstaten, zoals Oaxaca. Beroemd is haar foto van arbeiders die El machete aan het lezen zijn. Toch bleek de goede relatie met Weston niet duurzaam te zijn. In toenemende mate werd hij jaloers op haar veroveringen en populariteit bij andere mannen.
Eind 1926 keerde hij terug naar de VS. Modotti kreeg daarna een relatie met Xavier Guerrero, een muurschilder die samen had gewerkt met Rivera - met wie Modotti eerder overigens ook een affaire had gehad - en medeoprichter was van het reeds genoemde syndicaat. Hij was een militant communist en Modotti voelde zich thuis in de partij waar zoveel kunstenaars inzaten met wie ze al bevriend was. Hun huis in het centrum van Mexico Stad werd een ontmoetingscentrum voor partijgenoten. Deze relatie kwam tot een einde, nadat Guerrero in opdracht van de Communistische Partij voor enkele jaren naar Moskou vertrok om daar een opleiding te volgen. Modotti zou op hem wachten in Mexico. Deze trouw hield echter niet lang stand, omdat zij verliefd werd op de Cubaanse communist Julio Antonio Mello. Deze man van begin dertig was een overtuigd communist en had zijn gezin achtergelaten op Cuba om zich aan de politieke strijd tegen de dictator Machado te wijden. Na veel twijfels schreef zij een brief aan Xavier in Moskou waarin zij hem de zaak uitlegde, in de hoop dat hij haar zou begrijpen. Dit begrip bleef echter uit. Zijn antwoord was even kort als krachtig: ‘Voor mij besta je niet meer.’ Modotti's relatie met Mello kwam op een gewelddadige manier tot een einde. Toen zij begin 1929 samen over straat liepen, werd Mello het slachtoffer van een aanslag. Hij werd in zijn achterhoofd geschoten en overleed. Deze tragische gebeurtenis zou een keerpunt blijken in het leven van Modotti. Niet alleen was ze plotseling haar minnaar kwijt om wie zij met Guerrero had gebroken, de verdenking van de moord werd op haar gelegd. Uiteindelijk is ze, mede door toedoen van Rivera die haar in verdediging nam, vrijgesproken. Wél werd ze door de regering verbannen uit Mexico op grond van artikel 33 van de grond- | |
| |
wet, waarin het buitenlanders verboden wordt zich in binnenlandse politieke aangelegenheden te mengen. Per schip vertrok zij vanuit de havenstad Veracruz naar
Rotterdam. Haar jaren in Europa waren zwaar. Voor het eerst bracht zij langere tijden door zonder minnaar. Ook was het voor haar moeilijk om in haar bestaan te voorzien. Haar fototoestel bleek verouderd te zijn, ze kon niet op tegen de goedkopere afdruktechnieken die in Europese fotostudio's werden toegepast. Uiteindelijk kwam zij in Moskou terecht om te gaan werken als brigadier voor de Communistische Partij. Zij werd ingezet voor vermoeiende en riskante koeriersdiensten. Ze smokkelde wapens, reisde met valse papieren en liep steeds het risico om opgepakt te worden. In 1931 ging zij naar Spanje. Zij raakte betrokken bij de oprichting van de Unidad Popular, het volksfront waarin alle linkse groeperingen zich hadden verenigd. In 1937 nam zij deel aan het Congres voor de Verdediging van de Cultuur tegen het Fascisme in Valencia. Zij zette zich in als verpleegster om de gewonden van de burgeroorlog te verzorgen. Na de burgeroorlog moest zij Spanje ontvluchten. Via Parijs en New York bereikte zij in 1939 Mexico, tien jaar na haar vertrek. Hier volgde een zware periode. Modotti stond niet langer in de belangstelling. Zij was oud en moe geworden van de hectische tijd in Europa. In 1942 overleed zij in een taxi, waarschijnlijk aan een hartaanval.
| |
Over kunst en communisme
De drie hier beschreven artiesten hadden één kenmerk gemeen: hun lidmaatschap van de Communistische Partij. Voor Diego Rivera betekende dit een reis naar de Sovjet-Unie in 1927, nadat hij in eigen land had meegewerkt aan de oprichting van het tijdschrift El machete, het orgaan van de Communistische Partij in Mexico. Succesvol was zijn betrokkenheid bij het communisme echter niet. In Moskou werd hij aanvankelijk goed ontvangen en aangesteld als ‘meester van monumentale schilderkunst’ aan de Academie voor Schone Kunsten. Gedurende de negen maanden die hij in Moskou verbleef, kreeg hij echter geen enkele muur tot zijn beschikking. Uit onvrede begon hij groepen van onderdrukte schilders te steunen, zoals de voormalige icoonschilders. Bovendien publiceerde hij enkele kritische brieven, waarna hij niet langer welkom was in Moskou. Zijn aandrang om individualistische revolutionaire kunst te maken spoorde niet met de vereiste partijdiscipline. In 1928 keerde hij terug naar Mexico. Eenmaal terug in eigen land wijdde hij zich volledig aan de politiek. In de winter van 1928-1929 ondersteunde hij de campagne van de presidentskandidaat van de Communistische Partij. Bovendien steunde hij in Nicaragua de strijd van de vrijheidsheld Sandino tegen het Noord-Amerikaanse imperialisme. Het boterde echter niet met de partij: Rivera werd uit het centrale comité verwijderd. Gronden die hiervoor aangevoerd werden, waren onder meer de te grote sympathie tussen Rivera en de Mexicaanse regering onder leiding van Calles, die de Communistische Partij had verboden. Daarnaast hield Rivera zich niet aan de partijvoorschriften. Op 17 september 1929 werd hij geroyeerd. Hoewel de schilder nooit vanuit een diepe overtuiging bij de partij had gezeten, heeft hij deze gebeurtenis wel degelijk als een grote vernedering ervaren.
Van de drie kunstenaars was Modotti de meest overtuigde en militante communist. Voor Modotti had het communisme een extra dimensie: zij was een dochter van een arbeider, zij kende de ellende van het arbeidersbestaan van dichtbij. Bovendien was ze opgegroeid in Italië, een land waar de Communistische Partij zeer actief was. Ze was bij de partij betrokken geraakt door Vittore Vidali, die zij ontmoet had tijdens een demonstratie tegen de omstreden executie van de anarchisten Sacco en Vanzetti in Italië. Modotti heeft nooit geweten dat Vidali met een speciale missie naar Mexico was gestuurd. De communistische partij van Mexico genoot de speciale aandacht van Moskou vanwege de Mexicaanse Revolutie en de nabijheid van de VS. De Russen wilden voorkomen dat het partijkader in Mexico te sterk en te autonoom zou worden. Met argusogen werden de meest prominente leden bekeken.
Vidali had de opdracht om mensen als Rivera, Guerrero en Mello, toevallig allemaal minnaars van Modotti, in bedwang te houden. Achteraf bleek er een verband te zijn tussen de moord op Mello, de reis van Guerrero naar Moskou en de royering van Rivera. In alledrie gevallen was het Vidali geweest die deze gebeurtenissen had geënsceneerd. Modotti was hier echter niet van op de hoogte. Zij onderhield ook een relatie met Vidali. Hij zat samen met haar op het schip naar Europa. Vidali zorgde ervoor dat zij bij aankomst in Rotterdam niet werd uitgeleverd aan Italië. Hij was ook in Spanje toen Modotti daar aankwam. Samen keerden zij terug naar Mexico, waar zij de laatste moeizame jaren van Modotti sleten.
Kahlo was in 1927 door haar toenmalige vriendin Tina Modotti in contact gekomen met de Communistische Partij. Zij wisselde haar kleurige burgerkleding in voor het communistische uniform, bestaande uit een zwarte rok en een rode blouse. Hoewel ze de partij altijd trouw bleef, was haar betrokkenheid minder overtuigd en intensief dan die van Modotti. De vriendschap met Modotti bekoelde toen Kahlo en Rivera hun huis open- | |
| |
stelden voor Trotsky. Modotti was namelijk een overtuigd aanhanger van Stalin. In 1929 trok Kahlo zich terug uit de partij uit loyaliteit met Rivera, nadat hij uit de partij was gezet. Wél behield zij haar politieke interesse gedurende haar gehele leven. In haar laatste levensjaar, kort na de amputatie van haar been, nam zij in haar rolstoel nog deel aan een openbare demonstratie tegen de interventie van de Verenigde Staten in Guatemala. Haar geloof in het communisme bracht ze ook tot uiting in haar latere schilderijen Frida en Stalin en Het marxisme zal de zieken genezen. Uit beide schilderijen blijkt een haast religieus geloof in het communisme.
| |
Literatuur
D. Ades, Art in latin America. New Haven (Yale University Press) 1989. |
|
M. Constantine, Tina Modotti - Una vida frágil. Mexico (FCE) 1979. |
|
P. Freeman, The Diary of Frida Kahlo - An intimate self-portrait. New York (Abradale Press) 1995. |
|
A. Kettenmann, Frida Kahlo, 1907-1954 - Leed en hartstocht. Keulen (Taschen/Librero) 1993. |
|
Helm MacKinley, Modern Mexican Painters. New York (Dover Publications) 1968 (hernieuwde druk). |
|
P. Marnham, Dreaming with his eyes open - A life of Diego Rivera. New York (Alfred A. Knopf) 1998. |
|
E. Poniatowska, Tinísima. Mexico (Ediciones Era) 1992. |
|
M. Zamora (ed.), The letters of Frida Kahlo. San Francisco (Chronicle Books) 1995. |
| |
Internet
www.modotti.com |
www.cascade.net/kahlo.html |
www.diegorivera.com/diego_home.html |
|
|